René de Rooy
René André de Rooy (Paramaribo, 1 oktober 1917 – Guadalajara, 17 oktober 1974) was een Surinaams/Antilliaans schrijver en dichter. Hij schreef ook onder de namen Marcel de Bruin, Andrés Grimard en (samen met Pierre Lauffer en Jules de Palm) Julio Perrenal.
De Rooy werkte als leraar Engels en Spaans op de Antillen, in Suriname en in Mexico. Hij debuteerde als dichter in het Antilliaanse tijdschrift De stoep in 1940 en droeg veel bij aan het culturele leven op Curaçao, met name met bijdragen aan tijdschriften, maar hij schreef ook poëzie en toneel in het Papiaments (onder andere het bekroonde toneelstuk Juancho Picaflor in 1954.) In 1954 ging hij terug naar zijn geboorteland Suriname. Hij zat in de redactie van het literaire tijdschrift Tongoni (1958), waarin zijn verhaal 'De edelstenen van oom Brink' verscheen (later opgenomen in de bloemlezing Verhalen van Surinaamse schrijvers (1989), alsook gedichten waarin hij experimenteerde met een combinatie van Sranan en Saramaccaans. Vanaf 1957 werkte hij tien jaar op Curaçao, vervolgens twee jaar in Mexico, waar hij cultureel werk verrichtte op de Nederlandse ambassade. In 1969 vestigde hij zich opnieuw in Suriname, maar in 1973 keerde hij het land gedesillusioneerd de rug toe. In 1974 overleed hij te Guadalajara, Mexico, aan een hartaanval. Zijn postuum verschenen Verworpen vaderland (1979) is een felle aanklacht tegen de verloedering van zijn geboorteland (een fragment eruit verscheen in 1999 in de bloemlezing Mama Sranan; 200 jaar Surinaamse verhaalkunst). Zijn poëzie, merendeels geschreven onder de naam Marcel de Bruin, verscheen verspreid, onder meer postuum in het tijdschrift Tide tamara. Ze werd nooit gebundeld. Postuum verscheen ook nog het kinderboek Francisco en de zwaluw (1997).