Gebruiker:Chescargot/Onze-Lieve-Vrouw ten Pijnbomen

Deze kladblokversie wordt - afhankelijk van de voortgang - stukje bij beetje naar het gepubliceerde artikel verplaatst. Verplaatste delen zijn doorgestreept.

Onze-Lieve-Vrouw ten (ter) Pijnbomen, kortweg De (Ter) Pijnbomen[1] en ookwel in het Frans 'Pins' genoemd[2], was een christelijke missiepost in het Chinese dorpje Shung shu tsui tsû, ofwel het pijnbomendorp (thans: 士毅村; Shiyicun). Dit dorpje maakt sinds 1955 deel uit van stadsprefectuur Chaoyang in de provincie Liaoning en de autonome regio Binnen-Mongolië, China.

Onze-Lieve-Vrouw ten Pijnbomen rond 1900

De Pijnbomen werd sinds de zestiende eeuw bestierd door Lazaristen en vanaf 1883 door de Scheutisten. Het was hun belangrijkste post in het toenmalige Jehol, een apostolisch vicariaat in Oost-Mongolië. De bisschoppelijke residentie maakte deel uit van een netwerk van missieposten in het verre oosten, gebouwd en bemand door de rooms-katholieke missie in China. Het werd in 1947 vrijwel geheel vernield; anno 2021 bestond hiervan alleen nog het zusterklooster.[3]

Benaming

bewerken

De naam van het complex is deels afgeleid van het feit dat ooit in de omgeving van de residentie veel pijnbomen groeide (i 松树嘴子, Shung shu tsui tsi, 'pijnboommond')[4]. Gecombineerd met de devotie van de Scheutisten tot Maria, ontstond ‘Onze-Lieve-Vrouw Ter Pijnbomen' (mandarijns: Shung shu tsui tsû[5]), kortweg De Pijnbomen. De veelal Belgische paters verkortten de naam in het dagelijks taalgebruik tot ‘Pins’, Frans voor pijnbomen.[3][2]

Volgens de Chinese overheid heette het nabijgelegen dorp oorspronkelijk Songshuzuizi. Dit dorp werd in 1966 omgedoopt tot Shiyicun (士毅村; "Shiyi-dorp") ter nagedachtenis aan Zang Shiyi (1884 – 1956), een revolutionaire martelaar in China.[6]

Locatie

bewerken

<kaart van de toenmalige Vicatiaten de regio's, relatie tot belangrijkste nabijliggende steden (Peking) en Chinese muur, etc>

Het was het Vicariaat van Jehol en daarmee de belangrijkste missiepost in Oost Mongolie. Het was tevens het meest oostelijk gelegen van de drie bisschoppelijke missieposten in het Mongolische gebied van China.

De Pijnbomen lag ten noorden van de Chinese muur in het westerse deel van toenmalig oost-Mongolië, in de invloedszone van Mantsjoerije. Het was destijds slechts te voet of te paard te bereiken. Peking 400 km ZWW Xiwantsi 450 km NWW.

De Pijnbomen lag aan de noordkant van een gelijknamig dorp (thans Shiyicun) in een diepe noordzuidelijk lopende vallei, met rotsbergen aan weerszijden, door zomerregens geërodeerd. De noordenwind heeft hier vrij spel. Het klimaat is er extreem met strenge winters en hete zomers.[6]

Het gebied had vooral tot rond de 20e eeuwwisseling te doen met rondzwervende bendes. In tijden van politieke onrust vormde het gebied tevens een strijdtoneel voor de Chinese en Japanse legers en de communistische rebellen. De Pijnbomen werd dan ook als een fort gebouwd ter verdediging tegen deze invloeden.

Beschrijving

bewerken
 
Fort Onze-Lieve-Vrouw ter Pijnbomen

De bisschoppelijke residentie besloeg een oppervlakte van ruim drie hectare, bewoond door gemiddeld 100 tot 150 mensen, inclusief zo'n twintig paters. Het was opgezet als een goed verdedigbare fort. Het combineerde functionele architectuur met defensieve maatregelen. Het diende zowel als religieus centrum en als bescherming tegen eventuele vijandige invallen.

Verdediging

bewerken

De missiepost werd omringd door een stevige vestingmuur, opgebouwd uit rotsstenen. Deze muur had met een totale lengte van 714 meter, een hoogte van vijf meter en een dikte van 1,35 meter, een inhoud van rond de 5000 kubieke meter. De stenen waren handmatig met karretjes uit de omgeving aangevoerd. Het was voorzien van vier gekanteelde torens op de hoeken, die in tijden van nood een effectieve verdediging mogelijk maakten. Voor extra bescherming waren de torens uitgerust met repeteergeweren. Bij dreiging van vijandelijke invallen werden behalve de reguliere verdediging (bewapening van de mensen, aanleg van schietgaten) kachelpijpen in de schietgaten geplaatst (van buitenaf leken deze op kanonnen) en werden banieren opgesteld, zodat de residentie er van buitenaf beter verdedigd uitzag dan het was.

Bouwwerken

bewerken
 
Het kerkje

Het terrein bevatte een parochiekerk, die tevens als kathedraal dienst deed; en een klooster van de heilige kindsheid met kapel. Het kloostergebouw leek qua stijl op een Nederlands klooster, en was het enige gebouw met een verdieping. Voorts was er een college en seminarie met grote kapel; de ambtswoning van de bisschop, ook met kapel. Deze kapel stond op een verhoging met een Mariabeeld, gemodelleerd naar een voorstelling van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen. Er was een weeshuis ('Kindsheid'), waar in 1935 nog een grote school bijkwam. Voorts waren er het procuur (‘kantoor’); woningen van de missionarissen, woningen van de bedienden, keukens, stallen, en washuizen.

De gebouwen waren eenvoudig van opzet. De huizen waren gelijkvloers en bestonden uit kamers met muren van gebakken stenen. De daken waren bedekt met riet of sorghumstro, verstevigd met leem. Hoewel een deel van de ramen van glas was, waren er nog veel ramen bedekt met oliepapier, dat kwetsbaar was voor invloeden van buitenaf. De leefomstandigheden waren spartaans. De kamers, waaronder een kleine eetkamer en slaapvertrekken, waren eenvoudig ingericht. Het meubilair was minimaal en de verwarming werd verzorgd door traditionele bed-ovens (kang). Het complex kampte met veel stof dat door kieren in deuren en ramen binnendrong. De vloer, gemaakt van zwakke brikken, droeg hieraan bij.[7]

Open ruimte

bewerken

De open ruimte van de residentie was verdeeld in speelplaatsen van de studenten, moestuinen, met wijnstokken beplante tussenplaatsen, ingang, en een hof voor de paarden.[6][3]

Leef- en werkomstandigheden

bewerken

De paters werkten vooral onder de lokale bevolking, een bevolkingsgroep van Chinese immigranten. De kerk verpachtte grond aan hen, waardoor zij verbonden raakten met de kerk. In de winter kregen zij godsdienstonderricht in de missiepost. In de pins woonden zo'n twintig paters. Ze hadden een groot college en een seminarie voor jongens en er was een huis voor broeders, waaronder inlandse broeders. Een pater was pastoor van de parochie in de Pins. De zogenaamde 'reispater' trok met muilezel van missiepost naar missiepost.[2]

De winters waren zwaar en de zomers heet.

De missiepost lag in een gebied waar benden rondzwierven en nederzettingen aanvielen. Ook Het gebied was geregeld onderworpen aan oorlogshandelingen en wanneer er geen politieke onrust was, had de omgeving te leiden aan rondzwervende benden. De bewoners waren dan ook goed voorbereid en waren getraind met de wapens.

Achtergrond

bewerken

De eerste missionarissen van Scheut arriveerden in 1865 voor een ‘stage’ voordat ze er zelf aan de slag gingen. De lazaristen wilden liever zelf blijven en stelden voor om het gebied op te delen tot er genoeg missionarissen de oversteek hadden gemaakt. Verbist en zijn compagnons ontfermden zich aanvankelijk over het centrale en oostelijke deel van Binnen-Mongolië. In september 1866 vertrokken de laatste Lazaristen met het merendeel van de Chinese priesters en de materiële bezittingen.

De missionarissen van Scheut kregen toen te maken met een nijpend tekort aan priesters en financiële middelen en moesten zich noodgedwongen verspreiden over het uitgestrekte vicariaat. Théophile Verbist, grondlegger van de Congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria te Brussel[8], bleef als apostolisch vicaris achter in Xiwanzi en regelde van daaruit de komst van een tweede groep. Hij hield een ‘ronseltocht’ langs diverse grootseminaries in Nederland, waaronder in Rijsenburg, waar hij theologanten als Ferdinand Hamer (1840-1900) uit Nijmegen, Gerard Muiteman (1842-1877) uit Utrecht, Theodoor Rutjes (1844-1896) uit Duiven en Willem Meijer uit Zeddam wist over te halen en mee te komen. In november 1866 arriveerde de tweede groep, de vier priesters Meijer, Verlinden, Guisset en Thijs. Een jaar later arriveerde een derde en voorlopig laatste karavaan met nog twee priesters.[9]

Rol van de Scheutisten in Binnen-Mongolië

bewerken

De congregatie van de Scheutisten speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van Binnen-Mongolië. Zij richtten zich op verschillende gebieden, waaronder landbouw, onderwijs, gezondheidszorg, opvang van weeskinderen, wetenschappelijk onderzoek en de oprichting van christelijke gemeenschappen.

Op het gebied van landbouw hielpen zij bij de ontwikkeling van een irrigatiesysteem dat gebruikmaakte van het water van de Gele Rivier, waardoor tienduizenden hectaren grond vruchtbaar werden. Dit stelde boeren in staat om eigen grond te bewerken.

In het onderwijs stichtten de Scheutisten honderden scholen, variërend van lagere en middelbare scholen tot normaalscholen voor jongens en meisjes, en opleidingen voor verpleegkundigen.

In de gezondheidszorg openden zij dorpsklinieken voor basiszorg en een regionaal ziekenhuis in Suiyuan, dat gespecialiseerde zorg bood aan patiënten uit heel Binnen-Mongolië. Daarnaast bouwden zij weeshuizen voor verstoten kinderen, waar deze werden opgevangen, gedoopt en katholiek opgevoed.

De Scheutisten verrichtten ook wetenschappelijk onderzoek en specialiseerden zich in Chinese en Mongoolse talen, filosofie, kunst, architectuur en andere disciplines.

Op religieus gebied richtten zij lokale kerkgemeenschappen op. Het aantal christenen groeide van 6.000 in 1865 tot 230.000 in 1950. Zij vormden Chinese priesters in grootseminaries en droegen bisdommen over aan Chinese bisschoppen. Tijdens de Culturele Revolutie is veel van wat bereikt leek te zijn weer verwoest.[9]

Geschiedenis

bewerken

In het gebied ten noorden van de grote muur van China waren Franse Lazaristen al vanaf de zestiende eeuw aanwezig op diverse posten, waaronder een te shu tsui tsû.

1856: Bouw van het kerkje door de Franse Lazaristen.

Aankomst eerste, tweede en derde zending paters

1883: Algehele overname van de missiepost door de paters van Scheut. De post ging sindsdien verder onder de naam OLV Ten Pijnbomen.[1]

In de 19e eeuw was de Qing-dynastie tanende wat leidde tot opstanden en oncontroleerbare benden die de streken onvwjlig maakten.[1] [10]

De boksersopstand leidde In 1900 kwam de missiepost wekenlang onder zwaar beleg van de van Boksers en Mongolen. De verdediging hield stand en uiteindelijk werd het complex en haar bewoners gered door Russische troepen onder leiding van generaal Julij Lukjanovich Jelets, die later tevens als auteur faam zou maken.[11][12][13][14]

De strijd voorafgaande de Japanse annexatie van Mantsjoerije in het Japanse keizerrijk


1919 (?) hongersnood

Aankomst eerste (1922) tweede (1923) en derde (1924) vierde (1928) vijfde (1930) zesde (1932) en zevende (1934) zending zusters


1947: Vernieling van de missiepost als gevolg van oorlogshandelingen tussen de regeringstroepen van Chiang Kai-Shek en communistische rebellen.

Bekende bewoners

bewerken

Op de missiepost woonden, behalve rond de twintig paters, ook ... kinderen en 'nieuw-christenen'.

Enkele bekende namen waren;

Noten en referenties

bewerken
  1. a b c Harry Knipschild (2015), "Het China van Hubert Kallen", hoofdstuk 2 in Hubert Kallen in China, 1897-1902 (feuilleton)
  2. a b c José Eijt (1998). Gaan voor God: ideaal en praktijk van missie in historisch perspectief. Uitgeverij Verloren, "Mensen Gods liefde leren kennen", p. 101 e.v.. ISBN 978-90-6550-607-8.
  3. a b c Charles Caspers (2021). In alles de Liefde. Amersfoort: Wilco, pp. 38-129.
  4. Jeroom Heyndrickx (juni 2016). Het merkwaardige verhaal van Pierre Gardi Tchinglejab (1820-1893), de eerste Katholieke Mongoolse priester ooit, gewijd in 1854. Verbiest koerier 26
  5. Shung shu tsui tsû wordt op verschillende manieren geduid, fonetisch ook wel als Soeng sjoe tswie tzeu, Sung-shu-tsui-tzû.
  6. a b c Ton Meijer (2024). “Willem Meijer Missionary in Eastern Inner Mongolie 1866-1909.” - via academia
  7. Harry Knipschild (2015), Een brief uit de missie, hoofdstuk 8 in Hubert Kallen in China, 1897-1902 (feuilleton)
  8. Deze congregatie had een klooster in Scheut, een wijk van de Belgische gemeente Anderlecht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Missionarissen van deze congregatie worden daarom ook wel ‘Scheutisten genoemd.
  9. a b Beginjaren W Meijer Binnen Mongolie. Willem Meijer Scheutist. Geraadpleegd op 1 december 2024.
  10. Wilbert Voets, Alwin Goossens (1990). Uit de Oostmongoolse brieven van pater Alwin Goossens. Maatstaf 38
  11. "Belgische missionarissen door Russische troepen gered" (nieuwsbericht), november 1990
  12. Willem Meijer (1901), "Brief van den Eerw. Pater Weijer", Annalen der Missionarissen van Sparrendaal, jaargang 1, 8 januari 1901, p.81-83
  13. Loockx, Kristof, Damme, Ilja Van (1 oktober 2022). Dappere Russen, wrede Chinezen en beate missionarissen: Julij Lukjanovich Jelets en het fenomeen van de geïllustreerde lezingen in de Belgische belle époque. De Moderne Tijd 6 (2/3): 136–162. ISSN:2588-8277DOI:10.5117/DMT2022.2-3.004.LOOC.
  14. Mgr. Louis Van Dyck 1862-1937. Loenhout - Missionarissen. Geraadpleegd op 4 december 2024.
Zie de categorie OLV ten Pijnbomen van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

Categorie:Geschiedenis van de zending Categorie:Voormalig bouwwerk