Großsteingrab in der Kunkenvenne
Het Großsteingrab in der Kunkenvenne, ook wel het Großsteingrab von Thuine of de Huenensteine Thuine[1] genoemd, (Sprockhoff-Nr. 874) is een megalithisch bouwwerk dat ca. 1 kilometer ten noordoosten van Thuine in het Landkreis Emsland in Nedersaksen ligt. Het ligt in een bos.
Großsteingrab in der Kunkenvenne | ||||
---|---|---|---|---|
Situering | ||||
Coördinaten | 52° 30′ NB, 7° 30′ OL | |||
Informatie | ||||
Datering | tussen 3500 en 2800 v.Chr. | |||
Periode | neolithicum | |||
Cultuur | trechterbekercultuur | |||
|
Het hunebed is gebouwd tussen 3500 en 2800 v.Chr. en wordt toegeschreven aan de trechterbekercultuur. Het is onderdeel van de Straße der Megalithkultur.
Kenmerken
bewerkenOngebruikelijk zijn de twee concentrische kransen rond de kamer, deze zijn ovaal van vorm[2]. De binnenste krans is 29 meter lang en maximaal 6 meter breed en bestaat uit 60 stenen. Oorspronkelijk waren er 65 kransstenen[3] De stenen zijn duidelijk kleiner dan de buitenste krans. De kamer neemt bijna de gehele ruimte binnen deze krans in.
De buitenste krans is ongeveer 33 meter lang en 8 meter breed en bestaat uit 51 stenen. Oorspronkelijk waren er 58 stenen[3]
De kamer is trapezoïdevormig en 26,5 meter lang en tot 4,4 meter breed. Er zijn nog zeer veel stenen van de oost-west georiënteerde kamer aanwezig, waarvan de meeste in situ. Van de oorspronkelijke 17 dekstenen missen er vermoedelijk 3. Ook missen enkele draagstenen. Veel van de behouden dekstenen zijn in de kamer gevallen. Een korte poort ligt in het midden van de zuidzijde, deze is 0,7 tot 0,9 meter breed en 2,4 meter lang.
In het begin van de 19e eeuw zou het ganggraf door Franse officieren doorzocht zijn. Er zijn stenen verschoven, waarschijnlijk werden deze in 1824 door boswachters weer teruggezet[4][5]. In 1820 liet de graaf van Münster het bouwwerk onderzoeken. Er werden stenen gereedschappen, parels van barnsteen en (scherven van) Tiefstichkeramik aangetroffen. In 1878 groef Hans Müller-Brauel nog meer scherven, houtskool en menselijke botresten op.
Enkele vondsten liggen in het Niedersächsisches Landesmuseum Hannover.
Op noodgeld uit Freren (1921) werd het volgende gedicht geschreven:
In unserem Wald in sandger Düne Liegt begraben manche Hüne Zum Hünengrab zum Opferstein Pilgert Heut nog Gross und Klein[6]
Literatuur
bewerken- Ute Bartelt: Eigene Bauweise – Großsteingräber im westlichen Niedersachsen. In: Archäologie in Deutschland. Band 4/2009, S. 26–29 (Online).
- Anette Bußmann: Steinzeitzeugen. Reisen zur Urgeschichte Nordwestdeutschlands. Isensee Verlag, Oldenburg 2009, ISBN 978-3-89995-619-1, S. 56–58.
- Mamoun Fansa: Großsteingräber zwischen Weser und Ems. Isensee Verlag, Oldenburg 1992 (1. Auflage), ISBN 3-89442-118-5, S. 74–75.
- Ernst Andreas Friedrich: Das Hünengrab von Thuine. In: Wenn Steine reden könnten. Band IV, Landbuch-Verlag, Hannover 1998, ISBN 3-7842-0558-5, S. 9–11.
- Ernst Sprockhoff: Atlas der Megalithgräber Deutschland. Teil 3: Niedersachsen – Westfalen. Rudolf Habelt Verlag, Bonn 1975, ISBN 3-7749-1326-9, S. 108.
Voetnoten
- ↑ Megalithic.co.uk
- ↑ Een dubbele krans komt in Emsland verder alleen bij Großsteingrab Lähden I voor
- ↑ a b Grosssteingrab in der Kunkenvenne; Emsland.com. Gearchiveerd op 30 januari 2023.
- ↑ Thuine. Gearchiveerd op 26 september 2022.
- ↑ Grossteingrab in der Kunkenvenne[dode link]
- ↑ Notgeld
Bronnen
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Großsteingrab in der Kunkenvenne op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.