De knikkergal of galnoot is een gladde, ronde, 10–20 mm grote gal, die voorkomt in bladoksels van tweejarig hout van de zomer- en wintereik en wordt veroorzaakt door de galwesp Andricus kollari. De galwesp legt haar eitje in de bladoksels, waarna de boom geprikkeld wordt tot het vormen van gallen. De gal is groen, maar wordt in augustus bruin en heeft een dikke, harde wand. In de gal zit de larve van de galwesp. Eind augustus- begin september kruipt de galwesp door een op een houtworm lijkend gaatje uit de gal. De gal kan na het verlaten van de galwesp aan de boom blijven zitten.

Knikkergal
Knikkergallen door Andricus kollari
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Onderstam:Hexapoda (Zespotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Onderklasse:Pterygota (Gevleugelde insecten)
Superorde:Neoptera
Orde:Hymenoptera (Vliesvleugeligen)
Onderorde:Apocrita
Superfamilie:Cynipoidea
Familie:Cynipidae (Galwespen)
Geslacht:Andricus
Soort
Andricus kollari
Hartig, 1843
Uitvlieggat. Het gaatje zit steeds op dezelfde plaats.
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten
Andricus kollari (galwesp)
Door een vogel aangepikte knikkergal
Knikkergal begin september

Uit de knikkergal komen zowel mannetjes als vrouwtjes. Na bevruchting leggen de vrouwtjes hun eieren op de moseik. De moseik vormt knopgallen, de zogenaamde vogelnestgallen, waaruit alleen vrouwtjes galwespen komen. Deze vrouwtjes leggen door parthenogenese hun eitjes op de zomer- en wintereik.

De vrouwtjes uit de vogelnestgallen zijn 3,5-4,5 mm lang en die uit de knikkergallen van de zomereik of wintereik 1,7–2 mm lang[1]. De mannetjes zijn 1,7–2 mm lang.

Vogels pikken de larve soms uit de knikkergal.

Zie ook

bewerken