Deze pagina geeft een overzicht van alle uitgelichte artikels en/of afbeeldingen op het portaal Brussel. Voor elke maand van het jaar is er zo'n artikel en/of afbeelding. Voel u vrij om deze te bewerken door de bijhorende bewerk-link te volgen.
In 1774 vestigt hij zich in Brussel en legt er een jaar later de eed af als advocaat bij de Raad van Brabant. Hij publiceert er in 1781 de Codex Brabanticus, een juridisch handboek over de in het hertogdom Brabant geldende wetten. Uit dit werk blijkt zijn democratische en rationalistische instelling alsook zijn gehechtheid aan Brabant.
Jan Baptist Verlooy was een pleitbezorger van de Nederlandse taal en wordt daarom als grondlegger van de Vlaamse Beweging gezien. Toch beschouwde hij niet Vlaanderen, maar Brabant en bij uitbreiding de hele Nederlanden als zijn vaderland.
Alhoewel Victor Horta geboren was in Gent en er ook zijn middelbare school doorliep, is hij onlosmakend verbonden met Brussel. Samen met Henry Van de Velde geldt Horta als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de art nouveau. Een aantal van Horta's gebouwen zijn verdwenen door afbraak of brand, onder andere het Volkshuis en de Innovation in Brussel. Toegankelijk voor iedereen zijn het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (BOZAR) (1928), het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal, het Autrique-huis en het Hortamuseum. Een viertal van zijn burgerwoningen in Brussel staan op de lijst van het UNESCOWerelderfgoed, onder andere zijn eigen woning en atelier in Brussel, het huidige Hortamuseum.
Paul-Emile Janson was de Belgischeeerste minister van november 1937 tot mei 1938.
Hij was de zoon van Paul Janson, de broer van Marie Janson en de oom van Paul-Henri Spaak.
Hij doorliep een aanzienlijke loopbaan als lid van de Belgische regering, voornamelijk als minister van Justitie. In 1931 werd hij minister van Staat. Bij het uitbreken van de oorlog trok hij met de regering naar Zuid-Frankrijk. Hij weigerde echter verder mee te vluchten naar Londen en bleef met zeven andere ministers achter op het vasteland. Alle acht boden op 28 augustus 1940 hun ontslag aan bij eerste minister Pierlot. Ze werden door de regering als definitief ontslagen beschouwd, ondanks hun latere pogingen om opnieuw in de regering te worden opgenomen. In 1943 werd Zuid-Frankrijk (de zogenaamde 'zone libre') door de Duitsers bezet en Janson werd in Nice gearresteerd. Hij overleed op 3 maart 1944 in het concentratiekamp van Buchenwald.
Van 1978 tot 1993 was hij verslaggever en nieuwslezer bij de BRT (tot 1991) en de BRTN. Hij maakte vooral reportages over de Belgische politiek, over architectuur en stedenbouw in Brussel en over Duitsland, in het bijzonder over de toenmalige DDR.
Bij een groot lezerspubliek heeft hij vooral bekendheid verworven met boeken als Het Belgisch labyrint of De schoonheid van de wanstaltigheid (1989) en Alle uitbarstingen (2001).
Hergé is, naast Vandersteen, Franquin en Goscinny, een van de grote scheppers van de Europese humoristische avonturenstrip van de 20e eeuw. Zijn bekendste creatie is Kuifje, een jonge reporter die over de hele wereld avonturen beleeft. Kenmerkend voor deze wereldberoemde stripreeks is het humanistische karakter, het grondige onderzoek waarmee de maker zijn karikaturale verhalen realistisch weet te maken en de heldere tekenstijl, de zogenaamde klare lijn.
Verminnen werd geboren als jongste in een gezin van vijf kinderen en groeide op in Wemmel, net ten noorden van Brussel. Al van jongs af aan wilde Verminnen zanger worden. Eerste ruimere bekendheid verwierf hij dankzij een televisie-optreden in het programma "Ontdek de ster" in 1969, en zijn eerste plaat verscheen in 1971. In zijn beginjaren werkte hij nauw samen met Will Tura en Raymond Van het Groenewoud.
Vaak is Brussel het thema of de inspiratiebron van Verminnens chansons, een stad waar hij zich nauw mee verbonden voelt. Een van zijn bekendste liedjes en tegelijk een klassieker op feest- en dansgelegenheden, is In de Rue des Bouchers uit 1979 (in het Nederlands Beenhouwersstraat, de bekendste horecastraat in het centrum van Brussel). Nochtans is dit nummer minder representatief voor Verminnens werk (het is in het Brussels dialect gezongen en heeft een volks, feestelijk ritme). Andere bekende liedjes van hem zijn Laat Me Nu Toch Niet Alleen (1973), 'k Voel Me Goed (1981), Mooie Dagen (1989). Het is in Vlaanderen minder bekend dat Verminnen ook heel wat Franstalige liederen opnam en daardoor ook in de Franstalige wereld enige bekendheid geniet.
Verminnen heeft zich ingespannen voor een aangepast economisch en juridisch statuut voor kunstenaars en richtte in 1992 mee de belangenvereniging Zamu voor zangers en muzikanten op. Tussen 2007 en 2014 is Verminnen gedelegeerd bestuurder van de Nederlandstalige vleugel van auteursrechtenvereniging Sabam. In 2014 werd hij voorzitter van de raad van bestuur van de vereniging.
Hij promoveerde tot doctor in de rechten (1851) aan de ULB en vestigde zich als advocaat in Brussel. In 1857 werd hij gemeenteraadslid van Brussel, werd schepen van 1858 tot 1862 en burgemeester van 1863 tot aan zijn dood.
Op 28 augustus 1830 was hij één van de ondertekenaars van het adres aan Willem I en behoorde hij tot degenen die met kroonprins Willem onderhandelden. Hij was vooral zeer actief in het leiden en kanaliseren van de volksmassa. Rouppe werd op 4 oktober door het Voorlopig Bewind tot burgemeester van Brussel benoemd. Dit werd op 22 oktober bevestigd door de kiezers die hem 497 stemmen gaven, tegen 468 voor de orangistische markies de Trazegnies.
Rouppe bleef burgemeester tot aan zijn dood. Hij kreeg algemene lof voor zijn doortastend optreden tijdens de grote tyfusepidemie van 1832. Hij interesseerde zich aan onderwijskwesties. Zo was hij nauw betrokken bij de stichting van de Vrije Universiteit Brussel en hield hij de openingsrede op de installatiezitting.
Naar hem werd een nieuw plein genoemd, gelegen op het einde van de Zuidstraat. Een nationale geldinzameling werd aangewend om in 1848 een door Joseph Poelaert ontworpen bronzen fontein op te richten. Er werden ook fondsen ingezameld waarmee in 1840 een monument op zijn graf in Laken werd aangebracht.
In 1983 start Schuiten zijn samenwerking met Benoît Peeters, die hij op de middelbare school had leren kennen, voor De muren van Samaris, het eerste deel in de reeks De Duistere Steden. De reeks, die gesitueerd wordt in een parallel universum beïnvloed door het werk van Victor Horta en Jules Verne, wordt wereldwijd geprezen, zowel voor de tekeningen als de scenario's. Het levert Schuiten en Peeters in 1985 de prijs voor stripalbum van het jaar op het festival van Angoulème op voor het album De koorts van Urbicande.
Michel de Ghelderode, pseudoniem van Adémar Adolphe Louis Martens, was een productieve Franstalige auteur van Vlaamse origine. Andere namen die hij gebruikte waren Philostene Costenoble, Jac Nolan en Babylas. Hij schreef meer dan zestig toneelstukken, honderd verhalen, artikels over kunst en folklore, 20.000 brieven en poppentheater voor Koninklijk Poppentheater Toone. Zijn stijl typeert zich door een verontrustende fantasie, vaak macaber, wreed en grotesk.
Michel de Ghelderode werd geboren in de Gewijde-Boomstraat (Rue de l'Arbre Bénit) in Elsene in 1898 als Adémar Adolphe-Louis Martens. Negentien jaar eerder stierf Charles De Coster in dezelfde straat. De Ghelderode zou het feit regelmatig in herinnering brengen. Hij had Vlaamse ouders, werd in het Frans opgevoed en schreef in het Frans, net als zijn tijdgenoten en Franstalige Vlamingen van wie het werk wortelt in de tweevoudige Belgische cultuur: André Baillon, Georges Eekhoud, Max Elskamp, Franz Hellens, Fernand Crommelynck, Maeterlinck, Rodenbach, Charles Van Lerberghe en Émile Verhaeren. In zijn jeugd en later had hij een kwetsbare gezondheid. Hij kreeg onder meer tyfus toen hij 16 was. Zijn jeugd kenmerkt zich door zijn angst voor zijn opvoeders: de vader, de priester, de moeder, wat zijn fobisch volwassen leven verklaart. Vanaf 1917, en officieel vanaf 1930, schreef hij onder het pseudoniem Michel de Ghelderode. Hij schreef 60 stukken in 15 jaar.
In 1774 vestigt hij zich in Brussel en legt er een jaar later de eed af als advocaat bij de Raad van Brabant. Hij publiceert er in 1781 de Codex Brabanticus, een juridisch handboek over de in het hertogdom Brabant geldende wetten. Uit dit werk blijkt zijn democratische en rationalistische instelling alsook zijn gehechtheid aan Brabant.
Jan Baptist Verlooy was een pleitbezorger van de Nederlandse taal en wordt daarom als grondlegger van de Vlaamse Beweging gezien. Toch beschouwde hij niet Vlaanderen, maar Brabant en bij uitbreiding de hele Nederlanden als zijn vaderland.