Ligurisch (oud)
Het Ligurisch is een taal die werd gesproken door de Liguriërs, een volk dat tot en met de tijd van het Romeinse Rijk in het noordwesten van Italië en het zuidoosten van Frankrijk woonde. Over de taal zelf is zeer weinig bekend, de informatie komt hoofdzakelijk van enkele overgeleverde plaats- of eigennamen. Het is vrij zeker dat het Ligurisch een Indo-Europese taal was, maar de precieze verwantschap met andere Indo-Europese talen is onbekend. Het Ligurisch lijkt vooral veel overeenkomst te vertonen met het Gallisch, Latijn en de Oskisch-Umbrische talen, en is hier mogelijk volledig mee geassimileerd.[1]
Controverse
bewerkenDe mogelijke verwantschap met vooral het Keltisch is gebaseerd op het feit dat de Ligurische naam van de stad Genua erg veel op de Keltische lijkt. Beide namen zouden teruggaan tot de Proto-Indo-Europese wortel ĝenu- ("kin"), die ook terug te vinden zou zijn in de naam Genova (het huidige Genua).[2] Ook zijn er verbanden gelegd tussen de Ligurische naam van de rivier de Po (Bodincus) en de PIE-wortel bhu(n)d(h)-.[3]
Volgens de Franse historicus en filoloog Marie-Henri d'Arbois de Jubainville is het Ligurisch daarentegen geen Indo-Europese taal, maar verwant aan het Iberisch. Beide talen zouden zijn voortgekomen uit een niet-Indo-Europese substraattaal die in het 6e of het 5e millennium v.Chr. dominant was in een gebied dat in grote lijnen samenviel met dat van de Cardiaal-Impressocultuur. Deze stelling is hoofdzakelijk gebaseerd op het feit dat veel plaatsnamen in dit gebied eindigen op -asco, -asca, -usco, -osco, -osca, -inco, -inca, -aco en -aca.[4]
Noten
bewerken- ↑ (en) britannica.com - Ligurian language. Gearchiveerd op 18 december 2014.
- ↑ Delamarre, X. (2003). Dictionnaire de la Langue Gauloise (2nd ed.). Paris: Editions Errance. ISBN 2877722376
- ↑ Plinius de Oudere, Naturalis Historia, boek 3, p. 122.
- ↑ (fr) Jubainville, M.-H. d'Arbois de (1889, 1894). Les Premiers Habitants de l'Europe d'après les Écrivains de l'Antiquité et les Travaux des Linguistes: Seconde Édition. Paris. pp. V.II, Boek II, hoofdstuk 9, paragrafen 10/11.