Organische halfgeleider
Organische halfgeleiders zijn organische stoffen met halfgeleidende eigenschappen.
Werking
bewerkenOrganische stoffen geleiden in het algemeen niet. Als moleculen of polymeren echter een geconjugeerd bindingssysteem hebben dat uit dubbele en drievoudige bindingen en aromatische ringen bestaat, dan kunnen deze ook elektrisch geleidend worden en als organische halfgeleiders worden gebruikt. Dit werd voor het eerst waargenomen bij polyethyn (polyacetyleen)[1]. Polyethyn is een lineair polymeer met afwisselend een dubbele en een enkele binding (...C=C–C=C–C...) Als aan deze kunststof een oxidator (elektronenacceptor), zoals chloor, broom of jood, wordt toegevoegd (oxidatieve dotering), ontstaan extra gaten (ontbrekende elektronen). Door toevoegen van een reductor (elektronendonor), zoals natrium (reductieve dotering) krijgt de kunststof extra elektronen. Door deze chemische verandering worden de dubbele bindingen opengebroken en ontstaat er een doorlopende geleidingsband, zodat het oorspronkelijk niet-geleidende polymeer nu geleidend wordt.
Als moleculen of polymeren ook in niet-gedoteerde toestand halfgeleidende eigenschappen hebben, spreekt men, net als bij anorganische halfgeleiders, van intrinsiek geleidingsvermogen, zoals bij pentaceen of poly(3-hexylthiofeen). Als de kunststof in een dunne laag (ca. 5 nm tot 1 μm) wordt vervaardigd, is hij voldoende geordend om een ononderbroken geleidende laag te vormen.
Enkele voorbeelden van organische halfgeleiders zijn antraceen en rubreen.
Toepassingen
bewerkenVoor toepassingen zie Halfgeleider (elektronica), kopje Organische halfgeleiders.
Noten en referenties
bewerken- ↑ C. K. Chiang et al.: Electrical Conductivity in Doped Polyacetylene. In: Physical Review Letters 39, 1977, p. 1098–1101.
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Organische Halbleiter op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.