Basiliek van Santa Cecilia in Trastevere

kerkgebouw in Rome

De Basiliek van Santa Cecilia in Trastevere (lat. Basilica Sanctae Caeciliae trans Tiberim) is een kerk gewijd aan de heilige Cecilia. Ze ligt drie kilometer ten zuiden van Vaticaanstad, in de Romeinse wijk Trastevere.

Basilica di Santa Cecilia in Trastevere
Santa Cecilia in Trastevere: apsis, ciborium en confessio
Santa Cecilia in Trastevere: apsis, ciborium en confessio
Plaats Rome
Denominatie rooms-katholiek
Gewijd aan Sint Cecilia
Coördinaten 41° 53′ NB, 12° 29′ OL
Gebouwd in 9de eeuw
Uitbreiding(en) 13de tot 18de eeuw
Architectuur
Stijlperiode barok
Kerkprovincie
Titulair kardinaal Gualtiero Bassetti
Officiële website
Lijst van titelkerken
Portaal  Portaalicoon   Christendom

Geschiedenis

bewerken

Sint Cecilia, patrones van de muziek, stierf rond 230 na Christus de marteldood in haar woning op de plaats van de huidige kerk. Nadat haar moordenaars tevergeefs hadden geprobeerd haar door verstikking om te brengen, werd zij onthoofd. Misschien werd reeds in de vierde eeuw op de plaats van haar woning een eerste kerk gebouwd, maar archeologisch kan dit niet worden bewezen. Wel zijn er onder de huidige kerk gedeelten van antieke woningen opgegraven en is reeds in teksten van de 5de eeuw een "titulus Caeciliae" vermeld.

Na haar dood was Cecilia's lichaam lange tijd vermist, tot het in 820 na Christus werd ontdekt in de Ceciliacrypte in de Catacombe van Sint-Calixtus aan de Via Appia. Paus Paschalis I gaf de opdracht om haar lichaam te herbegraven op de plaats van haar marteldood en er alsnog een kerk op te richten met daaraan verbonden een klooster gewijd aan Santa Cecilia en Sant'Agata. Uit die beginperiode stamt o.a. het mozaïek in de apsis van de kerk. Het 9de-eeuwse gebouw is bewaard gebleven, maar in de loop der eeuwen onderging het wel belangrijke transformaties:

  • In de 12de eeuw kreeg de kerk een klokkentoren.
  • In de 13de eeuw werd het interieur van de kerk versierd met fresco's van Pietro Cavallini en werd boven het hoofdaltaar een ciborium opgericht, gebeeldhouwd door Arnolfo di Cambio.
  • De heropening van het graf van de heilige in 1599 gaf aanleiding tot de verbouwing van de confessio vóór het hoofdaltaar. Een monument van de heilige werd in een speciale nis onder het hoofdaltaar geplaatst.
  • Nog meer ingrijpende veranderingen aan het kerkgebouw werden aangebracht in de 18de eeuw: de kerk kreeg een nieuwe vloer en nieuw gewelf; de ramen kregen een andere vorm, de voorgevel werd gewijzigd, en het voorhof (cortile) kreeg een poortgebouw aan de Piazza di Santa Cecilia.
  • In de 19de eeuw werden de antieke zuilen van het middenschip ingekapseld in gestucte bakstenen pilasters.
  • In het begin van de 20ste eeuw werd de crypte getransformeerd en opnieuw gedecoreerd.

Beschrijving

bewerken

Poortgebouw en exterieur

bewerken

Het monumentale poortgebouw aan de Piazza di Santa Cecilia dateert uit 1742 en is ontworpen door Ferdinando Fuga. Het wapenschild boven de centrale boog aan de straatzijde is dat van de opdrachtgever, toenmalig kardinaal-titularis Troiano Acquaviva.

Tussen het voorportaal en de eigenlijke basiliek ligt een ruime rechthoekige koer (cortile) ingericht als een binnentuin. In het midden is een fontein met een antieke marmeren kantharos. Aan weerszijden van de koer ligt een klooster: links dat van benedictinessen, rechts van franciscanessen.

De romaanse campanile uit de 12de eeuw is de enige scheve klokkentoren in Rome.

Tegen de gevel van de kerk aan leunt een narthex (portiek) die steunt op 4 antieke zuilen met ionische kapitelen. Daarboven loopt een minutieus uitgewerkte mozaïek uit de 12de eeuw in glaspasta. In tondo's zijn heiligen afgebeeld; Sint Cecilia is aangeduid met de letters SC. De naam "Francesco de Aquaviva" op de architraaf boven het mozaïek is die van de kardinaal-titularis die in 1724 belangrijke verbouwingen aan de kerk heeft laten uitvoeren.[1] Van hem is ook het wapenschild in het fronton van de gevel dat eveneens door hem is aangebracht.

Interieur

bewerken

Middenschip en zijkapellen

bewerken

Op de apsis in het priestergedeelte na is de oorspronkelijke middeleeuwse bouw nog nauwelijks te herkennen in het interieur. In de eerste helft van de 18de eeuw heeft de reeds genoemde kardinaal Francesco Acquaviva het houten concave gewelf laten aanbrengen en laten decoreren met stucwerk. Het fresco in het midden van het gewelf stelt de Glorie van de heilige Cecilia voor (werk van Sebastiano Conca, omstreeks 1725). Ook werden de vensters verkleind en kregen ze een andere vorm. Onder de vensters werd aan weerszijden een rij "coretti" met roosters aangebracht, van waarachter de kloosterzusters de eredienst konden bijwonen zonder te worden gezien door de aanwezigen in de kerk.

Om de stabiliteit van het gebouw te verzekeren werden in de 19de eeuw de ronde zuilen aan weerszijden van het middenschip ingewerkt in rechthoekige gestucte bakstenen pilasters.

De basiliek heeft enkel aan de rechterkant zijkapellen. De tweede kapel (meestal gesloten) wordt voorafgegaan door een smalle gang achter een sierlijk smeedijzeren hek. Deze gang is gedecoreerd met fresco's van de Vlaming Paul Bril (omstreeks 1600), die landschappen en heiligen voorstellen. Achteraan in de gang staat een beeld van Sint Sebastiaan, werk van Lorenzetto. De derde kapel die uitgeeft op het rechter zijschip is van de familie Ponziani; de vierde is die van de Relikwieën. in de vijfde en laatste kapel bevindt zich het theatrale grafmonument van kardinaal Mariano Rampolla del Tindaro (1929). Dit monument imiteert de crypte van deze basiliek die kardinaal Rampolla in het begin van de 20ste eeuw had laten verbouwen.

Priestergedeelte

bewerken

In de concha van de apsis is het mozaïek uit 820 bewaard. In het midden staat de zegenende Christus, die vanuit het paradijs de overwinningskrans krijgt toegereikt door God de Vader. Uiterst links van Christus staan paus Paschalis I met de vierkante blauwe nimbus van de levenden en met in zijn handen het model van de kerk die hij aanbiedt; dan volgen Cecilia die haar arm over de schouders van de paus legt, en Sint Pieter. Rechts van Christus staan Sint Paulus en de heiligen Valerianus (de echtgenoot van Cecilia) en Agatha. Aan de uiteinden staan palmbomen, symbool van het paradijs; op de linkse boom zit een feniks, symbool van de verrijzenis. Onder deze scène loopt een strook met tweemaal zes lammeren die de apostelen voorstellen. Zij treden naar buiten uit de heilige steden Bethlehem en Jeruzalem, en richten zich tot het Lam Gods dat centraal staat op een rots waaruit vier stromen ontspringen. Centraal op de bovenste boog, boven de hand met de zegekrans, is het monogram van paus Paschalis I te zien.

Het uiterst verfijnde gotische ciborium boven het hoofdaltaar is een meesterwerk van Arnolfo di Cambio uit 1293. Op de hoeken staan boven de kapitelen 4 beelden van heiligen: Cecilia, haar man Valerianus, Tiburtius te paard en paus Urbanus I. In de zwikken staan 2 profeten, de 4 evangelisten en 2 vrouwelijke figuren. De 4 timpanen hebben elk een rosas dat wordt ondersteund door 2 engelen.

Het marmeren beeld in de nis onder het hoofdaltaar toont hoe het lichaam van Cecilia werd aangetroffen toen haar graf in 1599 werd geopend: men beweert dat haar lichaam zelfs toen nog intact zou geweest zijn. Het beeldhouwwerk van de jonge kunstenaar Stefano Maderno geeft de heilige liggend weer, met het gezicht afgewend naar beneden zodat de wonde van de onthoofding duidelijk zichtbaar is aan haar hals. In de houding van haar beide handen meent men een verwijzing naar de drie-eenheid van God te zien. Het beeld is gemaakt uit helder wit marmer van Paros, wat sterk contrasteert met de nis van zwart marmer waarin het beeld ligt.

Archeologische site en crypte

bewerken

Links achteraan in de basiliek is de ingang tot de archeologische site die een viertal meter lager ligt. De bezoekersroute loopt doorheen resten van een huis van de 2de eeuw v.C. en van een 'insula' (flatgebouw) van de 2de eeuw n.C.[2] Daarvan resten nog zuilen, delen van mozaïekvloeren, en 8 ronde bakstenen silo's in de vloer; mogelijks waren deze bestemd voor het looien van leer, ofwel voor het bewaren van graan.

Via de archeologische site bereikt men de crypte die in het begin van de 20ste eeuw is verbouwd. De 20 koepelvormige delen van het gewelf steunen elk op 4 zuilen, en zijn bekleed met engelenfiguren in stucwerk die de Byzantijnse stijl imiteren. Achter het altaar van de crypte worden de resten van Cecilia en enkele andere heiligen bewaard in sarcofagen onder het hoofdaltaar van de basiliek.

Fresco op de binnengevel

bewerken

Via het klooster van de benedictinessen naast de kerk kan men op bepaalde tijdstippen toegang krijgen tot het koorgedeelte van de basiliek, waar men tegen de binnenzijde van de gevel fresco's van Pietro Cavallini van het einde van de 13de eeuw kan zien. Het linkse tafereel is een Boodschap aan Maria, het centrale tafereel stelt het Laatste Oordeel voor. Hierin zetelt Christus centraal, omringd door engelen en geflankeerd door Maria en Johannes de Doper. Aan weerszijden zitten 6 apostelen met de blik op Christus gericht. In de onderste strook wekken engelen met hun bazuinen de doden op uit het graf; tussen hen staan het kruis en de marteltuigen van Christus' lijdensverhaal.

Deze fresco's werden in de 16de eeuw overpleisterd voor de inrichting van het koor en werden pas omstreeks 1900 herontdekt.

Geraadpleegde bronnen

bewerken
  • (it) Valentina Oliva, La Basilica di Santa Cecilia in Roma, 49 pp., Genova (2010).
  • (it) Touring Club Italiano, Guida d'Italia: Roma, p. 528-531, Milano 1993 (8e ed.).
  • (it) Mauro LUCENTINI; Paola Lucentini, Eric Giacchino Lucentini en Jack Lucentini, La grande guida di Roma. Per chi ama la città eterna e vuole conoscerla meglio in poco tempo. Newton & Compton editori (juli 2007), pp. 568-571. ISBN 978-88-8289-053-7.
Zie de categorie Santa Cecilia (Rome) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.