Oorlogseconomie
Een oorlogseconomie is een economische situatie waarbij de inrichting van de economie (in zijn geheel of delen daarvan) ondergeschikt wordt gemaakt aan een bepaald belang. Veelal wordt een oorlogseconomie ingesteld in verband met een bedreiging van het landsbelang. In de Verenigde Staten werden in de Tweede Wereldoorlog delen van de economie van het land ter beschikking gesteld voor oorlogsinspanningen.[1]
Voorbeelden
bewerkenEen van de mechanismen van een oorlogseconomie is het financieren door middel van gedrukt geld. Een ander aspect van een oorlogseconomie is het buitenspel zetten van civiele prioriteiten, of het afwentelen van kosten buiten de economie. Een voorbeeld hiervan is het dumpen van afval indien het te veel inspanning kost om dat volgens civiele prioriteiten uit te voeren.
Als men het model van "operate-sustain-improve-regenerate" als toelichting gebruikt dan beslaat de economie over het algemeen alle vier de stadia, maar een oorlogseconomie niet veel meer dan de eerste twee stadia, 'operate' en 'sustain'. Alleen voor die aspecten die direct verbonden zijn met 'de bedreiging van het landsbelang' worden ook nog de stadia 'improve' en 'regenerate' toegelaten. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat fabrieken verboden wordt hun originele product te fabriceren, maar, al dan niet gedwongen, overgaan tot de productie van oorlogsgoed. Zo kan een textielfabriek bijvoorbeeld gedwongen worden om uniformen te gaan fabriceren.
Tweede Wereldoorlog
bewerkenNazi-Duitsland
bewerkenOm de economie van nazi-Duitsland te ondersteunen werd onder andere de Arbeitseinsatz ingesteld, een vorm van dwangarbeid waarbij mannen uit de door nazi-Duitsland bezette gebieden werden gedwongen tot arbeid in Duitsland. Dit werd onder meer gedaan om de afwezigheid van Duitse mannen die in dienst waren bij het leger te compenseren. Zo werden ook Polen, Nederlanders en Belgen verplicht tot dwangarbeid in onder andere Duitsland en Frankrijk.
Groot-Brittannië
bewerkenTijdens de Tweede Wereldoorlog werd in het Verenigd Koninkrijk in 1940 al een oorlogseconomie ingesteld. Er kwam een industriële dienstplicht voor mannen en vrouwen en Groot-Brittannië leende tot 1945 27 miljard van de Verenigde Staten in de vorm van wapens, brandstof, grondstoffen en voedsel.[2][3] Ook werd de Britse bevolking gevraagd tijdens de oorlog zuinig om te gaan met textiel in campagnes zoals Make Do and Mend, waardoor de fabrieken zich meer konden richten op oorlogsbenodigdheden.[4] Al het niet-essentiële onderhoud werd vooruit geschoven. Dit had tot gevolg dat de spoorwegen na de oorlog in totaal ontredderde staat verkeerden.
Andere landen
bewerkenZie ook
bewerkenExterne link
bewerken- ↑ Economie van de Koude Oorlog (?) (column). RTL Nieuws (9 maart 2022). Gearchiveerd op 21 maart 2023. Geraadpleegd op 25 januari 2024.
- ↑ Menzo Willems, Dit was in 40-45 geheim geallieerde oorlogseconomie: meer en betere wapens (29 augustus 2023). Geraadpleegd op 25 januari 2024.
- ↑ Groot-Brittannië betaalt wederopbouw WO II af (29 december 2006). Geraadpleegd op 25 januari 2024.
- ↑ (en) Make Do and Mend. Imperial War Museums. Gearchiveerd op 22 juli 2023. Geraadpleegd op 25 januari 2024.