De op een na langste etappe in deze Vuelta eindigde met een slotklim van 15 km naar Andorra. Twee vroege vluchters, de Zwitser Johann Tschopp en de Fransman Mikaël Cherel, konden een kwartier voorsprong nemen, maar door het werk van Katjoesja en Rabobank voor hun kopmannen Joaquim Rodríguez en Denis Mensjov, werden ze reeds in de eerste kilometers van de slotklim gegrepen. Al dat werk was uiteindelijk voor niets: Rodriguez verloor 59 seconden, Mensjov meer dan vijf minuten. Ezequiel Mosquera was de eerste echte kopman die aanviel, op 4 km van de streep. Hij kreeg Vincenzo Nibali en Rodruiguez mee, maar deze twee trapten op hun adem. Igor Antón had zijn klim echter het best ingedeeld en raapte een voor een de overmoedige aanvallers op. Onder de rode vod liet hij ook Mosquera ter plaatse. Antón won zo zijn tweede etappe in deze Vuelta met drie seconden voorsprong op Mosquera. Derde werd Xavier Tondó op tien seconden, die ook nog terug kon komen uit de achtergrond. Antón deed met deze ritzege een gouden zaak in het algemeen klassement: zijn dichtste achtervolger werd Nibali op 45 seconden. Ook in het puntenklassement en het combinada-klassement nam hij de leiderstrui over. De blauwe bollen bleven rond de schouders van de Fransman David Moncoutié.