Theo Rüdiger
E. Theo Rüdiger (Nordhausen, 29 september 1878 – Weimar, 4 april 1959) was een Duits componist, muziekpedagoog, dirigent, cellist en trompettist. Hij was de zoon van Theodor Rüdiger sr. (Muziekdirecteur van de hertog van Saksen). Voor bepaalde werken gebruikte hij het pseudoniem: Roderich Regidür.
Levensloop
bewerkenRüdiger studeerde aan het conservatorium te Gotha compositie, muziektheorie, cello en trompet. Aansluitend werd hij lid van het Trompetterkorps van het Artillerie-Regiment Nr. 19 te Erfurt. Vanaf 1898 was hij cellist in het Kurorchester Bad Elmen (Saksen-Anhalt), in het Stedelijk Orkest Elberfeld en het Kurorchester Bad Kreuznach. Rüdiger was aansluitend als solo-cellist en concertmeester in heel Europa werkzaam. In 1904 was hij in Görlitz en daarnaar in Neurenberg Van 1907 tot 1932 werd hij lid van de hofkapel van de Groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach te Weimar.
In 1932 ging hij met pensioen en zette zich actief in voor de belangen van de amateuristische blaasmuziek. Hij schreef talrijke bijdragen in vakbladen en tijdschriften van de federaties.
Als componist schreef hij werken voor verschillende genres, toneelwerken, werken voor orkest, harmonieorkest en kamermuziek.
Composities
bewerkenWerken voor orkest
bewerken- Noris-Walzer uit "Die Stadt der Meistersinger", voor orkest, op.7
- Ouverture "Pan und Morpheus", voor orkest, op.8
- Sinfonisches Intermezzo D-Dur, "Weimar"
Werken voor harmonieorkest
bewerken- 1929/1933 Deutsche Jugend ouverture
- Baalat, Oriëntaalse dansenscène
- Festliche Musik, Feierlicher Einzug
Toneelwerken
bewerken- 1928 In Dur und Moll - Reise- und Lebenserinnerungen eines Deutschen Tonkünstlers im Ausland
- 1929 Heitere Musikgeschichten und Künstlerhumoresken
Kamermuziek
bewerken- Konzert in 3 Sätzen D-Dur, voor cello en piano
- Trio-Serenade D-Dur
Publicaties
bewerken- Deutsches Marschtempo. Eine gutgemeinte Mahnung, in: Der Artist Nr.2534 vom 12.07.1934
- Die Blasmusik im Rahmen der deutschen Volksmusik, in: Süddeutsche Musiker-Zeitung (SMZ) 1934, Nr. 7, S. 3
- Symphonische Blasmusik in: Süddeutsche Musiker-Zeitung (SMZ) 1932, Nr. 3, S. 1
- Ludwig van Beethoven als Kind und Schüler : eine Novellette aus Beethovens Jugendtagen, in: Der Chorleiter. – 8 (1927), Nr. 3, S. 55-57
Bibliografie
bewerken- Rudolf Vierhaus: Deutsche biographische Enzyklopädie, 2. überarbeitete und erweiterte Ausgabe, München: K.G. Saur Verlag, 2007. 924 p., ISBN 978-3-598-25030-9
- Wolfgang Suppan, Armin Suppan: Das Neue Lexikon des Blasmusikwesens, 4. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1994, ISBN 3-923058-07-1
- Wolfgang Suppan: Das neue Lexikon des Blasmusikwesens, 3. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1988, ISBN 3-923058-04-7
- Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The heritage encyclopedia of band music : composers and their music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
- Franz Stieger: Opernlexikon - Teil II: Komponisten. 1, Band A-F, Tutzing: Hans Schneider, 1975-1983, 371 p., ISBN 3-7952-0203-5
- Franz Stieger: Opernlexikon - Teil II: Komponisten. 2, Band G-M, Tutzing: Hans Schneider, 1975-1983, 373-772 p., ISBN 3-7952-0228-0
- Storm Bull: Index to biographies of contemporary composers, New York: Scarecrow Press, 1964, 405 p.
- Paul Frank, Wilhelm Altmann: Kurzgefasstes Tonkünstler Lexikon : für Musiker und Freunde der Musik, Regensburg: Gustave Bosse, 1936, 730 p.
- Erich H. Müller: Deutsches Musiker-Lexikon, Dresden: Wilhelm Limpert, 1929, 1644 p.
- Friedrich Jansa: Deutsche Tonkünstler und Musiker in Wort und Bild, Leipzig: Friedrich Jansa, 1911, 835 p.