Oscar Eberle (1883-1943)
Oscar Eberle (Rotterdam, 18 juli 1883 – aldaar, 29 juni 1943) was een Nederlands cellist en muziekpedagoog.
Oscar Eberle | ||||
---|---|---|---|---|
Portret van Oscar Eberlé, 1930s
| ||||
Geboren | 18 juli 1883 | |||
Overleden | 29 juni 1943 | |||
Land | Nederland | |||
Jaren actief | 1900-1943 | |||
Beroep(en) | cellist | |||
|
Levensloop
bewerkenZijn vader was Oscar Oberle, eveneens cellist, zijn moeder was Alwina Alice Anna Stambeke. Een tweetal broers gingen ook de muziek in, een andere broer werd kunstenaar. Hij kreeg zijn muziekopleiding van zijn vader, die ook docent was aan de Rotterdamse Muziekschool.
Daarna trad Eberle op als solist in Nederland en Duitsland, waar de familie vandaan kwam (grootvader was stadsmuzikant in Crossen an der Oder). Vervolgens trad Eberle op zeventienjarige leeftijd toe tot het Concertgebouworkest van Willem Mengelberg, daaran tot orkesten in Baden-Baden en Koblenz en het orkest van de Hoogduitse opera in Rotterdam en de Italiaanse Opera in Amsterdam (samen met zijn vrouw Fieta).
In Nederland speelde hij binnen het kamermuziektrio Louis Wolff, Anton Verheij en Eberle, het zogenaamde Rotterdam Trio. Voorts was hij leraar cello aan de muziekschool ter toonkunst in Leiden. In 1918 werd hij hoofddocent cello aan het Rotterdams conservatorium, een functie die hij tot zijn dood bekleedde. Hij was Officier de l’Instruction Publique.
Oscar Eberle werd begraven op de Algemene Begraafplaats Crooswijk waar ook zijn vader lag. Op zijn begrafenis speelden Jules Zagwijn (zijn leerling), Anton Kaltwasser (van de Eberle-Kaltwasserconcerten), Adolphe Poth en Phons Dusch, die laatste twee waren latere leden van het Rotterdam Trio.
Hij kreeg in 1948 een plaquette met zijn naam in het Museum Boijmans Van Beuningen naar een ontwerp van Han Rehm, die later werd overgebracht naar concertzaal De Doelen.
Familie
bewerkenEberle trouwde met violiste Fieta Dermout[1] van wie hij in 1928 scheidde en trouwde vervolgens met mevrouw Christina Hulsinga.
- J.H. Letzer: Muzikaal Nederland 1850-1910. Bio-bibliographisch woordenboek van Nederlandsche toonkunstenaars en toonkunstenaressen - Alsmede van schrijvers en schrijfsters op muziek-literarisch gebied, 2. uitgaaf met aanvullingen en verbeteringen. Utrecht: J. L. Beijers, 1913, pagina 47
- Geïllustreerd muzieklexicon, onder redactie van Mr. G. Keller en Philip Kruseman, medewerking van Sem Dresden, Wouter Hutschenruijter (1859-1943), Willem Landré, Alexander Voormolen en Henri Zagwijn; uitgegeven in 1932/1949 bij J. Philips Kruseman, Den Haag; pagina 179
- Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9, deel 3, pagina 73, vermeldde als sterfjaar 1953
- De Doelen
- ↑ Sophia Hendrika Dermout, geboren Den Haag, 3 september 1877 speelde tot in de jaren 30, was schoonzus van Maria Dermout