Subzone van Nassarius reticosus en Chlamys opercularis
De Zone van Nassarius reticosus en Chlamys opercularis of MOL. D1 is een molluskenbiozone in het mariene Plioceen van Nederland.
De zone is beschreven als de jongste subzone binnen de 'Zone van Turritella incrassata en Yoldia semistriata' en is vernoemd naar twee meestal algemeen optredende soorten: Nassarius reticosus en Chlamys opercularis (wijde mantel). De geldige naam van de laatste soort is Aequipecten opercularis. Het is niet gebruikelijk om de naam van een biozone aan te passen als door taxonomische of nomenclatorische redenen de naam van de naamgevende soorten later verandert. In de zonenaam blijven "ouderwetse" namen dus gewoon staan. Dit is in lijn met de aanbevelingen van de 'International Stratigraphic Guide'.
De zone werd in 1975 door Spaink geïntroduceerd als onderdeel van een biozonering van de mariene afzettingen uit het Boven Mioceen tot en met het Vroeg Pleistoceen van Nederland. De zone is aanwezig in de Formatie van Oosterhout en heeft en heeft een Reuverien ouderdom.
Definitie
bewerkenDe zone is gedefinieerd als een 'assemblage zone'. Dat betekent dat van een gegeven aantal soorten die een 'assemblage' kunnen vormen een aantal in de bestudeerde laag moet voorkomen om de aangetroffen fossiele fauna tot die zone te kunnen rekenen. Hoewel dus alle als kenmerkend beschouwde soorten bij elkaar kunnen worden aangetroffen is het niet noodzakelijk dat al deze soorten daadwerkelijk aanwezig zijn. Het is zelfs niet noodzakelijk dat de naamgevende soorten van de zone in de onderzochte laag aanwezig zijn.
Spaink (1975) beschouwde het gezamenlijke voorkomen van een aantal van de volgende soorten als kenmerkend voor deze zone:
Natuurlijk zijn dit niet alle soorten die uit deze zone bekend zijn maar deze beperkte lijst geeft al aan dat de associatie duidt op een betrekkelijk warme zee. Het relatief hoge aandeel van uitgestorven soorten is opvallend. Een groot deel van deze soorten is in deze biozone in het Noordzeegebied voor het laatst aanwezig.
De MOL.A zone werd beschreven als de jongste van een serie molluskenzones beginnend in het Boven Mioceen en eindigend in het Tiglien. Van oud naar jong zijn dit de zones MOL.E tot en met MOL.A. (zie het schema onderaan deze pagina).
Het is mogelijk dat zones MOL.C en subzone MOL.D1 deels tijdsequivalent zijn en in feite op faciële verschillen tussen de afzettingen duiden. Zie voor het verschil met subzone MOL.D2 het volgende paragraafje.
Pacifische immigranten
bewerkenHet meest opvallende verschijnsel binnen zone MOL.D1 is de aankomst van een grote groep soorten die hun oorsprong in de Grote Oceaan heeft. Tot deze zgn. 'Pacifische Groep' behoren onder andere de volgende soorten (geen volledige opsomming!): Acila cobboldiae, Yoldia lanceolata, Mytilus sp., Serripes groenlandicus, Macoma obliqua, Macoma praetenuis, Mya truncata, Buccinum undatum, Neptunea despecta, Neptunea angulata, etc. Zij verschijnen op verschillende tijdstippen na elkaar. Tot de eerst optredende soorten behoren o.a. Acila cobboldiae en Macoma obliqua. Deze migratiegolf gaat door na deze zone: tot de laatste binnenkomers behoren Macoma balthica (zeer laat in zone MOL.A) en Littorina saxatilis (na zone MOL.A). In zone MOL.D2 ontbreken soorten uit deze Pacifische Groep wat reden is om aan te nemen dat het verschil tussen beide subzones niet louter facieel is, maar vooral gebaseerd is op verschil in ouderdom.
De Pacifische migranten hebben de Atlantische Oceaan via de Beringstraat weten te bereiken. Naar dit verschijnsel is zeer veel onderzoek verricht (o.a. Vermeij, 1989 & 1991; Meijer, 1993).
Biozones in Nederland
bewerkenRelaties met vroeger en elders gebruikte eenheden
bewerkenEquivalenten van deze zone zijn aanwezig in Engeland (de Red Crag Formation in East Anglia) en in België. In België komt deze zone ongeveer overeen met het Scaldisien.
Mollusken uit zone MOL.D1
bewerken- (en) Beets, C., 1946. The Pliocene and Lower Pleistocene Gastropods in the collections of the Geological Foundation in the Netherlands. Mededelingen Geologische Stichting (Haarlem), C-IV-I(6): 166 pp.
- (en) Harmer, F.W., 1896. On the Pliocene Deposits of Holland and their Relation to the English and Belgian Crags, with a Suggestion for the Establishment of a New Zone, Amstelian, and some Remarks on the Geographical Conditions of the Pliocene Epoch in Northern Europe. Quarterly Journal of the Geological Society of London, 52: 748-782.
- (en) Harmer, F.W., 1914-1919. The Pliocene Mollusca of Great Britain, being supplementary to S.V. Wood's Monograph of the Crag Mollusca. The Palaeontographical Society Monograph, 67: Vol.1, 1-483.
- (en) Heering, J., 1950. Pelecypoda (and Scaphopoda) of the Pliocene and older-Plistocene deposits of the Netherlands. Mededelingen Geologische Stichting, C-IV-1, no 9., pp. 1-225.
- (en) Meijer, T., 1993. Stratigraphical notes on Macoma (Bivalvia) in the southern part of the North Sea Basin and some remarks on the arrival of Pacific species. Scripta Geologica, Special Issue, 2: 297-312, Leiden. PDF
- (fr) Nyst, P.H., 1878-1881. Conchyliologie des terrains tertiaires de la Belgique. Annales du Musée royal d'Histoire naturelle de Belgique, 3: 1-262 (1878), 28 pls., (1881).
- (nl) Spaink, G., 1975. Zonering van het mariene Onder-Pleistoceen en Plioceen op grond van mollusken fauna's. In: W.H.Zagwijn & C.J. van Staalduinen (eds), Toelichting bij geologische overzichtskaarten van Nederland. Rijks Geologische Dienst, 118-122. Haarlem.
- (en) Vermeij, G.J., 1989. Invasion and Extinction: The Last Three Million Years of North Sea Pelecypod History. Conservation Biology, 3(3): 274-281.
- (en) Vermeij, G.J., 1991. Anatomy of an invasion: the trans-Arctic interchange. Paleobiology, 17: 281-307.
- (en) Wood, S.V., 1848. A monograph of the Crag Mollusca, or, description of shells from the Middle and Upper Tertiaries of the east of England, 1. Univalves. Monograph Palaeontographical Society of London, 12 + 208 pp.
- (en) Wood, S.V., 1851-1860. A monograph of the Crag Mollusca, or, description of shells from the Middle and Upper Tertiaries of the east of England, 2. Bivalves. Monograph of the Palaeontographical Society of London, 1-150, pls 1-12 (1851); 151-216, pls 13-20 (1853); 217-342, pls 21-31 (1857), notes 1, 2 (1860).
- (en) Wood, S.V., 1872-1874. Supplement to the monograph of the Crag Mollusca, or, description of shells from the Middle and Upper Tertiaries of the east of England, 3. Univalves and bivalves. Monograph Palaeontographical Society of London, 31 + 99 pp., pls 1-7 (1872); 99-231, pls 8-21 (1874).
- (en) Wood, S.V., 1879. Second supplement to the monograph of the Crag Mollusca, or, description of shells from the Middle and Upper Tertiaries of the east of England. Monograph Palaeontographical Society of London, 1-58.
- (en) Zagwijn, W.H. & Doppert, J.W.Chr., 1978. Upper Cenozoic of the Southern North Sea Basin: Palaeoclimatic and palaeogeographic evolution. Geologie en Mijnbouw, 57: 577-588.
- (en) Zagwijn, W.H. & H. Hager, 1987. Correlations of continental and marine Neogene deposits in the south-eastern Netherlands and the Lower-Rhine District. Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, 24: 59-78.