Rückert-Lieder
De Rückert-Lieder zijn een vijftal zelfstandige liederen van Gustav Mahler (1860–1911), getoonzet op gedichten van de Duitse dichter Friedrich Rückert (1788–1866).
Geschiedenis
bewerkenDe liederen dateren grotendeels uit 1901, het jaar waarin Mahler in het huwelijk trad met Alma Schindler. In dezelfde periode kwam de Vijfde symfonie tot stand. Vanaf deze tijd tot de Achtste symfonie zette Mahler uitsluitend gedichten van Rückert op muziek, met name de Kindertotenlieder. Volgens hem was Rückerts werk "lyriek uit de eerste hand" en al het andere "lyriek uit de tweede hand".
De première van vier Rückert-Lieder (zonder Liebst du um Schönheit), samen met de Kindertotenlieder, vond plaats op 29 januari 1905 in Wenen met Mahler zelf als dirigent. De zangers waren de tenor Fritz Schrödter en de baritons Anton Moser en Friedrich Weidemann.
De Rückert-Lieder werden voor het eerst gepubliceerd in 1910 door uitgeverij C.F. Kahnt te Leipzig onder de titel Sieben Lieder aus letzter Zeit, inclusief Revelge en Der Tamboursg’sell (de twee laatste Lieder aus "Des Knaben Wunderhorn"). Er bestaat een versie met pianobegeleiding en een versie met symfonieorkest. De orkestratie van Liebst du um Schönheit is niet door Mahler zelf vervaardigd, maar door Max Puttmann, een medewerker van C.F. Kahnt.
Teksten
bewerkenIn tegenstelling tot de Kindertotenlieder vormen de Rückert-Lieder geen gesloten cyclus, al worden ze vaak als één geheel uitgevoerd. Men kiest daarbij zelf de volgorde waarin zij worden gezongen.
Rückert schreef tienduizenden gedichten. Zijn Kindertotenlieder omvatten alleen al 536 stuks. Zijn schrijven van gedichten kan min of meer opgevat worden als schrijven in een dagboek, de neerslag van indrukken en invallen van de dag. Het onderstaande gedicht Blicke mir nicht in die Lieder! kan gezien worden als een reflectie van hem als veelschrijver op de waarde van zijn gedichten, die niet allemaal van hoogstaande kwaliteit konden zijn.
Blicke mir nicht in die Lieder! | Sla geen blik op mijn gedichten! |
---|---|
Blicke mir nicht in die Lieder! Bienen, wenn sie Zellen bauen, |
Sla geen blik op mijn gedichten! Bijen, als zij cellen bouwen, |
Ich atmet' einen linden Duft | Ik ademde een lindegeur |
---|---|
Ich atmet' einen linden Duft Wie lieblich ist der Lindenduft, |
Ik ademde een lindegeur Hoe lieflijk is de lindegeur, |
Um Mitternacht | Om middernacht |
---|---|
Hab' ich gewacht Um Mitternacht Um Mitternacht Um Mitternacht Um Mitternacht |
Al wakend doorbracht Om middernacht Om middernacht Om middernacht Om middernacht |
Ich bin der Welt abhanden gekommen | Voor de wereld ben ik voorgoed verloren |
---|---|
Ich bin der Welt abhanden gekommen, Es ist mir auch gar nichts daran gelegen, Ich bin gestorben dem Weltgetümmel |
Voor de wereld ben ik voorgoed verloren, Er is mij ook volstrekt niets aan gelegen, Ik heb verlaten ’s werelds gewemel, |
Liebst du um Schönheit | Liefde om schoonheid |
---|---|
Liebst du um Schönheit, Liebst du um Jugend, Liebst du um Schätze, Liebst du um Liebe, |
Liefde om schoonheid, Liefde om prilheid, Liefde om schatten, Liefde om liefde, |
Literatuur
bewerken- (de) Reinhard Gerlach: Strophen von Leben, Traum und Tod. Ein Essay über Rückert-Lieder von Gustav Mahler. Taschenbücher zur Musikwissenschaft, Bd. 83, Wilhelmshaven, 1982.
- (de) Ingo Müller: Dichtung und Musik im Spannungsfeld zwischen Vermittlung und Unmittelbarkeit. Gustav Mahlers „Fünf Lieder nach Texten von Friedrich Rückert“. In: Gustav Mahler: Lieder ( = Musik-Konzepte Neue Folge, red. Ulrich Tadday), München 2007, p. 51-76.