Cultuur van Hongarije

De cultuur van Hongarije is divers en verschilt vanaf de hoofdstad Boedapest, liggend aan de Donau, tot aan de grote laagvlakte, grenzend aan Oekraïne. Het land heeft een rijke traditie op het gebied van kunst - te denken valt aan borduurwerk, aardewerk en houtwerk. De Hongaarse muziek varieert van de rapsodies van Franz Liszt en volksmuziek tot moderne muziek die beïnvloed worden door volksmuziek en Roma-muziek. Hongarije heeft een rijke en kleurrijke literatuur met veel dichters en schrijvers, waarvan er niet velen bekend in het buitenland zijn vanwege de beperkte bekendheid van de Hongaarse taal. Bekende auteurs gedurende de afgelopen decennia zijn Sandor Marai en Imre Kertesz. Kodolanyi Janos was zeer bekend in Italië en Finland gedurende de twintigste eeuw. Imre Kertesz won de nobelprijs voor de literatuur in 2002. Péter Esterházy is zeer populair in Duitsland en Oostenrijk en Magda Szabó is onlangs bekend geworden in Europa.

Architectuur

bewerken
 
Széchenyi brug in Boedapest
 
Széchényi Spa

Hongarije is de thuisbasis van de grootste synagoge in Europa (Grote Synagoge van Boedapest), het grootste geneeskrachtige bad van Europa (Széchenyibad), de derde grootste kerk in Europa (Esztergom basiliek), de tweede grootste territoriale abdij in de wereld (Abdij van Pannonhalma), de tweede grootste barokke kasteel ter wereld (Gödöllő).

De muziek in Hongarije bestaat voornamelijk uit traditionele Hongaarse volksmuziek en de muziek van Hongaarse componisten als Franz Liszt, Franz Schmidt, Ernst von Dohnányi, Béla Bartók, Zoltán Kodály, György Ligeti en Miklós Rózsa. De traditionele Hongaarse muziek heeft een bijzonder ritme. Net als in de Hongaarse taal wordt de eerste lettergreep van elk woord bijna altijd benadrukt. Hongarije heeft ook een aantal internationaal bekende componisten binnen de hedendaagse klassieke muziek, zoals Gyorgy Kurtag, Peter Eotvos en Zoltan Jeney.

Liszt sprak tot 1870 geen Hongaars, maar identificeerde zich later duidelijk als Hongaar en richtte de muziekacademie op. Bartók werd ook geboren in het voormalige koninkrijk van Hongarije, Ligeti werd geboren in Transsylvanië. Beide hebben gestudeerd aan de Franz Liszt Muziekacademie. Ze woonden en werkten buiten de Pannonische vlakte.

Hongarije heeft een grote bijdrage geleverd op het gebied van volks-, pop- en klassieke muziek. Volksmuziek is een prominent onderdeel van de nationale identiteit en speelt nog steeds een belangrijke rol binnen de Hongaarse muziek. Hongaarse volksmuziek is ook invloedrijk in de aangrenzende landen zoals Roemenië, Slowakije en Polen. Vooral in het zuiden van Slowakije en in de Roemeense regio Transsylvanië wonen nog vele Hongaren.

Broughton[1] beweert dat het Hongaarse geluid aanstekelijk is voor buurlanden en dat is te danken aan de gemeenschappelijke Oostenrijks-Hongaarse geschiedenis. Het is dan ook niet ongewoon om Hongaars klinkende melodieën te horen in Roemenië, Slowakije en Polen. De Busójárás-carnaval in Mohács is een belangrijk volksmuziekevenement in Hongarije.

De Hongaarse klassieke muziek is in het land zelf langere tijd beschouwd als een experiment. Hoewel de Hongaarse hogere klasse culturele en politieke banden heeft gehad met de rest van Europa, konden de landelijke boeren hun eigen tradities behouden zodat de Hongaarse klassieke stijl, met Hongaarse componisten, niet verloren zou gaan. Béla Bartók en Zoltán Kodály, twee van de beroemdste componisten van Hongarije, zijn bekend geworden door de thema's op het gebied van Hongaarse volksmuziek. Bartók verzamelde hierbij volksliederen uit heel Midden-Europa, waaronder Roemenië en Slowakije.

Tijdens het tijdperk van het communistische bewind in Hongarije (1944-1989), werd een lied onderzocht naar sporen van subversie en ideologische onzuiverheid. Sindsdien is de Hongaarse muziekindustrie begonnen zich te herstellen en produceren van succesvolle artiesten op het gebied van jazz, zoals trompettist Rudolf Tomsits, pianist-componist Károly Binder, en in een gemoderniseerde vorm van Hongaarse folk, Ferenc Sebő en Márta Sebestyén.

De drie grote Hongaarse rockbands zijn Illés, Metró en Omega, waarvan vooral Omega naast Hongaarse aanhang veel fans in Duitsland en andere omliggende landen heeft. Ook blijven undergroundbands uit de jaren 1980 erg populair, zoals Beatrice. Een van de meest bekende Hongaarse elektronica-muzikanten is Yonderboi. Een van Europa's grootste muziekfestivals is het Sziget-festival dat jaarlijks plaatsvindt in Boedapest.

Literatuur

bewerken
  Zie Hongaarse literatuur voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In het begin werd de Hongaarse taal in een rune-achtig schriftuur geschreven. Het land schakelde over naar het Latijnse alfabet na het kerstenen onder het bewind van Stefanus I in de periode 1000-1038. Er zijn geen bestaande documenten van voor de elfde eeuw.

De oudste schriftelijke vermelding in het Hongaars is een fragment in de oprichting van de abdij van Tihany (1055). Dit stuk bevat Hongaarse begrippen zoals 'feheruuraru rea meneh hodu utu rea', wat ‘de militaire weg naar Fehervar’ betekent. De oudste volledige tekst is de lijkrede en het gebed van Halotto beszed es konyorges (1192-1195). Het oudste gedicht is de oude Hongaarse Klaagliederen naar Maria ('Ómagyar Mária-siralom'), dat ook een vertaling is vanuit het Latijn, uit de 13e eeuw. Het is tevens het oudst bewaard gebleven vanuit de Oeraalse talen.

 
Ferenc Kölcsey, auteur van het Hongaarse volkslied

Onder de eerste kronieken van de Hongaarse geschiedenis waren Gesta Hungarorum ('Daden van de Hongaren') en Gesta Hunnorum et Hungarorum ('Daden van de Hunnen en Hongaren'), beide in het Latijn geschreven. Deze kronieken zijn een mix van geschiedenis en legendes waardoor ze historisch niet altijd als kloppend beschouwd kunnen worden. Een andere kroniek is de Képes krónika, die voor Lodewijk I werd geschreven.

Tijdens de renaissance kwam de literatuur onder het bewind van koning Matthias Corvinus (1458-1490) tot bloei. Janus Pannonius wordt beschouwd als een van de belangrijkste schrijvers van de Hongaarse literatuur - ook al schreef hij in het Latijn. Hij was daarnaast de enige belangrijke Hongaarse humanistische dichter in deze periode. Tijdens deze heerschappij van Matthias Corvinus richtte András Hess in Boeda de eerste drukkerij op. Het eerste boek dat in Hongarije werd gedrukt was de Chronica Hungarorum ('Kronieken van de Hongaren').

De Bibliotheca Corviniana bevatte een van Europa's grootste collecties seculiere historische geschriften en filosofische en wetenschappelijke werken in de 15e eeuw. In 1489 schreef Bartolomeo della Fonte van Florence dat Lorenzo I de' Medici zijn eigen Grieks-Latijnse bibliotheek had opgericht nadat ze geïnspireerd raakten door het voorbeeld van de Hongaarse koning. De Bibliotheca Corviniana is werelderfgoed. Twee andere belangrijke figuren binnen de Hongaarse renaissance zijn dichters Bálint Balassi en Sebestyén Tinódi Lantos.

De belangrijkste dichters gedurende de regeringsperiode van koning Matthias Corvinus waren Bálint Balassi (1554-1594) en Miklós Zrínyi (1620-1664). De poëzie van Balassi kon worden onderverdeeld in drie groepen: liefdesgedichten, oorlogsgedichten en religieuze gedichten. Het meest bekende werk, episch gedicht 'Het beleg van Szigetvár', is geschreven op een vergelijkbare manier als de Ilias. In het gedicht vertelt Zrinyi heroïsch over het beleg van Szigetvár, waar zijn overgrootvader stierf tijdens het verdedigen van het kasteel van Szigetvar. Het belangrijkste stuk onder de religieuze werken is de Bijbelvertaling van Gáspár Károli, de protestantse dominee van Gönc, dat in 1590 werd voltooid.

De Hongaarse verlichting volgde ongeveer 50 jaar na de West-Europese verlichting. De eerste schrijvers van de Hongaarse verlichting waren onder anderen György Bessenyei en János Batsányi, beiden beschermers van Maria Theresia van Oostenrijk. De grootste dichters van deze periode waren Mihály Csokonai Vitéz en Dániel Berzsenyi. De verlichting leidde tot een hervorming van de Hongaarse taal. Het grootste figuur in deze hervorming was Ferenc Kazinczy. Vanaf dat moment werd het Hongaars nuttig voor het schrijven van wetenschappelijke artikelen. Er ontstonden veel nieuwe woorden om uitvindingen te kunnen benoemen.

De Hongaarse literatuur verwierf meer recentelijk bekendheid buiten de grenzen van Hongarije door voornamelijk Duits-, Frans- en Engelstalige vertalingen. Sommige moderne Hongaarse auteurs zijn populair geworden in Duitsland en Italië. In het bijzonder Sándor Márai, Péter Esterházy, Péter Nádas en Imre Kertész. Kertesz is een Joodse schrijver en overlevende van de Holocaust, die in 2002 de nobelprijs voor literatuur won.

De klassiekers van de Hongaarse literatuur zijn grotendeels onbekend buiten Hongarije. János Arany, een beroemde 19e-eeuwse dichter, is nog steeds erg geliefd in Hongarije. Arany verscheen onder andere in ‘echte klassiekers’ met andere dichters als Sándor Petőfi (de dichter van de revolutie van 1848), Endre Ady, Mihály Babits, Dezső Kosztolányi, Attila József en János Pilinszky. Andere Hongaarse auteurs zijn Ferenc Móra, Géza Gárdonyi, Zsigmond Móricz, Gyula Illyés, Albert Wass en Magda Szabó. Vilmos Kondor heeft met zijn roman 'Budapest noir' (2012) in de afgelopen jaren een nieuwe trend ingezet en wordt daarmee de schepper van het Hongaarse noir genoemd.


Spa-cultuur

bewerken

Hongarije is een land met thermaal water. Een passie voor spa-cultuur en Hongaarse geschiedenis zijn vanaf het begin met elkaar verbonden. De Hongaarse spa-cultuur is multicultureel, wat terug te zien is aan de architectuur: Hongaarse spa's hebben Romeinse, Griekse, Turkse en noordelijke architectonische elementen. Vanwege een gunstige geografische locatie kan thermaal water met een goede kwaliteit en in grote hoeveelheden op meer dan 80% worden gewonnen van het grondgebied van Hongarije. De Romeinen luidden het eerste tijdperk van de spa in Hongarije in; overblijfselen van hun badcomplexen zijn nog te zien in Óbuda. De spa-cultuur werd nieuw leven ingeblazen tijdens de Turkse invasie; de Turken gebruikten de thermale bronnen van Boeda voor de bouw van een aantal badhuizen, waarvan sommige nog steeds in gebruik zijn (zoals het Királybad en het Rudasbad). In de 19e eeuw vormden de vorderingen in diepboren en medische wetenschap de springplank voor een verdere sprong in de badcultuur. Grote spa's zoals het Gellértbad, het Lukácsbad, het Margaretha-eiland en het Széchenyibad zijn een weerspiegeling van deze heropleving in populariteit. Ongeveer 1500 thermale bronnen zijn te vinden in Hongarije. Ongeveer de helft hiervan wordt gebruikt om te baden. De spa-cultuur heeft een geschiedenis van bijna 2.000 jaar in Boedapest. Boedapest heeft de rijkste toevoer van thermaal water onder de hoofdsteden van de wereld.[bron?] Er zijn ongeveer 450 openbare baden in Hongarije. Tegenwoordig laat de trend zien dat bad-bedrijven hun faciliteiten moderniseren en de aangeboden diensten uitbreiden. Een totaal van 50 van de 160[bron?] openbare baden zijn gekwalificeerd als spa's in het hele land. Diensten als genezingsdoeleinden worden aangeboden. Deze spa's bieden vele soorten fysiotherapie.

Het wijnbouwgebied van Egerszalók

bewerken

De spa in Egerszalók staat bekend om zijn positie in een van de belangrijkste wijnbouwgebieden van Hongarije. Egerszalók is ook opmerkelijk voor door de mens veroorzaakte geologische morfologie: toen de spa in 1961 door de overheid werd uitgebreid, nam de stroom van oververzadigd mineraalwater sterk toe, wat leidde tot de afzetting van een heuvel van glanzend wit travertijn.

Het thermale Hévízmeer

bewerken
 
Het meer bij Hévíz

Het Hévízmeer is het grootste biologisch actieve, natuurlijke thermale meer ter wereld.[bron?] Het oudste en bekendste bad van Hongarije; in overeenstemming met gegevens uit de Romeinse tijd heeft het een geschiedenis van 2000 jaar. De Hévíz-behandeling, in zijn huidige betekenis, dateert ook van meer dan 200 jaar terug. Het 4,4 hectare grote meer wordt gevoed door een bron die water oppompt vanaf een diepte van 38 m, met zwavel, radium en mineralen. Vanwege de hoge waterproductie in de lente wordt het water van het meer binnen 48 uur volledig veranderd. Het water van het meer is even rijk aan opgeloste stoffen en gassen en combineert de gunstige effecten van natuurlijk koolzuurhoudend geneeskrachtig water en water met zwavel, calcium, magnesium, waterstofcarbonaat, en water met een licht radioactief gehalte. De unieke medicinale Hévíz-modder bevat zowel organische als anorganische stoffen en de radiumzouten en gereduceerde zwavelhoudende oplossingen daarin vertegenwoordigen speciale medicinale factoren.[bron?] De temperatuur van het water is 's winters 23-25 °C en 's zomers 33-36 °C.

Volksdans

bewerken
 
Csárdás
  • Ugrós (springdansen): Oude dansstijl die teruggaat tot aan de Middeleeuwen. Hiertoe behoren solo- of parendansen begeleid door oude stijlmuziek, herders en andere solomannendansen uit Transsylvanië, en marsdansen alsook overblijfselen van middeleeuwse wapendansen.
  • Karikázó: Een cirkeldans door vrouwen uitgevoerd, en door zang van volksliedjes begeleid.
  • Csárdás: Nieuwe dansstijl ontwikkeld in de 18e en 19e eeuw, het is de Hongaarse naam van de nationale dansen, met Hongaarse geborduurde kostuums en energieke muziek. Van de ingewikkelde laarslappende dansen tot de dansen van de oude vrouwencirkel, csárdás toont de uitbundigheid van het Hongaarse volksdansen dat nog steeds wordt gevierd in de dorpen.
  • Verbunk: Een solistische mannendans ontstaan uit de rekruteringsvoorstellingen van het Oostenrijks-Hongaarse leger.
  • Legényes: Een solistische mannendans uitgevoerd door het etnische Hongaarse volk uit de regio Kalotaszeg in Transsylvanië. Hoewel meestal gedanst door jonge mannen kan het ook worden gedanst door oudere mannen. De dans wordt voor de muziekgroep meestal door één danser per keer in vrije stijl uitgevoerd. Vrouwen nemen deel aan de dans door aan de zijlijn staande verzen te zingen/roepen terwijl de mannen dansen. Elke jongen doet een aantal punten (danspassen) meestal 4 tot 8 zonder herhaling. Elk punt bestaat uit vier delen, die elk vier tellen duurt. Het eerste deel is meestal voor iedereen hetzelfde - gebruikelijk zijn er slechts enkele variaties.

Borduurwerk

bewerken
 
Een vőfély in traditioneel kostuum, circa 1885. Een vőfély is de ceremoniemeester bij traditionele Hongaarse bruiloften en draagt een onderscheidende hoed met lint ter herkenning.

Het was in het begin van de 18e eeuw dat de huidige stijl van de Hongaarse volkskunst vorm kreeg, met zowel renaissance en barokelementen, afhankelijk van het gebied, evenals Perzische Sassanidische invloeden. Bloemen en bladeren, soms een vogel of een spiraalvormig ornament, zijn de belangrijkste decoratieve thema’s. Het meest voorkomende ornament is een bloem met een middelpunt dat lijkt op een oog van een pauwenveer. Bijna alle manifestaties van volkskunst die elders worden beoefend in Europa, floreerden op een of andere moment ook onder de Magyaarse boeren, hun keramiek en textiel waren de meest ontwikkelde van allemaal. De beste prestaties in hun textielkunst zijn de borduurwerken die van regio tot regio variëren. Die van Kalotaszeg in Transsylvanïe zijn charmante producten van oosterse ontwerp, voornamelijk genaaid in een enkele kleur: rood, blauw of zwart. De borduurselen zijn zacht in lijn en worden aangebracht op altaarkleding, kussenslopen en dekens. In Hongarije, meer precies in Sárköz (een historisch gebied in Tolna) in Transdanubië en in de Matyóföld op de Grote Hongaarse Laagvlakte, worden de beste borduursels geproduceerd. In de regio Sárköz zijn de dameshoeden met zwarte en witte ontwerpen zo delicaat als kant en gegeven deze een bewijs van een smaakvol en artistiek gevoel van de drager. De geborduurde motieven op de dameskleding, zijn ook overgebracht op tafelkleden en lopers, tegenwoordig in gebruik als wanddecoraties.

Traditionele volkskledij (17e tot 19e eeuw)

bewerken

Keramiek

bewerken

Zwart aardewerk

bewerken

Vaten van zwarte klei laten met hun patronen en vormen meer dan driehonderd jaar traditionele Transdanubische volkskunst zien. Vanwege het handwerk is elk exemplaar uniek, zowel qua vorm als qua decoratie. De vormen zijn gemaakt door afdrukken van de duim of een vinger van de keramist.

Herend porselein

bewerken

In 1826 werd de porseleinfabriek Herend opgericht. Het is een van ’s werelds grootste keramiekfabrieken, gespecialiseerd in luxe porselein dat met de hand is geverfd en verguld. Midden 19e eeuw was Herend leverancier aan de Habsburgse dynastie en aan aristocratische klanten in heel Europa. Veel van zijn klassieke patronen heeft het bedrijf nog steeds in productie. Na de val van het communisme in Hongarije werd de fabriek geprivatiseerd; tegenwoordig is het voor 75% eigendom van het management en haar medewerkers, en exporteert het naar meer dan 60 landen.