De Slag bij Zenta vond plaats op 11 september 1697 ter hoogte van de stad Senta. Terwijl de Turkse troepen onder leiding van sultan Mustafa II de rivier de Tisza overstaken werden ze in de pan gehakt door het Habsburgse leger onder leiding van prins Eugenius van Savoye.
Na verschillende belegeringen van Belgrado (1688, 1690, 1693) was de stad terug in Turkse handen, daarna wonnen de Ottomanen tussen 1695 en 1696 drie veldslagen op een rij. De ambitie van sultan Mustafa II was het veroveren van het Koninklijk Hongarije. Op 18 augustus vertrok hij met een enorm leger vanuit Belgrado naar Szeged.
Prins Eugenius van Savoye volgde van op afstand de Turkse troepenbeweging en toen ze ter hoogte van Senta de rivier de Tisza overstaken, sloeg hij toe. De Ottomanen waren totaal verrast en konden geen kanten op. Er brak paniek uit en duizenden soldaten vielen in de rivier. De Oostenrijkse artillerie maakte de zaak af. Dertigduizend Turkse soldaten verloren het leven, inclusief de grootvizierElmas Mehmed Pasja, de Oostenrijkers verloren slechts 429 man.