Grote tempel van Ptah
De Grote tempel van Ptah (Hout-ka-Ptah, bij Griekse schrijvers: Grote Tempel van Hephaestus) was gewijd aan de verering van de scheppergod Ptah (Hephaestus, Vulcanus) en was de grootste en belangrijkste tempel in de oude hoofdstad Memphis.
Manetho noemde Memphis Hoet-ka-Ptah, dat 'Huis van de ka van Ptah' betekent. Dit werd in het Grieks vertaald in 'Αι γυ πτος' of Aiguptos (Latijn: Aegyptus), waarmee het land Egypte later werd aangeduid.
De tempel stond binnen een grote ommuurde ruimte in het centrum van de stad. Met de grote tempels van Ra in Heliopolis en van Amon in Thebe behoorde de tempel van Ptah tot de drie belangrijkste heiligdommen van het Oude Egypte.
Bronnen
bewerkenVeel van wat er tegenwoordig bekend is over de oude tempel komt uit het werk van Herodotus (Historiën). Herodotus bezocht de tempel ten tijde van de eerste Perzische invasie, lang na de val van het Nieuwe Rijk. Herodotus beweerde dat de tempel was gesticht door Menes, de eerste farao van de 1e dynastie en dat toegang tot het complex was voorbehouden aan priesters en koningen. Herodotus geeft geen beschrijving van de tempel.
Sesostris keerde, na zijn veroveringstocht door Scythië en Thracië, terug in zijn eigen land, nam wraak op zijn broer en gebruikte de menigte onderworpenen om steenblokken aan te slepen naar de tempel van Hephaestus en talrijke kanalen door geheel Egypte uit te graven. Sesostris liet standbeelden na, voor de tempel van Hephaestus, twee van hemzelf en zijn vrouw, 30 cubit hoog, en vier van zijn zonen, 20 cubit hoog. Darius de Grote werd door de priester verboden er een eigen standbeeld op te richten, omdat hij Sesostris niet evenaarde. Darius had immers niet zoals Sesostris Scythië veroverd. Darius nam het volgens de overlevering de priester niet kwalijk.
Herodotus wist te vertellen dat koning Rhampsinitus zeer rijk aan zilver was, en dat hij de westelijke voorhof van de tempel van Hephaistos in Memphis liet bouwen. Tegenover deze voorhof liet hij ook twee grote standbeelden plaatsen, elk 25 cubit hoog, die de Egyptenaren 'Zomer' en 'Winter' noemden.
Farao Feros, de zoon van Sesostris, liet in 'het heiligdom van Zon' neerzetten: 'twee stenen obelisken, beide uit één steen gehouwen en beide vijftig meter hoog en vier meter breed.'[1]
Opgravingen
bewerkenIn de 20e eeuw zijn er ruïnes van het tempelcomplex uitgegraven: enorme muren die een groep gebouwen omheinden, die toegankelijk was via verschillende, monumentale poortgebouwen in het zuiden, westen en oosten. De overblijfselen van de grote tempel en omgeving zijn een openluchtmuseum, gelegen bij de grote colossos van Ramses II, dat oorspronkelijk de zuidas van de tempel markeerde. In dit gebied staat ook een grote, monolithische sfinx, ontdekt in de 19e eeuw (18e dynastie, waarschijnlijk uit de regeringsperiode van Amenhotep II of Thoetmosis IV). Er zijn verschillende andere beelden, colossi, sfinxen en architectonische elementen. Het merendeel van de vondsten is echter verkocht aan de grote musea over de hele wereld. Een groot deel kan worden bezichtigd in het Egyptische Museum in Caïro.
Hoe de Grote Tempel van Ptah er heeft uitgezien is onbekend. Alleen van de hoofdingang tot het tempelcomplex heeft men een idee. Recente ontwikkelingen zijn de ontdekking van reusachtige beelden, die voor de poortgebouwen of torens stonden. De gevonden beelden dateren van de tijd van Ramses II, die ook ten minste drie heiligdommen binnen het tempelgebied bouwde.
- ↑ Koolschijn, G. (2000), Herodotos, veertig verhalen, Farao Feros, p.55,56