Kwabstijl
De kwabstijl is een decoratieve stijl, vooral toegepast in West-Europa in de eerste helft van de zeventiende eeuw, met name in Nederland. Het wordt ook wel kraakbeenstijl of oorschelpstijl genoemd.
De kwabstijl bestaat uit organische vormen, soms asymmetrisch, gelijkend op de binnenkant van een schelp of menselijk oor, vermengd met fantastische motieven als zeewezens of maskers, die geleidelijk overgaan in de achtergrond. De zachte en vloeiende vormen maken een gesmolten indruk. Hoewel de stijl op verschillende soorten gebruiksvoorwerpen en sculpturen werd toegepast, bijvoorbeeld op lijsten voor schilderijen, meubels en grafzerken, werd de stijl vooral gebruikt voor zilverwerk. Daarbij was drijven de meest gebruikte vervaardigingstechniek, die van invloed was op de vloeiende vormentaal.
De zilversmeden
bewerkenVoorlopers van de kwabstijl kunnen al in de zestiende eeuw gevonden worden, bijvoorbeeld in de groteske stijl van Cornelis Floris II (voor 1514-1575) en Cornelis Bos (ca. 1510-voor 1566). Maar de kwabstijl komt pas echt tot bloei in het werk van de Utrechtse edelsmeden Paulus van Vianen (ca. 1570-1613) en Adam van Vianen (1568-1627). Paulus van Vianen was opgeleid in Nederland, maar bracht het grootste gedeelte van zijn werkzame leven in het buitenland door, onder andere in Frankrijk, Duitsland en Italië, waar hij zijn inspiratie opdeed. Hij werkte vooral in München en Praag. Adam van Vianen bleef in Utrecht. Beroemd is de vergulde zilveren kan van Adam van Vianen uit 1614, die in opdracht van het Amsterdamse gilde van goudsmeden werd vervaardigd, ter nagedachtenis van Paulus van Vianen. Het stuk is op verscheidene Nederlandse schilderijen uit de Gouden Eeuw afgebeeld, vanwege zijn exotische uiterlijk vaak in taferelen uit het Oude Testament. De kan bevindt zich nu in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Paulus van Vianen’s leerling Johannes Lutma (ca. 1584-1669), die in Amsterdam was gevestigd, en Adam van Vianen’s zoon Christiaan (ca. 1598–1671) volgden hen op. Christiaan vertrok naar het hof van Karel I van Engeland, waar hij de kwabstijl verder verspreidde. Beroemd zijn de dolfijnschaal van Christiaan van Vianen uit 1635, die zich in het Victoria and Albert Museum in London bevindt en de drinkschaal van Johannes Lutma uit 1641, nu in het Rijksmuseum te Amsterdam. De kwabstijl werd in Nederland ook toegepast op kerkmeubilair, zoals bronzen koorhekken en lezenaars. Het koorhek in de Nieuwe Kerk (Amsterdam) werd ontworpen door Johannes Lutma. Er waren meer edelsmeden die in de kwabstijl werkten, onder anderen Thomas Bogaert, maar geen van hen werd zo beroemd als de hiervoor genoemde kunstenaars.
Popularisering door publicaties
bewerkenPublicaties zorgden voor een nieuwe opbloei van de stijl in de jaren 1650. Christiaan van Vianen zorgde samen met Theodorus van Kessel voor de uitgave van Constighe Modellen, van verscheijden silvere vaten, en andere sinnighe wercken, gevonden ende geteeckent door den vermaerden E[delen] -, sijnde meerendeels door hem uyt een stuk silvers geslagen, seer nut voor alle liefhebbers van de conste, met prenten van het werk van zijn vader. Jacob Lutma (ca. 1624–1654), zoon van Johannes Lutma volgde snel met een serie over het werk van zijn vader. Cornelis Danckertsz. I (ca. 1603–1656) bracht een verzamelwerk uit onder de titel Verscheyde Constige Vindigen om in Gout, Silver, Hout en Steen te wercken, met prenten van Michiel Mosyn. Al deze uitgaven waren voorzien van teksten in meerdere talen en blijkbaar voor de Europese markt bedoeld.
Expositie
bewerkenIn juni 2018 werd een door Reinier Baarsen samengestelde en door Keso Dekker vormgegeven tentoonstelling geopend in het Rijksmuseum te Amsterdam, getiteld KWAB, geheel gewijd aan voorwerpen in de kwabstijl.
Literatuur
bewerken- Femke Speelberg, 'Extravagant Monstrosities: Gold- and Silversmith Designs in the Auricular Style'. Heilbrunn Timeline of Art History. New York, 2000.
- John Fleming en Hugh Honour, The Penguin Dictionary of Decorative Arts. 1979
- Elka Schrijver, Nederlands zilver. Bussum, 1974.