Oranje boomzonnetje
Het oranje boomzonnetje (Caloplaca cerina) is een korstmos uit de familie Teloschistaceae.
Oranje boomzonnetje | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Caloplaca cerina (Hedw.) Th. Fr. (1861) | |||||||||||||
Synoniemen | |||||||||||||
Callopisma cerinum | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Oranje boomzonnetje op Wikispecies | |||||||||||||
|
Determinatie
bewerken- Uiterlijke kenmerken
Het oranje boomzonnetje heeft een donkergrijze doorlopende thallus en apotheciën met een donkere thalline-rand. Het prothallus [1]is aanwezig en donkergrijs van kleur. De apotheciën zijn oranje en 0,3–1,5 mm in diameter. Ze staan verspreid of aaneengesloten. Jonge exemplaren zijn hol en oudere exemplaren zijn uitgespreid. Vaak zijn ze hoekig door samendrukking.
De pycnidiën zijn grotendeels ingezonken. Het heeft de volgende kenmerkende kleurreacties: K+ (violet).
- Microscopische kenmerken
Het hymenium is 55–70 µm hoog. De ascus bevat acht sporen die tweezijdig zijn gerangschikt. De ascosporen zijn hyaliene ellipsvormig tot cilindrisch-ellipsvormig. Ze hebben de afmeting 12,5–14 × 5,5–7 µm. Het septum is 5–7 μm breed.
Ecologie
bewerkenHet oranje boomzonnetje leeft in symbiose met de alg Pseudotrebouxia. Het groeit op bast en twijgen van bomen. Soms op gekerfd en/of bewerkt hout, vooral op substraten met een hoge pH (bijv. schors van de gewone esdoorn, ratelpopulier, Fraxinus, vlier en iep).
Verspreiding
bewerkenHet oranje boomzonnetje heeft een wereldwijd verspreidingsgebied. In Nederland komt het zeer zeldzaam voor. Het staat op de rode lijst in de categorie 'Verdwenen'.
-
Ascus met ascosporen
- BLWG Verspreidingsatlas Korstmossen
- Caloplaca cerina (Oranje boomzonnetje) weer terug in Nederland door J.L. Spier & A.M. Brand. (2012)
- (en) Fungi of Great Britain and Ireland
- (en) Index Fungorum
- (en) Consortium ofNorth American Lichen Herbaria
- ↑ Prothallus is de rand van het thallus, waar al wel schimmeldraden groeien, maar waar nog geen symbiotische algen aanwezig zijn