Occitanosaurus
Occitanosaurus is een geslacht van de Plesiosauria dat tijdens de vroege Jura leefde in het gebied van het huidige Frankrijk. De enige benoemde soort is Occitanosaurus tournemirensis.
Vondst en naamgeving
bewerkenIn 1986 werd in de de Causse du Larzac door William Laporte een plesiosauriërskelet gevonden, bij het dorpje Tournemire. Het werd datzelfde jaar nog gemeld in de wetenschappelijke literatuur. Het skelet werd opgegraven door een team van het Musée Municipal de Millau.
In 1990 benoemden Jacques Sciau, Jean-Yves Crochet en Jean Mattel een nieuwe soort van Plesiosaurus: Plesiosaurus tournemirensis. De soortaanduiding verwijst naar de herkomst bij Tournemire.
In 1997 meende Glenn Storrs dat het een exemplaar was van Plesiosaurus guilelmiimperatoris, de tegenwoordige Seeleyosaurus. Een hernieuwd onderzoek kwam kort daarop tot een andere conclusie. In 1999 benoemden en beschreven Nathalie Bardet, Pascal Godefroit en Jacques Sciau de combinatio nova Occitanosaurus tournemirensis. De geslachtsnaam verwijst naar Occitania, het gebied waar Occitaans wordt gesproken. De typesoort is de oorspronkelijke Plesiosaurus tournemirensis.
Het holotype, MMMJ.T.86-100, is gevonden in de mergellagen van de Marnes feuilletées die stammen uit het late Toarcien. Het bestaat uit een skelet met schedel. Het omvat behalve het cranium een aaneengesloten reeks van drieënveertig halswervels, drie borstwervels, zestien ruggenwervels, vier sacrale wervels, ribben, buikribben, de hele schoudergordel, het hele bekken, de volledige rechtervin en de volledige achterste vinnen. Behalve het merendeel van de wervelkolom ligt een groot deel van het skelet verspreid. Dat heeft geleid tot foute identificaties. In 1990 dacht men nog dat er 178 botten gevonden waren; in 1999 bleken dat er 193 te zijn. Eerst nam men aan dat er twaalf staartwervels tussen zaten ,maar in feite ontbreekt de staart volledig net als de onderkaken. Het betreft een volwassen individu. Voor het museum heeft Claude Tribouillard een afgietsel van het holotype gemaakt en de elementen als een skelet opgesteld.
In 2012 plaatste Roger Benson de soort in Microcleidus, als een Microcleidus tournemirensis. Als men dat volgt, is het geslacht een jonger synoniem van Microcleidus, maar de soort is geen jonger synoniem van Microcleidus homalospondylus en blijft daarmee op zich geldig. De bepaling van het geslacht kan in beginsel niet op empirisch bewijs gefundeerd zijn, want voor het begrip "geslacht" bestaat geen gangbare operationele definitie; naar keuze kan men dus Occitanosaurus blijven gebruiken.
Beschrijving
bewerkenDe lengte werd in 1999 geschat op vier meter.
Er werd een aantal onderscheidende kenmerken vastgesteld. Het betreft een unieke combinatie van op zich niet unieke eigenschappen. De schedel heeft 25,6 % van de lengte van de romp. De praemaxillae zijn spatelvormig, gescheiden van de bovenkaaksbeenderen door een opvallende insnoering en met een korte tak naar achteren die net achter het neusgat eindigt. De bovenkaaksbeenderen zijn ingesnoerd onder het midden van de oogkassen en gescheiden van de interne neusgaten door het contact tussen het verhemeltebeen en het ploegschaarbeen. Bij de beennaden tussen praemaxillae en bovenkaaksbeenderen bevinden zich kleine tanden. De driehoekige prefrontalia zijn goed ontwikkeld, de voorhoofdsbeenderen van de neusgaten scheidend. De voorhoofdbeenderen hebben nauwe voorste takken richting de praemaxillae die de prefrontalia scheiden. De postorbitalia zijn zeer hoog met een breed contact met de achterste takken van de bovenkaaksbeenderen. De trapeziumvormige jukbeenderen worden van de randen van de oogkassen gescheiden door het contact tussen het bovenkaaksbeen en het postorbitale. De oogkassen zijn schuin naar achteren gericht. Er ligt geen foramen pineale tussen de wandbeenderen. De slaapvensters hebben een golvende voorrand. De wervelkolom bestaat uit 43 nekwervels, drie borstwervels, zestien ruggenwervels en vier sacrale wervels. De nek is 91% langer dan de romp. Het complex van de sleutelbeenderen en de interclavicula is krachtig gebouwd met een ingekeepte brede overdwars gerichte voorste plaat en in de lengterichting een smalle achterste pin die de ravensbeksbeenderen raakt. De ravenbeksbeenderen hebben een zijrand met een gepunte uitstulping en een verbrede achterste zijwaartse hoorn.
Fylogenie
bewerkenP. tournemirensis werd in 1990, als soort van Plesiosaurus, in de Plesiosauridae geplaatst. In 1999 was de plaatsing in de Elasmosauridae. Van die groep werden door Benson de Microcleididae afgesplitst en daar kwam M. tournemirensis ook terecht.
Een eerdere analyse uit 2011 toont het volgende cladogram:
Pistosauria |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
bewerken- Sciau, A. 1986. "Le Plésiosaure de Tournemire". Causses Recherches, Millau, 6 : 4-7
- Jacques Sciau, Jean-Yves Crochet & Jean Mattel. 1990."Le Premier Squelette de Plesiosaure de France sur le Causse du Larzac (Toarcien, Jurassique inferieure)". Geobios, Note brève 23(1): 111-116
- Bardet, N.; Godefroit, P.; and Sciau, J. 1999. "A new elasmosaurid plesiosaur from the Lower Jurassic of Southern France". Palaeontology, 42(5): 927-952