Gebruiker:Kameraad Pjotr/northumbria
Het koninkrijk Northumbria was een Angelsaksisch koninkrijk in Engeland dat in 651 ontstond uit het samenvoegen van de koninkrijken Bernicia en Deira,[1] en hield op te bestaan in 866/867, na de invallen van de Noormannen.[2] Het rijk omvatte Engeland boven de Humber, vandaar de naam, tot aan de Firth of Forth.
Chronologische ontwikkeling
bewerkenOntstaan van Northumbria: Bernicia en Deira
bewerkenBernicia was het meest noordelijke van de twee Angelsaksische koninkrijken die het koninkrijk Northumbria zouden vormen. Het rijk ontstond waarschijnlijk al in de 6e eeuw, ten gevolge van de invallen van de Angelen en de Saksen.[3] Rond 600 is de enige bekende nederzetting van Bernicia de rots Bamburgh, maar men vermoedt dat het rijk zich uitstrekte langsheen de kustlijn.[3] De lijn van de koningen van Bernicia zou later binnen Northumbria een zeer belangrijke rol spelen.[3]
Naast Bernicia speelde ook Deira (of Dere) een belangrijke rol in de totstandkoming van Northumbria. Sporen van Deira werden al aangetroffen in begin 6e eeuw, in hedendaags Yorkshire, maar de bakermat van het rijk ligt waarschijnlijk rond een zijrivier van de Humber.[3] In de 7e eeuw breidt het rijk zich uit naar delen van het oude Britse koninkrijk Elmet, namelijk Aire en Warfe.[3]
Ondanks het feit dat het hier ging om twee verschillende koninkrijken, bestond er al vroeg in de Angelsaksische wereld een onderscheid tussen de Angelen boven de Humber en de Angelen onder de Humber.[4] Dit onderscheid is vreemd te noemen, aangezien er geen culturele of raciale verschillen zijn tussen beide volkeren, en hun aankomst in Engeland, omstreeks de 5e eeuw, was ook ongeveer gelijktijdig.[4] De echte oorzaak van dit verschil, dat lang in de Engelse geschiedenis is blijven doorleven, ligt waarschijnlijk in de aanwezigheid van het Britse koninkrijk Elmet, dat zich ontwikkeld had rond de Humber.[4]
Deze oude Britten vormden een formidabele tegenstander voor de Angelen, in die mate zelfs dat tot halverwege de 6e eeuw de aanwezigheid van de Angelen zich beperkte tot de kustgebieden.[5]
In 588 kwam het voor het eerst tot een vereniging van Bernicia en Deira, toen een dochter van Aelle van Deira huwde met Aethelric van Bernicia. In 593 kon deze Aethelfrith, de zoon van Aethelric, de troon van de beide rijken opeisen.[5]
Gedurende de regering van Aethelfrith breidde het nieuwe koninkrijk Northumbria zich sterk uit, vooral door oorlogen tegen de Britten, waarbij het initiatief niet altijd bij de Angelen lag.[6] In 574 was in het Brits-Ierse koninkrijk Argyll Aedan mac Gabrain aan de macht gekomen, die de Britten kon verenigen en eind 6e eeuw de aanval opende op Aethelfrith.[6] De Angelen slaagden er echter in om een belangrijke overwinning te behalen, waarna zij hun rijk konden uitbreiden tot aan de kusten van de Ierse zee.[6] Dit zorgde ervoor dat de Britten in Wales werden afgesloten van de Britten uit Schotland.[6]
Northumbria onder Edwin
bewerkenAethelfrith was echter niet de enige die meende recht te hebben op de kronen van Bernicia en Deire. De zoon van Aelle, Edwin, beschouwde zich eveneens als de wettige erfgenaam en begon een burgeroorlog met Aethelfrith.[7] Hij kreeg hierbij de steun van een andere Angelsaksische koning, namelijk Raedwald van Oost-Anglia.[7] In 616 kon hij de overwinning behalen en werd de nieuwe koning van Northumbria, aangezien Aethelfrith op het slagveld ws omgekomen.[7]
Na deze overwinning was Edwin niet enkel de koning van de Angelen benoorden de Humber, maar was hij ook bretwalda van de een confederatie van Angelsaksische koninkrijken bezuiden de Humber, met uitzondering van het koninkrijk Kent.[7] Toch erkende ook Kent zijn heerschappij, aangezien hij gehuwd was met een Kentische prinses.[7]
Door zijn status als bretwalda wordt zijn leven verheerlijkt en wordt hij afgeschilderd als een epische held, waarbij zijn opklimming van banneling tot operheer in vele verhalen wordt naverteld.[7] Toch blijft hij een 'barbaars' heerser, zij het met sterke Romeinse invloeden en met een connectie met de Merovingische koningen.
In zijn strijd tegen de Britten kende Edwin enkele belangrijke successen. Zo werd het oude koninkrijk Elmet verslaan, en kon hij het eiland Man, Noord-Wales en Anglesey inlijven bij Northumbria.[7] Ook belegerde hij de Britse koning Cadwallon van Gwynedd in zijn vesting Priestholm.[7]
Cadwallon allieerde zich echter met de Angelsaksische koning Penda van Mercia, waarna beiden gezamelijk de aanval openden op Northumbria en Edwin versloegen bij Hatfield Chase in 632.[7]
Bloeiperiode in de 7e eeuw
bewerkenNa de dood van Edwin viel Northumbria uiteen. In Deira greep Osric, een neef van Edwin, de macht, maar werd in 633 al afgezet en verslagen door Cadwallon.[8] In Bernicia komt een zekere Eanfrith aan de macht, die in 633 eveneens wordt afgezet, deze keer door Oswald.[8]
Northumbria onder Oswald
bewerkenDeze Oswald markeerde een belangrijke ommekeer in de geschiedenis van Northumbria. Hij slaagde erin om Cadwallon te verslaan en maakte daarmee een einde aan de pogingen van de Britten om zich gezamenlijk te verzetten tegen de Angelen.[8] Daarnaast kwam er ook een einde aan de lijn van Edwin, die uitstierf, en werd Penda de machtigste man binnen het koninkrijk Mercia.[8]
Oswald regeerde van 633 tot 641 over Northumbria. Net als Edwin was ook hij bretwalda van de Angelen, met uitzondering van Mercia. Hij slaagde er ook in om Northumbria opnieuw te verenigen.[8] Hoewel Oswald binnen de geschriften van de kerkelijke auteurs wordt herinnerd als een martelaar, grotendeels door zijn prochristelijke politiek, bleek dat hij intern grote legitimatieproblemen had. Door zijn gebrek aan respect voor de lokale tradities kreeg hij te maken met grote tegenstand en werd hij beschouwd als artificieel koning.[8]
In 641 werd Oswald verslagen door de Penda van Mercia, waarna Northumbria wederom uiteenviel in de rijken Bernicia en Deira.[9] Tot 654 zou ook de titel van bretwalda onopgeëist blijven.[9] In beide koninkrijken ten noorden van de Humber koos men de nieuwe koning; in Bernicia werd dat een broer van Oswald, Oswiu, in Deira koos men Oswine.[9]
Bretwalda en oorlog met de Britten
bewerkenIn 651 probeerde Oswiu vanuit Bernicia Northumbria opnieuw te verenigen, aangezien de nieuwe koning van Deira, Aethelwald, zich onder de protectie van Penda van Mercia, toen de machtigste vorst in Engeland, had geplaatst.[9] In de daaropvolgende oorlog met Mercia behaalde Oswiu een aantal grote overwinningen, waarna hij zich heerser van Oost-Anglia en Gwynedd mocht noemen, deze laatste ten koste van Cadafael van Gwynedd.[9] In 654 behaalde hij de eindoverwinning, waarna hij Northumbria opnieuw in ere kon herstellen en Mercia uitschakelde als machtsfactor door de dood van Penda.[9]
In de drie jaren die daarop volgden was Oswiu de onbetwiste bretwalda van Engeland, waarbij zijn grootste tegenstanders, Oost-Anglia en Mercia, beiden koningsloos waren. Mercia zelf werd opgedeeld in twee gebieden; Midden-Anglia dat ten zuiden van de rivier de Trent lag en werd bestuurd door een vazal van Penda; en Mercia ten noorden van de Trent, dat simpelweg geannexeerd werd.[9] Na de dood van de bestuurder van Midden-Anglia werd ook dat gebied geannexeerd. In 657 brak er een opstand uit in Mercia o.l.v. Wulfhere, de zoon van Penda, die het bretwaldaschap van Oswiu beëindigde.
Tot 670 kende Northumbria een vrij voorspoedig bestaan, waarbij het christendom sterk verspreid werd en er een nauwe samenwerking gebeurde met het zuiden. In 670 overleed Oswiu en kwam Ecgfrith aan de macht, die in 674 af te rekenen kreeg met een aanval van Wulfhere van Mercia.[10] Deze was er in geslaagd om Zuid-Anglia te verenigen en was een aanval gestart op Northumbria. Ecgfrith behaalde echter de overwinning en kon het domein Lindsey aanhechten bij Northumbria. In 678 raakte hij dat gebied evenwel opnieuw kwijt aan Mercia, toen hij bij de rivier de Trent in 678 verslagen werd.[10]
Nog twee grote Britse groepen bedreigden het koninkrijk Northumbria. Enerzijds had men de Picten, die leefden ten noorden van de Firth of Forth en sedert de tweede helft van de 7e eeuw één koning hadden; anderzijds waren de Ierse Britten van Argyll en Strathclyde, die bestuurd werden door Ecgfrith en Northumbria.[11] Na de dood van Ecgfrith in 685 kwamen deze volkeren dan ook in opstand. De Ierse Britten, die onderdanen geworden waren van Northumbria, probeerden hun vrijheid terug te winnen.[12] De Picten, die nog onafhankelijk waren gebleven, probeerden hun verloren gebieden terug in te nemen, waarin zij slaagden na het mislukken van de Northumbriaanse strafexpeditie bij Nechtanesmere in 685.[12]
Na het omkomen van Ecgfrith bij Nechtanesmere kwam Aldfrith, zoon van Oswiu, op de troon. Hij besloot om de oorlogen tegen de Picten te stoppen, maar slaagde er wel in om intern de vrede te bewaren.[13] Deze interne pacificatie ging eveneens gepaard met het verkleinen van het rijk. Aldfrith was echter zeer belangrijk voor de culturele ontwikkeling van Northumbria. Alcuinus noemde hem een rex simul et magister,[13] aangezien hij initieel een priesteropleiding in Ierland had ontvangen.[13] Hij beschermde en beveiligde de Kerk in Northumbria, wat zorgde voor een enorme bloei van de kloosters en het ontwikkelen van een leescultuur.[13]
Crisis van de 8e eeuw
bewerkenNa de dood van Aldfrith in 704 brak voor Northumbria een periode van onrust uit, die meer dan een eeuw zou duren.[14] Deze periode van politieke instabiliteit werd voor een groot deel veroorzaakt door het enorme legitimiteitsprobleem van de koningen van Northumbria. De lijn waaruit de koningen van Northumbria traditioneel kwamen, de koninklijke lijn van Bernicia, verloor na de dood van Aldfrith het koningsschap.[14] Hierdoor kwamen er koningen op de troon van wie de afstamming dubieus was en wiens kroon enkel met geweld kon bekomen en verdedigd worden.[14] De trouw van de onderdanen was dan ook niet meer vanzelfsprekend, wat zich onder meer uit in de herhaaldelijke afscheidingen van landgoederen in Deira door ontevreden aristocraten.[14]
De kennis over deze periode wordt sterk bepaald door de houding die de vorsten aannamen tegenover de Kerk, aangezien zij de enige geletterde klasse waren. Zo is men bijvoorbeeld zeer negatief over koning Osred, die regeerde van 705 tot 716, omdat hij de privileges van de Kerk niet respecteerde en ook de adel zich vijandig tegenover de koning opstelde.[15] Een vorst die dan weer in een positief licht gesteld wordt, is koning Ceolwulf (729 – 737). Hoewel hij een zeer religieus vorst was, bleek hij op politiek gebied weinig te kunnen waarmaken.[15]
Onder diens zoon en opvolger Eadberht werd het verval van Northumbria nog enigszins beperkt. Hij was de laatste koning van Northumbria die expedities kon organiseren naar de Picten in het noorden.[15] Zijn eerste invasie was echter geen succes, grotendeels door een onverwachte inval van Aethelbald van Mercia, maar in 750 slaagde hij erin op Kyle te veroveren op Strathclyde en in 756 versloeg hij Alcluith, een Pictisch vorst.[15] Intern kende het koninkrijk een relatieve rust na het neerslaan van een opstand o.l.v. Offa. Samen met zijn broer, Egbert, aartsbisschop van York, bewaarde Eadberht de rust in het koninkrijk.[15]
Zijn opvolger, Oswulf, werd, na de dood van Eadberht in 758, echter een jaar later al afgezet door Aethelwald Moll, die de steun van het volk had.[16] In 765 werd Aethelwald echter afgezet ten voordele van Alhred, die een zeer goede relatie met de Kerk had en onder meer de stichting van het bisdom Bremen organiseerde.[16] In 774 werd hij afgezet door een samenzwering van de adel en zijn persoonlijke vertrouwelingen, waarna de zoon van Aethelwald Moll, Aethelred, geïnstalleerd werd.[16] In 779 werd hij eveneens afgezet door de ontevreden adel, ten voordele van Aelfwald, een kleinzoon van Eadberht.[16]
De 9-jarige regering van Aelfwald wordt door de bronnen beschreven als voorspoedig en religieus, maar in 788 werd hij vermoord door een samenzwering, wat door diezelfde bronnen gezien wordt als het verlies van de morele standaarden van Northumbria.[16] De kroon werd overgenomen door de teruggekeerde Aethelred, die de wettige opvolger Osred verdreef. Tot 796 voerde hij een schrikbewind, gekenmerkt door geweld en straffeloosheid.[16] Op internationaal vlak verkreeg hij prestige door zijn huwelijk met een dochter van Offa van Mercia in 792, maar in 793 kreeg hij te maken met de plundering van Lindisfarne door de Vikings.[16] In 796 werd hij vermoord.[16]
Herstel in de 9e eeuw en ondergang
bewerkenNa de dood van Aethelred verviel het land in anarchie, tot in 801 Eardwulf aan de macht kwam.[17] Het hof van Northumbria had al sedert Alcuinus een goede relatie met het Karolingische hof, en dit wierp nu vruchten af. Eardwulf kon zich namelijk beroepen op de protectie van de keizer, die zeer verontwaardigd was over het vermoorden van Aethelred, toen hij in 801 Mercia binnenviel en daar een voordelige vrede kon afdwingen.[17] In 808 moest Eardwulf vluchten uit Engeland, waarna hij onderdag zocht en vond bij Karel de Grote, die hem, samen met paus Leo III, zijn steun verleende.[17] In datzelfde jaar kon hij zijn koningschap herstellen. Onder zijn zoon en opvolger Eanred, die regeerde van 810 tot 829, bleef het in Northumbria betrekkelijk rustig.[17] In 829 onderwierp hij zich aan Egbert van Wessex.[17]
Na de dood van Eanred verdwijnt Northumbria uit de geschreven geschiedenis, er zijn slechts enkele fragmenten overgeleverd.[18] Men weet dat er sedert 835 raids van de Denen werden uitgevoerd en dat in 844 een zekere koning Raedwulf gedood is door een heidens leger, waarschijnlijk Deens.[18]
In 866 is Northumbria wederom vervallen in een burgeroorlog, ditmaal tussen Osberht, koning sedert 848, en Aelle, iemand van niet-koninklijke afkomst.[19] In het voorgaande jaar was in Engeland een enorm groot Deens leger geland, onder leiding van Ivar Ragnarsson en Halfdan Ragnarsson, zonen van de beruchte Ragnar Lothbrok.[20] Dit leger opende in 866 de aanval op Northumbria, middels een directe aanval op de stad York.[19] De Angelsaksische verdediging in Northumbria was door deze burgeroorlog sterk verdeeld, maar in 867 kwam het toch tot een gezamenlijke aanval op de stad, die weliswaar ingenomen werd, maar niet behouden kon worden.[19] Beide Angelsaksische koningen stierven in de strijd, waarna de Denen een zekere Egbert als koning installeerden, die echter trouw verschuldigd was aan de Deense vorsten.[19] Hiermee eindigt de geschiedenis van Northumbria als onafhankelijk koninkrijk.
Samenleving
bewerkenPolitieke organisatie
bewerkenEconomie
bewerkenSociale organisatie
bewerkenDe sociale organisatie van het koninkrijk Northumbria vertoont grote gelijkenissen met die van de andere Angelsaksische koninkrijken, die zelf een verderzetting waren van de sociale orde in hun Germaanse thuisland.[21] De vroegste bronnen over de structuur van de maatschappij komen echter pas op in de 7e eeuw, i.c. de wetten van Aethelberht van Kent. Uit deze bronnen kan afgeleid worden dat de Kentische, en bij uitbreiding de Angelsaksische, maatschappij bestond uit een klasse van edelen, mogelijk afstammelingen van de vroegste gezellen [????] van de eerste stamhoofden. Daarnaast kende men de vrije landeigenaar, die geen edele was.[21]
De basis van de samenleving bestond uit de klasse van vrije landeigenaars
Cultuur en religie
bewerkenCultuur
bewerkenReligie
bewerkenLiteratuur
bewerken- ↑ C. Wickham, The Inheritance of Rome, A History of Europa from 400 to 1000. Londen, Penguin Books, 2009, p. 158
- ↑ C. Wickham, The Inheritance of Rome, A History of Europa from 400 to 1000. Londen, Penguin Books, 2009, p. 456
- ↑ a b c d e F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 74 – 75
- ↑ a b c F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 32 – 33
- ↑ a b F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 76 – 77
- ↑ a b c d F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 76 – 78
- ↑ a b c d e f g h i F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 79 – 81
- ↑ a b c d e f F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 81 – 83
- ↑ a b c d e f g F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 83– 85
- ↑ a b F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, p. 85
- ↑ F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 86
- ↑ a b F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 87– 88
- ↑ a b c d F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 88 – 89
- ↑ a b c d F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 89 – 91
- ↑ a b c d e F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 91 – 92
- ↑ a b c d e f g h F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 92 – 94
- ↑ a b c d e F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 94 – 95
- ↑ a b F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 243 – 244
- ↑ a b c d F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, pp. 247 – 248
- ↑ F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, p. 246
- ↑ a b F. Stenton, Anglo-Saxon England. Oxford, University Press, 1971, p. 277