Schouderdystocie
wanverhouding tussen het kind en het geboortekanaal tijdens een vaginale bevalling
Schouderdystocie (ICD-10 O66.0) is een wanverhouding tussen het kind en het geboortekanaal van de moeder gedurende een vaginale bevalling, waardoor de schouders ingeklemd raken.[1]
Bij schouderdystocie blijft de voorste schouder steken (hokken) achter het schaambeen (pubis) van de moeder.[2] Als het hoofdje geboren is, treedt er daardoor een probleem op bij de afwikkeling van de romp van het kind. Dit komt bij ongeveer 1% van alle bevallingen voor.[3]
Complicaties
bewerkenEr zijn twee grote problemen bij een schouderdystocie:
- Asfyxie: het kind kan nog niet ademen doordat het vastzit met de romp in het baringskanaal; hierdoor krijgt het kind zuurstoftekort.
- Mechanische beschadiging van het kind door de pogingen om het kind los te krijgen, zoals een zenuwbeschadiging (Erbse-parese).
Risicofactoren
bewerken- groot kind, door o.a. suikerziekte, obesitas van de moeder, serotiniteit
- langdurige ontsluiting/uitdrijving
- bekkenafwijking
- kunstverlossing
50% van de zwangeren heeft geen van deze risico's
Behandeling & procedures gedurende de bevalling
bewerken- hulp halen
- episiotomie
- Suprapubische impressie (= Rubin I manoeuvre)
- McRoberts manoeuvre
- Woods manoeuvre
- Rubin II manoeuvre
- "Afhalen" van de achterste armpje (= Barnum manoeuvre)
- Gaskin all fours manoeuvre
- breken van het sleutelbeen (clavicula)
- symfysiotomie
- Zavanelli manoeuvre en keizersnede
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Schouderdystocie. NVOG.
- ↑ Wat is schouderdystocie?. Solvo. Gearchiveerd op 9 juli 2020. Geraadpleegd op 9 juli 2020.
- ↑ Schouderdystocie. Kennis.net Geboortezorg (jan 2015).