Gele feetiran

soort uit het geslacht Empidonax

De gele feetiran (Empidonax flavescens) is een kleine zangvogel uit de familie van de tirannen.

Gele feetiran
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2020)
Gele feetiran in het Internationaal park La Amistad in Panama
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Passeriformes (Zangvogels)
Onderorde:Suboscines (Schreeuwvogels)
Familie:Tyrannidae (Tirannen)
Geslacht:Empidonax (Feetirannen)
Soort
Empidonax flavescens
Lawrence, 1865
Gele feetiran
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Gele feetiran op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

Kenmerken

bewerken

De gele feetiran wordt 12,5 centimeter lang en weegt 12 gram. De bovendelen van de soort zijn olijfgroen en de onderdelen geel met een okertint bij de borst. De vleugels zijn zwartachtig met twee vaalgele strepen. De vogel heeft een witte oogring, die zich uitbreidt naar een smalle driehoek achter het oog. De beide sekses zijn hierin gelijk, maar jonge vogels zijn van boven bruiner en van beneden wat bleker geel. De roep bestaat uit een smalle seeep en het ochtendlied bestaat uit een snel herhaald seee seee chit.

De soort moet niet worden verward met de trekkende Empidonax-soorten, aangezien verschillende soorten, waaronder de wilgen-, elzen- en beukenfeetirannen, door het leefgebied trekken in de herfst. De gele feetiran heeft een duidelijkere oogring dan alle trekkende soorten en is zelfs geler van beneden dan de geelbuikfeetiran.

Leefwijze

bewerken

Gele feetirannen zijn actieve vogels en zijn als ze niet aan het broeden zijn meestal alleen. Ze eten insecten, spinnen en sommige kleine bessen. De prooi wordt verzameld vanaf de bladeren tijdens korte vluchten of wordt soms opgepikt vanaf de grond.

Verspreiding en leefgebied

bewerken

De soort broedt van de hooglanden van Zuidoost-Mexico zuidwaarts tot aan West-Panama en telt drie ondersoorten:[2]

  • E. f. imperturbatus: Z-Mexico.
  • E. f. salvini: van ZO-Mexico tot Nicaragua.
  • E. f. flavescens: Costa Rica en W-Panama.

De soort komt voor in koele bergbossen, met name aan de randen en op open plekken, alsook in secondaire groei en struikachtige weilanden. Het broedgebied spreid zich uit van 800 meter tot bijna 2500 meter hoogte.

Voortplanting

bewerken

Het diepe komnest wordt gemaakt van plantvezels en mossen en op 2 tot 4,5 meter hoogte geplaatst in een spleet van een boomstam of een aarden wal. Het legsel bestaat meestal uit twee tot drie witte eieren met bleke rossige spikkels. De uitbroedingsperiode van het vrouwtje bedraagt 14 tot 15 dagen en de jonge vogels verlaten na ongeveer 17 dagen het nest.

De grootte van de populatie is in 2019 geschat op 50.000-500.000 volwassen vogels. Op de Rode lijst van de IUCN heeft deze soort de status niet bedreigd.[1]