Symfonie nr. 4 (Egge)

Egge

Klaus Egge voltooide zijn Symfonie nr. 4 in november 1967. Het werk is geschreven op verzoek van het Detroit Symphony Orchestra, dat destijds onder leiding stond van dirigent Sixten Ehrling. Deze combinatie verzorgde dan ook de eerste uitvoering op 28 maart 1968.

Symfonie nr. 4
Sinfoni n4. 4
Sinfonia seriale sopra B.A.C.H.-E.G.G.E.
Componist Klaus Egge
Soort compositie symfonie
Gecomponeerd voor symfonieorkest
Opusnummer 30
Compositiedatum 1967
Première 28 maart 1968
Duur 20 minuten
Vorige werk opus 29: Celloconcert
Volgende werk opus 31: Symfonie nr. 5
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Egge's werk valt uiteen in drie stijlperioden en deze symfonie valt in de laatste. Egge experimenteerde in de jaren zestig met de dodecafonie. Hij probeerde die te laten versmelten met het voornaamste element uit zijn eerste twee perioden: de Noorse volksmuziek.

Een invalshoek voor deze symfonie vond Egge in het BACH-motief dat hij aanvulde met zijn eigen motief EGGE. Om de twaalftoonsreeks vol te krijgen paste hij Es, Ges, As, F, D en Cis in. Binnen het werk is het BACH-motief het duidelijkst herkenbaar, zeker in de eerste sectie van de symfonie, waarin een fuga het belangrijkste onderdeel is. Ondanks de twaalftoonstechniek streefde Egge ernaar om een melodie te vinden binnen de tonenreeks. Daarom maakte hij een vrij gebruik van de dodecafonie. De symfonie besluit met een serie dezelfde akkoorden, die crescendo worden gespeeld en eindigt dan relatief plotseling, zonder duidelijk slotakkoord.

Het werk is doorgecomponeerd in drie in elkaar overlopende secties (snel, langzaam, snel): Allegro energica – Molto adagio – Allegro molto.

Orkestratie

bewerken

Discografie

bewerken