Deze pagina geeft een overzicht van alle uitgelichte artikels en/of afbeeldingen op het portaal Bestuurskunde. Voor elke dag van de maand is er zo'n artikel en/of afbeelding. Voel u vrij om deze te bewerken door de bijhorende bewerk-link te volgen.
Uitgelicht vandaag (14 december)
Cultuurbeleid is in Nederland het geheel van uitgangspunten waarbinnen de Nederlandse overheid ten aanzien van de culturele sector opereert. Een van de thema's binnen het Nederlandse cultuurbeleid is de culturele diversiteit. Het beleid wordt per vier jaar vastgelegd in Cultuurnota's. Het landelijk beleid valt onder de verantwoordelijkheid van de huidige minister van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, minister Marja van Bijsterveldt. Ook de lagere overheden hanteren tegenwoordig cultuurnota's waarin de speerpunten van provincie of gemeente staan verwoord.
Overheidsbeleid gericht op de culturele sector is een verschijnsel dat in de twintigste eeuw is ingevoerd. Vroeger waren artiesten zoals kunstenaars en componisten afhankelijk van een mecenas. Een bekend buitenlands voorbeeld is de Hongaarse mecenatenfamilie Esterházy die banden aanhielden met de componisten Frans Liszt en Joseph Haydn.
Technische Bedrijfskunde is een tak van de ingenieurswetenschappen, waarin de nadruk wordt gelegd op de technische aspecten van de bedrijfsvoering.
Technische Bedrijfskunde is soms ook gekend onder de namen Industrial engineering, industrieel beheer, operationeel beheer, productie-engineering. De benaming Business Engineering past echter beter gezien het feit de Technisch Bedrijfskundige eigenlijk een bedrijfskundig ingenieur is.
De technische bedrijfskunde houdt zich dan ook bezig met het zogeheten meso-niveau, ook helicopter-view genaamd, waarbij niet zozeer de technische details van een productieproces op zichzelf worden bekeken, maar waarin deze in het kader van het bedrijfsgebeuren worden geplaatst.
Lees verder
Managementwetenschappen is de tak van wetenschap omtrent bestuur, leiding en leiderschap. Dit Nederlandse begrip heeft weinig overeenkomsten met het Engelse begrip management science, wat daar synoniem is met de wetenschap van het operationeel onderzoek; de toepassing van wiskundige technieken en modellen om processen binnen organisaties te verbeteren of te optimaliseren.
Woodrow Wilson was in de Verenigde Staten de eerste belangrijke bestuurskundige. De latere President schreef in 1887 een artikel waarin hij vier zaken bepleit:
Scheiding tussen politiek en bestuur;
Beschouwing van de overheid vanuit een bedrijfsmatig perspectief;
Vergelijkende analyse tussen politieke en private organisaties en politieke stelsels;
Het bereiken van effectief management door ambtenaren op te leiden en hun kwaliteit te beoordelen.
Een gemeente is een groep van woonkernen (dorpen, steden) met het bijbehorende gebied die samen worden bestuurd door een politiek apparaat. De gemeente is de onderste laag uit het politieke bestuursstructuur, met daarboven in Nederland respectievelijk de provincie en de rijksoverheid, en in België respectievelijk het arrondissement, de provincie, het gewest en de federale staat. Sommige gemeenten in Nederland kennen nog deelgemeenten of stadsdelen, waarin de gemeente is opgedeeld. Dit komt voor in Amsterdam en Rotterdam. Per 1 januari 2009 zijn er 441 gemeenten in Nederland en 589 in België. De bestuurlijke organisatie van de gemeente en haar taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in de gemeentewet.
Johan Rudolf Thorbecke (Zwolle, 14 januari1798 – Den Haag, 4 juni1872) was een Nederlands staatsman van liberale signatuur.
Als voorzitter van de Grondwetscommissie was Thorbecke in 1848 grondlegger van de Nederlandse parlementaire democratie (zie ook revolutiejaar 1848). Deze commissie was door koning Willem II, geschrokken van de politieke woelingen in het buitenland, buiten de zittende ministers om, ingesteld, met als opdracht een nieuwe Grondwet te ontwerpen. Deze zou bijna volledig het werk van Thorbecke worden.
Door de invoering van de nieuwe grondwet kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid, werden parlementaire rechten uitgebreid en werd de mogelijkheid van Kamerontbinding ingevoerd. Deze grondwet zou van Nederland, uiteindelijk, na een proces van gewenning dat jaren duurde, een moderne staat maken.
De nieuwe grondwet werd geproclameerd op 3 november1848.
De Europese Unie of EU is een intergouvernementele en supranationale organisatie van in meerderheid Europese staten, die momenteel 27 lidstaten heeft. De Unie is onder deze naam opgericht door het Verdrag van Maastricht in 1992. Vele aspecten van de EU bestonden echter al in de voorlopers van deze Unie, daterend uit de jaren '50. Binnen de Unie wordt er onder andere op politiek, economisch en juridisch vlak samengewerkt.
De politiek van de EU is in drie gebieden verdeeld, die 'pijlers' genoemd worden. De eerste pijler, de 'gemeenschapspijler' betreft de gemeenschappelijke economische, sociale en milieupolitiek. De tweede pijler betreft het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). De derde pijler behelst de Politiële en Justitiële Samenwerking in Strafzaken (PJSS).
In 1928 werd Van Poelje aangesteld als bijzonder hoogleraar in de bestuurskunde aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam, de latere Erasmus Universiteit. In deze functie, die hij tot 1933 bekleedde, wist Van Poelje de Nederlandse bestuurskunde tot ontwikkeling te brengen.
In 1933 werd Van Poelje secretaris-generaal op het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, een functie die hij tot 1940 behield. Hij kreeg deze functie doordat Henri Marchant, die in Den Haag als wethouder van Onderwijs zeer op Van Poelje gesteund had, in 1933 werd voorgedragen als minister van Onderwijs in het kabinet Kabinet-Colijn II en dat alleen wilde worden als hij Van Poelje mocht meenemen. De minister liet uiteindelijk veel over aan Van Poelje.
De Garbage can theory (nl: Vuilnisemmer theorie) is een theorie binnen de bestuurskunde die wordt gebruikt om besluitvorming te verklaren. De theorie is in 1972 ontwikkeld door Michael Cohen, James March en Johan Olsen.
De theoretische doorbraak van het model is dat het problemen, oplossingen en besluitvormers uit elkaar haalt, in tegenstelling tot de traditionele besluitvormingstheorie. Besluiten komen niet tot stand langs een lineair pad van probleem naar oplossing, maar zijn het resultaat van verschillende, onafhankelijk van elkaar spelende stromen binnen een organisatie.
De theorie ontleent haar naam aan de ontdekking dat er in organisaties allerlei ‘oplossingen’ worden bedacht die ter zijde worden geschoven omdat de erbij passende ‘problemen’ niet direct zichtbaar zijn. Wanneer de problemen wel boven water komen kan het lonen eens te kijken in de ‘vuilnisbak met oplossingen’.
Leiderschap is het gedrag van een persoon die een positie van leider heeft in een groep. De activiteiten van deze groep zijn onder zijn verantwoordelijkheid gericht op het realiseren van een bepaald doel. Het heeft dus betrekking op gedragingen in relatie tot de leden van de groep, gericht op het bereiken van bepaalde doelen. Onverschillig aan welke activiteit leiding wordt gegeven, gaat het altijd om doelbewust, doelgericht en doelmatig handelen. Gary Yukl formuleerde in 1989 vier soorten taken die leiders in organisaties hebben:
Beslissingen nemen, problemen oplossen, plannen en organiseren;
Het Noord-Atlantisch Verdrag is een militair verdrag dat wederzijdse verdediging en samenwerking van de legers van de westerse landen regelt, aanvankelijk vooral als tegenkracht tegen de landen in het Oostblok. Die vormden op hun beurt in 1955 het Warschaupact. De kern van het verdrag staat in artikel 5, dat stelt dat in geval van een aanval op een van de staten, deze door de andere zal worden opgevat als een aanval op allemaal en dat alle landen zullen meehelpen (samenwerken) om de aanvaller af te weren. Sinds het einde van de Koude Oorlog is het militaire belang van de NAVO afgenomen. De lidstaten incasseerden het vredesdividend en krompen hun strijdkrachten in. De NAVO is sindsdien in een transformatiefase, waarin nieuwe taken zoals bestrijding van terrorisme, proliferatie en anarchie op de agenda zijn gekomen.
Cultuurbeleid is in Nederland het geheel van uitgangspunten waarbinnen de Nederlandse overheid ten aanzien van de culturele sector opereert. Een van de thema's binnen het Nederlandse cultuurbeleid is de culturele diversiteit. Het beleid wordt per vier jaar vastgelegd in Cultuurnota's. Het landelijk beleid valt onder de verantwoordelijkheid van de huidige minister van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, minister Marja van Bijsterveldt. Ook de lagere overheden hanteren tegenwoordig cultuurnota's waarin de speerpunten van provincie of gemeente staan verwoord.
Overheidsbeleid gericht op de culturele sector is een verschijnsel dat in de twintigste eeuw is ingevoerd. Vroeger waren artiesten zoals kunstenaars en componisten afhankelijk van een mecenas. Een bekend buitenlands voorbeeld is de Hongaarse mecenatenfamilie Esterházy die banden aanhielden met de componisten Frans Liszt en Joseph Haydn.
Bureaucratie is een organisatiestructuur die gekenmerkt wordt door aan regels onderheven procedures, verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie en onpersoonlijke relaties. Bureaucratisering is sterk verbonden met rationeel-legaal gezag en zorgt met centralisatie en juridisering voor een verdichting van de afhankelijkheidsbetrekkingen binnen een staatsverband.
De DuitsesocioloogMax Weber heeft dit verschijnsel uitgebreid beschreven. Hij zag het als superieur ten opzichte van traditionele structuren. Bureaucratieën zijn immers rationeel en efficiënt, en iedereen wordt op gelijke wijze behandeld. Familie en vrienden worden in de ideale situatie niet voorgetrokken. Ook taakverdeling staat centraal in het Weberiaanse concept 'bureaucratie'.
Lees verder
In het staatsrecht is een constitutie de grondslag van een staat. Deze is vaak, maar niet altijd, vastgelegd in een grondwet, een document waarin de grondrechten en/of de werking van het politieke stelsel in een bepaald land beschreven staan.
Constituties variëren van land tot land, maar toch zijn er enkele bijna-universele kenmerken. Constituties regelen de organisatie van de overheid, ze zeggen bijvoorbeeld of het een parlementair of presidentieël systeem is, welke mechanismen de wetgevende macht heeft om de uitvoerende macht te controleren, wat de rol is van de rechterlijke macht en op welke manier de macht verdeeld is tussen de nationale regering en de lokale organen. Ze vermelden traditioneel ook een aantal rechten, hoewel die in sommige gevallen niet echt duidelijk zijn (zoals "het recht op werk").
Vrijwel alle democratieën hebben een grondwet. Een voorbeeld van een land zonder geschreven grondwet is het Verenigd Koninkrijk. Het constitutioneel recht ligt daar vast in wetten, gewoontes en rechtspraak.
De grondwet wordt vastgesteld door de grondwetgever. Vaak is dit de gewone wetgever, die een speciale procedure volgt (bijvoorbeeld meerdere lezingen en een gekwalificeerde meerderheid nodig). In diverse landen heeft men een referendum voor grondwetswijziging. In andere landen is een tweede goedkeuring van 2/3 of de helft van de meerderheid vereist. Daarmee kan een wijzigingsproces jarenlang duren.
Een crisis is een zware noodsituatie waarbij het functioneren van een stelsel (van welke aard dan ook) ernstig verstoord raakt. Alleen een burgemeester, minister of het staatshoofd mag een crisissituatie tot ramp uitroepen. De Leidse bestuurskundige Uri Rosenthal onderscheidt verschillende soorten crises:
Organisatiestructuur is de wijze waarop taken binnen een organisatie zijn verdeeld en de wijze waarop vervolgens afstemming tussen deeltaken tot stand is gebracht. Het heeft dus te maken met de verdeling van activiteiten over afdelingen en de taken van de werknemers. De organisatiekunde is de theorie van het opzetten van organisaties. De organisatiestructuur is een hulpmiddel dat ervoor moet zorgen dat een organisatie zijn doelen kan bereiken. Het vraagstuk van de juiste organisatiestructuur speelt met name in grote organisaties. Daar moet men nadenken over zaken als taakverdeling, verdeling van verantwoordelijkheden en van bevoegdheden en daarmee samenhangend over het coördineren van die taken en verantwoordelijkheden. Herbert Simon stelde twee hoofdcriteria op die kunnen worden gebruikt bij de vraag wanneer een afdeling gevormd moet worden, zodat een stabiele structuur kan worden gecreerd:
de communicatie binnen de afdeling moet groter zijn dan die tussen afdelingen (hoe autonomer de groep des te lager de coördinatiekosten)
gelijke taken moeten in in eigen (functionele) groepen worden ondergebracht
e-Government (afgeleid van elektronische overheid, ook bekend als e-gov, digitale overheid of overheid online) refereert naar het gebruik van informatie en communicatie technologie (ICT) om informatie en diensten aan burgers, bedrijven en overheden ter beschikking te stellen en de interne efficiëntie van de overheid te verhogen. Doelen die met e-government worden nagestreefd zijn andere:
het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar bestuur,
het versterking van de kwaliteit van dienstverlening,
het stimuleren van de politieke en publieke participatie, en
het realiseren van efficiencywinst.
De diensten zelf kunnen zowel gebruikmaken van internet, digitale televisie, sms, GPRS, wifi etc. De uitwisseling betreft zowel informatieve, interactieve als transactionele diensten waarbij in het laatste geval een aanvraagproces volledig gedigitaliseerd verloopt.
De Vereniging voor Bestuurskunde (VB) - in 1973 opgericht - is een vereniging van ruim 1000 mensen die geïnteresseerd zijn in het reilen en zeilen van het openbaar bestuur. Daaronder bevinden zich onderzoekers, studenten, organisatieadviseurs, bestuurders en beleidsambtenaren (uit alle lagen en sectoren van het openbaar bestuur). De VB streeft ernaar een brug te staan tussen praktijk en theorie.
De VB stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan de verbetering van het openbaar bestuur door vervulling van een brugfunctie tussen wetenschappelijke onderzoekers en mensen uit de bestuurspraktijk.
Om dit doel te bereiken geeft de vereniging een eigen tijdschrift en nieuwsbrief uit, worden er congressen, conferenties en seminars georganiseerd en contacten onderhouden met (internationale) organisaties.
Kameralistiek is een beweging tot maatschappijhervorming in het achttiende-eeuwse Pruisen, waarbij de staat niet alleen recht schept en handhaaft maar ook de collectieve welvaart diende te bevorderen, bijvoorbeeld door economische maatregelen. Men wilde de hele bevolking in dienst stellen van het algemeen welzijn, zij het ieder volgens zijn stand en nut.
De Kameralistiek hield zich bezig met de verwerving van systematische informatie over de rol van het bestuur in de maatschappij. Geen wetenschap zoals wij dat nu kennen, maar een mengeling van geschiedschrijving, eigen waardeoordelen en vuistregels voor de bestuurspraktijk.
De kameralistiek in Pruisen is een voorloper van de moderne bestuurskunde. In de achttiende eeuw groeide de behoefte aan bestuurlijke deskundigheid. Frederik Willem I van Pruisen vestigde aan de universiteiten van Frankfurt en Halle professoraten in de kameralistiek. De bekendste hoogleraar kameralistiek was Johann Heinrich Gottlob Justi (1717-1771), die kameralistiek en natuurrechtsleer met elkaar verbond.
Implementatie is de invoering van een nieuw systeem, plan, idee, model, ontwerp, standaard of beleid in een organisatie. De Amerikaanse politicoloog en bestuurskundige Aaron Wildavsky heeft zich in zijn publicaties verzet tegen de rationele benadering van implementatie. Samen met Jeffrey Pressman schreef hij in 1973 de klassieker Implementation. Aanleiding voor deze studie was een project van de federale overheid waarin werd getracht om door middel van overheidsinvesteringen en loonsubsidies sociale achterstanden in Oakland weg te werken. Twintig miljoen dollar en een grote inspanning van de betrokkenen bleken evenwel niet tot de gewenste resultaten te leiden. Wildavsky en Pressman verwonderden zich over dit falen gezien de gunstige uitgangssituatie, maar vonden uiteindelijk een verklaring in de zogeheten 'complexity of joint action'. Daarmee doelen zij op het feit dat er per afzonderlijk werkgelegenheidsproject tientallen beslissingsmomenten kunnen worden onderscheiden die niet alleen de voortgang van het project ernstig belemmerden, maar ook in veel gevallen tot beslissingen hebben geleid, die niet met elkaar strookten als gevolg van de diversiteit van de betrokkenen en hun belangen.
Structuurvisie is in Nederland de benaming van een ambtelijk document in de ruimtelijke ordening.
In dit document wordt de visie op het ruimtelijk beleid voor de hele gemeente, provincie of een ander administratief gebied beschreven. Hierin vertelt het bevoegde gezag bijvoorbeeld waar gebouwd mag worden, waar de natuur behouden blijft waar de economische structuur versterkt moet worden.
Deze structuurvisie heeft geen juridische status in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Het is voor de opsteller wel een voor zichzelf bindend en richtinggevend document waarin de streekplangebieden (en grote bestemmingsplannen) in hun onderlinge samenhang worden bezien. De ruimtelijke strategie in de structuurvisie heeft een termijn van doorgaans 10 à 20 jaar met een doorkijk naar nog langere termijnen.
Lees verder
Niccolò Machiavelli (Florence, 3 mei1469 - aldaar, 21 juni1527) was een Italiaanse politicus en filosoof. Op 28 mei 1498 werd hij hoofd van de Tweede Kanselarij van de Grote Raad van Florence, zijn voornaamste publieke functie, waaruit hij eind 1512 ontzet werd.
Het jaar daarna, in 1513, schreef hij Il Principe (De vorst), een boek dat nog steeds gelezen wordt. De hoofdmoot van het boek wordt gekenmerkt door utilistisch denken: het doel heiligt de middelen. Dit is het tegenovergestelde van de deontologie, die kijkt naar de ethische aanvaardbaarheid van de middelen. Omvangrijker en misschien ook belangrijker dan Il Principe zijn de Discorsi, voluit de Discorsi sopra la prima deca di Tito Livio (Verhandelingen over de eerste tien boeken van Titus Livius). Het is niet precies bekend wanneer deze Discorsi geschreven zijn, maar Machiavelli's eigen verwijzing ernaar in zijn Il Principe (hoofdstuk II) geeft aan dat de Discorsi reeds voor 1513 geschreven moeten zijn.
Status quo (Latijn voor "bestaande toestand") duidt een bereikte politieke toestand of situatie aan, die gehandhaafd dient te worden. Het streven naar het handhaven van de status quo is een wezenskenmerk van conservatieve politiek.
Het streven naar handhaving van de status quo gebeurt meestal in de context van weerstand tegen grote, uit conservatief oogpunt radicale veranderingen op sociaal en cultureel gebied.
Wanneer er in de politiek formeel gerefereerd wordt aan een status quo dan duidt men op een opzettelijk in stand gehouden onduidelijke of dubbelzinnige politieke status. Een voorbeeld van een dergelijke ambigue politiek is de politieke status van Taiwan.
Boncodin was een van de kabinetsleden die president Gloria Macapagal-Arroyo opriepen om op te stappen naar aanleiding van het Hello Garci-schandaal in 2005. De president werd daarbij beschuldigd fraude te hebben gepleegd bij de verkiezingen van 2004. Op een kort geluidsfragment zou Arroyo te horen zijn terwijl ze met een kiesfunctionaris (Garci) sprak over de verkiezingsuitslagen en over haar voorsprong in de tellingen. Arroyo gaf aan wel met de functionaris gesproken te hebben, maar ontkende iets illegaals gedaan te hebben.
Lees verder
In 2007 kreeg ze de CanadeseSauvé Scholarship beurs toegewezen. Met deze beurs vertrok Verdel naar de Verenigde Staten, waar ze tijdens presidentsverkiezingen van 2008 als enige buitenlander werkte op het landelijk hoofdkwartier van de Democratische Partij. Tijdens deze campagne schreef zij stukken over haar belevenissen voor Vrij Nederland en Het Financieele Dagblad. Ook was zij regelmatig te horen op BNR Nieuwsradio en Radio 1 over de voortgang van de campagne. Na de winst van Obama keerde zij terug naar Nederland. Op 19 januari 2009 bracht zij het boek Van Rotterdam naar het Witte Huis uit over haar tijd in het campagneteam van Obama. Daarnaast verscheen ze regelmatig in de media om te praten over het beleid van de Amerikaanse president.
Lees verder
Principaal-agentproblematiek (ook wel het lastgever-agent-model) is een term uit de politicologie die verwijst naar een situatie waarin sprake is van asymmetrische informatie en een persoon of lichaam (de principaal/lastgever) een ander (de agent) inschakelt om een bepaalde taak uit te voeren. De agent zal een informatie- en kennisvoorsprong hebben en krijgt daarbij ruimte om buiten of zelfs tegen het belang van zijn principaal zijn eigen belang te dienen. De agent is meestal de specialist en heeft door zijn positie "dichter bij het vuur" ook een kennisvoorsprong. De agent is weliswaar gehoorzaamheid verschuldigd aan zijn principaal, maar de principaal kan hem niet afdoende controleren. Voorbeelden van deze problematiek doen zich voor in de meeste verhoudingen op basis van ondergeschiktheid, zoals werkgever-werknemer, aandeelhouders-directie, hogere manager-lagere manager, minister-ambtenaar, regering-ministers, parlement-regering, staatshoofd-regering. Door verschillende mechanismen kan men de belangen van principaal en agent op een lijn stellen of een afdoende controle inbouwen.
De sociotechniek is een bedrijfskundige stroming gericht op het verbeteren van het functioneren van mens en organisatie door aanpassing of herontwerp van werkprocessen en organisatie van de techniek of diensten én van de menselijke arbeidstaken.
Sociotechniek is afgeleid uit de systeemtheorie en betreft een herontwerp- en veranderingsmanagementtheorie die in de jaren vijftig van de 20e eeuw aan het Tavistock Institute (Verenigd Koninkrijk) ontstond. Op basis van de ervaringen in organisaties werd de theorie aan universiteiten en bij onderzoeksbureaus verder uitgewerkt en vernieuwd. De ontwerpprincipes van deze benadering zijn toegepast in Noord-Europa, Australië en de Verenigde Staten. Ze staan daar bekend als de Integral Organisational Renewal-benadering.
Lees verder
Met fracasomanie wordt een bestuurscultuur aangeduid. De Amerikaanse econoomAlbert Hirschman, een hoogleraar die doceerde aan de universiteiten van Yale, Columbia en Harvard, heeft de term bedacht voor een overheid die door politieke bestuurders vol goede bedoelingen de ene na de andere reorganisatie krijgt opgelegd zonder dat deze worden afgemaakt.
Hij beschreef in 1963 de bestuursveranderingen in Zuid-Amerika waar overheden zich distantieerden van het in het verleden gevoerde beleid en hervormingen gelasten. Deze werden door politieke instabiliteit, een politicus heeft meestal een ambtsperiode die korter is dan de duur van de hervorming, niet afgemaakt. Er volgde een nieuwe hervorming terwijl de vorige niet was geëvalueerd en niet kon worden geïnternaliseerd door de bureaucratie. Omdat op deze wijze chaos ontstaat kiezen boze burgers een derde politicus die zijn eigen hervormingen aankondigt. Dit leidt tot een gedestabiliseerde staat waarin de hervormingen elkaar snel opvolgen en waarbinnen een steeds grotere groep ontevreden burgers ontstaat.
Lees verder