Triumph Modellen NT en CD

serie motorfietsen van Triumph

De Triumph Modellen NT en CD waren 500cc-motorfietsen die het Britse merk Triumph van 1931 tot 1933 produceerde. Ze kenmerkten zich door de sloper-motor met vooroverhellende cilinder.

Triumph Modellen NT en CD
Model NT uit 1933
Model NT uit 1933
Algemeen
Merk Triumph
Categorie Toer / zijspantrekker / Sport
Productiejaren 1931-1933
Voorganger Triumph Model C-serie
Opvolger Triumph Model 5-serie
Motor
Motortype Stoterstangen kopklepmotor
Bouwwijze Sloper
Koeling Lucht
Boring 84 mm
Slag 89 mm
Cilinderinhoud 493,2 cc
Brandstofsysteem Amal-carburateur[1]
Ontstekingssysteem Magneet / magdyno
Smeersysteem Dry-sump
Prestaties
Vermogen 4,93 pk[2]
Aandrijving
Primaire aandrijving Ketting
Koppeling Meervoudige natte plaat
Versnellingen 3 of 4[3]
Secundaire aandrijving Ketting
Rijwielgedeelte
Frame Open brugframe
Voorvork Webb-type Triumph
Achtervork Star
Remmen Trommelremmen

Voorgeschiedenis

bewerken

Triumph stapte laat in de mode van de sloper-motoren met vooroverhellende cilinder, die al in 1927 door BSA werd ingeluid met de BSA S27 Special Sports OHV. Pas in 1930 bracht men het 550cc-Triumph Model NSD De Luxe met sloper-motor uit. De 500cc-modellen van de Model C-serie hadden nog rechtop staande cilinders, maar waren wel vernieuwd door de ontstekingsmagneet achter de cilinder te plaatsen, waardoor het motorblok compacter werd. De kopklepmodellen van de Model C-serie hadden de door Vic Horsman ontwikkelde cilinderkop met twee kleppen, maar nog een olietank voor de dry-sump-smering. De verkoop leed onder de depressie.

Modellen NT en CD

bewerken

In 1931 verscheen er een flink scala aan slopermotoren: de 250cc-kopklepmodellen WO en WA, de 350cc-zijklepper Model WL, de 350cc-kopklepmodellen NM en CA en het 500cc-Model NT. Dit model had behalve de sloper-motor ook een apart compartiment aan de voorkant van het carter waar de smeerolie inzat. De olietank maakte plaats voor een kastje voor het boordgereedschap. De machine had ook de in 1930 geïntroduceerde "Triumph Patent Clean Bar" waarbij de kabels door het stuur geleid waren. Dat was mogelijk door de manettes te vervangen door twistgrips voor het gas en de voorontsteking. Ook kreeg ze een afdekking aan de rechterkant van het motorblok, waar alleen de kickstarter, de voetsteun en het rempedaal doorheen staken. In 1932 volgde de sportversie, het Triumph Model CD. Dit model had twee upswept pipes en om gewicht te sparen ontbrak het deksel aan de rechterkant van het motorblok.

Behalve het sloper-ontwerp en het oliecompartiment in het carter week de motor op meer punten af van de Model C-serie. De boring en de slag waren gewijzigd van 88 × 88 mm naar 84 × 89 mm, waardoor de cilinderinhoud op 493,2 cc kwam. De olie voor het dry-sumpsysteem zat in een eigen deel van het carter, waardoor de olieleidingen ook niet meer zichtbaar waren. De stoterstangen zaten rechts en bedienden met afgedekte tuimelaars de beide kleppen met buitenliggende klepveren. De ontsteking werd verzorgd door een magdyno die aan de linkerkant van het blok werd aangedreven. De carburateur was vrijwel zeker een Amal[1]. De beide modellen hadden een dubbele (Twin Port of Two Port) uitlaatpoort, die technisch geen functie had, maar die ervoor zorgde dat de machines met twee uitlaten een symmetrisch achteraanzicht hadden. De uitlaten het Model NM waren voorzien van Brooklands can-uitlaatdempers.

Transmissie

bewerken

Aan de linkerkant van de krukas zaten de tandwielen voor de aandrijving van de magdyno en de primaire ketting. De dreef de meervoudige natte plaatkoppeling en de drieversnellingsbak aan. Tegen bijbetaling konden klanten ook voor vier versnellingen kiezen. De kettingaandrijving naar het achterwiel was ten opzichte van de Model C-serie ook veranderd: ze zat nu aan de linkerkant.

Rijwielgedeelte

bewerken

Het rijwielgedeelte bestond uit het vertrouwde open brugframe, met lussen voor de montage van een zijspan. De voorvork was een webb-type Triumph-vork zonder veerdemping, maar met een frictie-stuurdemper. Achtervering was er niet. Beide wielen hadden trommelremmen.

Uitrusting

bewerken

De machines waren standard uitgerust met een elektrische installatie van Lucas Industries, die bestond uit verlichting en de magdyno die als ontstekingsmagneet en dynamo dienst deed. Voor het instrumentenpaneel moest extra worden betaald. Dit bevatte een ampèremeter, lichtschakelaar, dim- en grootlichtschakelaar. Het bood ook ruimte aan de inbouw van een klok, waarschijnlijk de "eight day clock", die na acht dagen moest worden opgewonden.

Afbeeldingen Model NT 1933

bewerken

Triumph Patent Clean Bar

bewerken

De Triumph Patent Clean Bar, het kabelvrije stuur waarbij de manettes waren vervangen door twistgrips en de kabels door het stuur liepen, werd aanvankelijk goed ontvangen door het publiek. Maar wie te maken kreeg met kabelbreuk of een afgebroken nippel in een donkere, regenachtige nacht had toch echt liever buitenliggende en bereikbare kabels gehad. Zelfs dan was het al lastig genoeg om de reparatie uit te voeren.