Congospitsmuizen
Congospitsmuizen (Congosorex) zijn een zeldzaam Afrikaans geslacht van spitsmuizen uit de onderfamilie Myosoricinae. Ze zijn het nauwst verwant aan Myosorex en Surdisorex, twee andere Afrikaanse geslachten die samen met de Congospitsmuizen de Myosoricinae vormen. Het geslacht komt voor in de Republiek Congo, de Centraal-Afrikaanse Republiek, de Democratische Republiek Congo en Tanzania, maar is overal slechts op zeer weinig plaatsen gevonden.
Congospitsmuizen | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||
Congosorex Heim de Balsac & Lamotte, 1956 | |||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||
Myosorex (Congosorex) polli Heim de Balsac & Lamotte, 1956 | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Congospitsmuizen op Wikispecies | |||||||||||||
|
Kenmerken
bewerkenAlle soorten leven op de grond, met gereduceerde oren, ogen, staart en ledematen, en tanden gelijkend op die van andere Myosoricinae. De staart is bij C. polli en C. verheyeni 30 tot 40% van de kop-romplengte, maar bij C. phillipsorum bijna 60% van de kop-romplengte. De klauwen aan de voorvoeten hebben een middelmatige lengte. De derde valse kies in de onderkaak (p3) is meestal afwezig.
Soorten
bewerkenEr bestaan slechts drie soorten:
- Congosorex phillipsorum (Udzungwa-gebergte in Tanzania)
- Congosorex polli – Congospitsmuis (bekend van een locatie in Kasaï, Democratische Republiek Congo)
- Congosorex verheyeni (bekend van twee locaties in de Republiek Congo en één in de Centraal-Afrikaanse Republiek)
Literatuur
bewerken- Hutterer, R., Barrière, P. & Colyn, M. 2002. A new myosoricine shrew from the Congo Basin referable to the forgotten genus Congosorex (Mammalia: Soricidae). Bulletin de l'Institut Royal des Sciences Naturelles de Belgique, Biologie 71(Suppl.):7-16.
- Stanley, W.T., Rogers, M.A. & Hutterer, R. 2005. A new species of Congosorex from the Eastern Arc Mountains, Tanzania, with significant biogeographical implications. Journal of Zoology, London 265:269-280.