Sextet (dichtvorm)
dichtvorm
Een sextet wordt gevormd door de laatste zes regels van een sonnet. Deze kunnen worden verdeeld in twee terzinen.
Voorbeeld
bewerkenNotre-Dame de Paris
- Hing die wolk stil en viel de kathedraal?
- ‘k Was niet op mijn gemak op vaders schouders
- hij zette mij op straat, en zei: de bouwers
- der kerk hadden in hun versteende taal
- voorgoed gebeiteld Gods proces-verbaal,
- van Adam en Eva, zond’ge voorouders
- tot op de dag des oordeels, met voor houders
- van ’n aflaatbrief toegang rechts aan de zaal.
- ‘k Begreep het wel: de toren viel niet om.
- ’t Zou ook niet kunnen merkte ik, want rondom
- het klokkenhuis zag ‘k kleine mensjes lopen.
- Om daar te komen moest je een kaartje kopen,
- Maar daarvoor stond de port’monnee niet open:
- Geen cent ging naar Rome – ik wist niet waarom.
- J. Kuijper
Deze laatste zes regels, van "'k Begreep.." tot "..niet waarom." zijn een sextet.