Nunc dimittis (hymne)
Het Nunc dimittis (Latijn voor: nu laat heengaan), ofwel de Lofzang van Simeon, is een hymne die Simeon heeft uitgesproken toen hij Jezus en zijn ouders in de tempel ontmoette. De tekst staat in het evangelie van Lucas 2,29-32. Het is tevens opgenomen in het orthodoxe verzamelboek Oden. Simeon had van de Heilige Geest de belofte gekregen, dat hij niet zou sterven, voordat hij de Messias had gezien. Op het moment dat hij Jezus in de tempel ziet gaat deze belofte in vervulling en heft hij de lofzang aan.
Liturgisch gebruik en muziek
bewerkenIn de katholiek traditie wordt de Lofzang van Simeon gezongen net voor het afsluitende gebed van de completen, het laatste gebedsmoment het dagelijkse getijdengebed. Dit cantiek wordt elke dag voorafgegaan door dezelfde antifoon. Zowel het Magnificat (de lofzang van Maria) als de lofzang van Simeon worden gezongen of gezegd gedurende de Anglicaanse Evensong volgens het Book of Common Prayer. Maarten Luther schreef een koraal op de lofzang van Simeon. Veel componisten hebben deze tekst op muziek gezet, meestal gekoppeld aan het Magnificat. De Lutherse koraal werd door Johann Sebastian Bach verwerkt in de cantate Mit Fried und Freud ich fahr dahin (BWV 125). Tevens schreef Bach op dezelfde thematiek Ich habe genug (BWV 82).
- Nunc dimittis servum tuum, Domine, secundum verbum tuum in pace:
- Quia viderunt oculi mei salutare tuum
- Quod parasti ante faciem omnium populorum:
- Lumen ad revelationem gentium, et gloriam plebis tuae Israel.
Nederlandse vertalingen
bewerken- 'Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan:
- mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd,
- dat Gij voor alle volken hebt bereid;
- een licht dat voor de heidenen straalt,
- een glorie voor uw volk Israël.'
- 'Nu laat Gij, Heere, uwen dienstknecht gaan in vrede,
- naar uw woord,
- want mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien,
- die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken;
- een licht tot verlichting der heidenen en
- tot heerlijkheid van uw volk Israël.'
- ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan,
- zoals u hebt beloofd.
- Want met eigen ogen heb ik de redding gezien
- die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
- een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
- en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’
- Meester, nu laat gij uw dienaar gaan
- in vrede,- naar uw woord;
- want mijn ogen hebben gezien uw heil
- dat gij bereid hebt
- voor het aanschijn van alle gemeenschappen:
- licht tot ontsluiering van volkeren,
- de glorie van Israël, uw gemeente!
- Nu laat Gij, Heer oprecht,
- Gaan in vreed' Uwen knecht,
- Naar Uw beloft' gestadig,
- Nadat mijn ogen klaar
- Hebben gezien voorwaar
- Uwen Heiland genadig.
- Een Zaligmaker rein
- Aller volken gemein
- Die aannemen Zijn lere;
- Een licht, schijnende klaar
- Den heidenen eenpaar
- En ook Israëls ere.
Berijming van 1773
bewerken- Zo laat Gij, HEER, Uw knecht,
- Naar 't woord, hem toegezegd,
- Thans henengaan in vrede;
- Nu hij Uw zaligheid,
- Zo lang door hem verbeid,
- Gezien heeft, op zijn bede.
- Een licht, zo groot, zo schoon,
- Gedaald van 's hemels troon,
- Straalt volk bij volk in d' ogen;
- Terwijl 't het blind gezicht
- van 't heidendom verlicht,
- En Isrel zal verhogen.
Berijming getijdengebed
bewerken- Laat nu, Heer, volgens uw woord
- uw dienaar in vrede heengaan.
- Mijn ogen hebben uw heil aanschouwd
- dat Gij hebt bereid voor de volken:
- Het licht dat voor alle heidenen straalt,
- de glorie van Israël uw volk. _
- Eer aan de Vader en de Zoon
- en de heilige Geest.
- Zoals het was in het begin en nu en altijd
- en in de eeuwen der eeuwen. Amen.