Gebruiker:Hubert Van den Bergh/Schakeltechniek
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Toelichting: samen te voegen met het artikel NMVB-seinstelsel
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
De Belgische Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB) had enkelspoorbaanvakken op de meeste lijnen; de door haar ontwikkelde Techniek van het NMVB-seinstelsel was bijzonder omdat het met beperkte middelen bedrijfszekerheid en veiligheid garandeerde.
Het stelsel gebruikt als voeding de 600 Volt van de bovenleiding. Aan weerszijden van het enkelspoorbaanvak bevindt zich een relaiskast, verbonden door slechts één draad per rijrichting om alle schakelingen te realiseren en alle lampen van de rijrichting te laten branden.[1] Toch kon het de vereiste verkeersstromen aan en werkte het “fail safe”. Het uiterlijk en het gebruik worden voorgesteld in het artikel NMVB-seinstelsel.
De relaiskast
bewerken
Het bijzondere van het seinstelsel is een hoofdrelais per rijrichting, geplaatst in de kast kant uitrij. Dit is geen gewoon relais met werkstand (bekrachtigd) en ruststand (onbekrachtigd), maar het heeft drie fasen. Bij bekrachtiging van de spoel gaat het juk omhoog en wordt dan door een grendel in die stand gehouden. Wanneer de grendel wordt weggetrokken door een tweede spoel valt het juk in zijn onderste stand, de feitelijke “werkstand”, hoewel onbekrachtigd.
Het inrijrelais (kast inrij) is een normaal relais met bekrachtiging voor de werkstand, geen bekrachtiging voor de ruststand.
Alle relais werken met zwaartekracht in plaats van een terugstelveer, omwille van de bedrijfszekerheid.
In het midden links het hoofdrelais met onderaan het grendelmechanisme en de ontgrendelspoel.
In het midden rechts het inrijrelais van de tegenrichting.
Naast de ontgrendelspoel: de sleutelcontacten.
Bovenaan twee 250 Ω weerstanden in serie met de spoel van het hoofdrelais en één 1050 Ω weerstand in serie met het inrijrelais. Onderaan de zekeringen en de algemene schakelaar.
Het elektrisch schema
bewerkenHet NMVB-schema toont de onderdelen zoals ze fysisch geschikt zijn, maar kan vereenvoudigd worden in een principeschema dat snel te begrijpen is.[2]
In het midden van het principeschema staan de twee doorgaande serieschakelingen van lampen en relaiscontacten, alles in rusttoestand.
Beide serieschakelingen zijn aan weerskanten aan aarde gelegd, de lampen branden niet.
Wanneer een tram de enkelspoorsectie gaat inrijden aan kast A wordt het inrijrelais I1 (onderaan links) bekrachtigd door het bovenleidingcontact of met het sleuteltje. In de serieschakeling van richting 1 schakelen de contacten van I1 om, de schakeling wordt aan de 600 Volt gelegd, er vloeit stroom van kast A naar kast B, de lampen branden. Maar in die serieschakeling zit ook de ontgrendelspoel van het hoofdrelais HR1 in kast B, dat dus ontgrendelt en in zijn werkstand valt. Zijn contacten schakelen om, de serieschakeling wordt ook in kast B aan de 600 Volt gelegd, de lampen doven. Wanneer aan de inrijkant de pantograaf het bovenleidingcontact verlaat valt I1 weer in ruststand, de contacten vallen terug, de serieschakeling wordt in kast A aan aarde gelegd, er vloeit nu stroom van kast B naar kast A. Dit alles gebeurt binnen een seconde, maar het aan-uit-aan van de lampen was steeds duidelijk zichtbaar.
Wanneer de tram de enkelspoorsectie heeft bereden wordt de bekrachtigingsspoel van het hoofdrelais gevoed (onderaan rechts), het trekt aan en wordt onmiddellijk vergrendeld. Alles is weer in rust.
Voor de tegenrichting is dezelfde schakeling aanwezig.
Fail safe
bewerkenElk veiligheidssysteem moet bij defect in veilige stand vallen. Ook bij normale werking mogen er geen onveilige situaties kunnen ontstaan.
Zoals in het schema te zien is zit er in de serieschakeling van elke richting ook een rustcontact van het hoofdrelais van de tegenrichting. Dat wil zeggen dat men zijn richting niet kan activeren als de tegenrichting geactiveerd is. Dus: wachten tot de tegentram voorbij is.
Het seinstelsel gebruikt de bovenleidingspanning als voeding. Als die spanning wegvalt terwijl er een tram in de enkelspoorsectie rijdt, dan valt de tram stil, het hoofdrelais van zijn richting blijft liggen, het hoofdrelais van de tegenrichting blijft vergrendeld. Wanneer de 600 Volt hersteld wordt mag de tram gewoon verder rijden, de seininrichting werkt weer normaal voor zijn richting.
Als er een lamp stuk gaat tijdens de rit, dan doven alle lampen, maar het hoofdrelais blijft afgevallen, dus de tram kan verder rijden. Er kan geen tram de tegenrichting activeren. Bij het uitrijden werkt het hoofdrelais normaal. Er kan dan een tram in de tegenrichting vertrekken. Maar de eerstvolgende tram in de eerste richting heeft een probleem. Hetzelfde probleem doet zich voor als een lamp stuk springt bij het inschakelen, zoals dat meestal het geval is bij gloeilampen. Waarschijnlijk is het hoofdrelais al afgevallen, maar de lampen branden niet meer. Deze situatie was uitzonderlijk, want de installaties werden goed onderhouden. [3]. Voor een eventuele onderbreking waren gedragsregels opgesteld.[4]
Het stelsel voorziet ook in de kleine mogelijkheid dat aan weerszijden een tram inrijdt op hetzelfde ogenblik. Het hoeft niet exact op hetzelfde ogenblik te zijn. Wanneer de tegenrichting zou inrijden met een kleiner tijdsverschil dan de vertraging van het ontgrendelen, dan vallen beide hoofdrelais af, maar ze onderbreken mekaars kring, er branden geen lampen. Er ontstaat een onbegrijpelijke situatie, die eigenlijk eenvoudig kan opgelost worden als men het zou weten: met het sleuteltje de tegenrichting laten “uitrijden” en dan zelf inrijden. Maar dát is verboden. Daarom is er in kast B een bijkomend rustcontact van inrijrelais 2 in serieschakeling 1 geplaatst. Dit contact is het eerste wat werkt en geeft een absolute voorrang aan inrij 2 wanneer ze “tegelijk” aanmelden.
- ↑ Archieftekeningen en schema's van de NMVB, 18053, 17993,archief VlaTAM IV C5 G,
- ↑ Société Nationale des Chemins de Fer vicinaux, signalisation automatique, description; archief VlaTAM IV C5 F, 1
- ↑ Onderhoud van de lantaarnen voor enkelspoorsignalisatie, T/RF/361.0:1, archief VlaTAM IV C5 F, 4
- ↑ Onderrichtingen betrekkelijk de seinlampen, archief VlaTAM IV C5 F, 4
Categorie:Tram Categorie:Railinfrastructuur in België Categorie:Buurtspoorwegen in België