Kleine zwartkop

soort uit het geslacht Curruca
(Doorverwezen vanaf Sylvia melanocephala)

De kleine zwartkop (Curruca melanocephala synoniem: Sylvia melanocephala) is een vogel uit de familie van de zangers van de Oude Wereld (Sylviidae).

Kleine zwartkop
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2018)
Kleine zwartkop
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Passeriformes (Zangvogels)
Familie:Sylviidae
Geslacht:Curruca
Soort
Curruca melanocephala
(Gmelin, 1789)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Kleine zwartkop op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

Kenmerken

bewerken

De kleine zwartkop is een 13-14 centimeter grote grasmus waarvan het mannetje een grijze rug en onderdelen, een zwarte kop, witte keel en een rode oogring heeft. Het vrouwtje heeft een bruingrijze rug en onderdelen en een grijze kop, tevens een rode oogring. Juveniele vogels lijken op het vrouwtje. De zang is als die van de grasmus, maar langer en voller, gezongen door het mannetje zittend of in baltsvlucht.

Broeden

bewerken
 
Sylvia melanocephala

Het nest bestaat uit takjes, droge stengels, gras en wortels en het ligt in de struiken op enige afstand boven de grond. De 3-5 geelwitte eieren, sterk roestbruin gevlekt, worden van april tot juni gelegd en in 13-14 dagen uitgebroed. Beide geslachten broeden. De jongen, die na 11-12 dagen uitvliegen, worden ook door beide ouders verzorgd. Nadat ze het nest hebben verlaten, worden ze nog enige tijd gevoerd. Kleine zwartkoppen broeden tweemaal per jaar.

In het broedseizoen eten kleine zwartkoppen insecten en spinnen, in het najaar ook bessen en andere vruchten.

Verspreiding en leefgebied

bewerken

Hij komt voor in het Middellandse Zeegebied, Noord-Afrika en een deel van Azië in olijfgaarden, pijnboom- en steeneikenbossen, wijngaarden en verwilderde tuinen. Het is een dwaalgast in Nederland.

De soort telt 6 ondersoorten: