Wittevrouwenklooster (Maastricht)
Het Wittevrouwenklooster was een klooster voor vrouwelijke religieuzen in de Nederlandse stad Maastricht. Het tussen 1230 en 1250 gestichte klooster van magdalenerinnen aan het Vrijthof was een der oudste in Maastricht. In de kloosterkapel werd de Zwarte Christus vereerd. Volgens het laat-middeleeuwse mirakelspel Mariken van Nieumeghen zou de hoofdpersoon Mariken de laatste vijfentwintig jaren van haar leven in dit klooster hebben doorgebracht. Van het in 1796 opgeheven klooster zijn alleen enkele muurfragmenten bewaard gebleven in het souterrain van het Theater aan het Vrijthof.
Wittevrouwenklooster | ||||
---|---|---|---|---|
Vrijthof met Wittevrouwenklooster (Valentijn Klotz, 1670)
| ||||
Land | Nederland | |||
Plaats | Maastricht-Centrum | |||
Coördinaten | 50° 51′ NB, 5° 41′ OL | |||
Religie | rooms-katholicisme | |||
Kloosterorde | magdalenazusters | |||
Gebouwd in | vóór 1252 | |||
Uitbreiding(en) | ca. 1280 | |||
Gesloopt in | ca. 1805 (kapel); ca. 1990 | |||
Kloosters, kerken en kapellen rondom het Vrijthof (reconstructie Von Geusau, 1895)
| ||||
|
Ligging
bewerkenHet Maastrichtse Wittevrouwenklooster bevond zich op een historisch belangrijke locatie in het centrum van de stad, aan de noordzijde van het Vrijthof, langs de van oorsprong Romeinse handelsweg van Keulen naar Het Kanaal (tegenwoordig Via Belgica genoemd). Op deze plek stond in de vroege middeleeuwen een palts, mogelijk gebouwd door Giselbert II, hertog van Lotharingen.[1] Of delen van deze tiende- of elfde-eeuwse palts nog overeind stonden toen het klooster werd gesticht, is niet bekend. Wellicht hangt de aanwezigheid van de hertogelijk munt (later Statenhuis; hoek Vrijthof-Statenstraat) samen met de aanwezigheid van de palts.[2] Het gebied lag net buiten de claustrale singel van het Sint-Servaaskapittel. Aan de noordzijde grensde het kloosterterrein aan de eerste middeleeuwse stadsmuur, die kort na 1229 tot stand kwam. Na de opheffing en gedeeltelijke sloop van het klooster werd hier begin negentiende eeuw het Generaalshuis gebouwd, waarin eind twintigste eeuw een deel van het Theater aan het Vrijthof werd gevestigd.
Geschiedenis
bewerkenOntstaan en bloeitijd
bewerkenVolgens een overlevering werd het Wittevrouwenklooster in de zevende eeuw gesticht door Johannes Agnus, bisschop van Maastricht. Een archeologische opgraving in 1988-'89 heeft geen bebouwing uit die tijd kunnen aantonen, waarmee deze legende definitief naar het rijk der fabelen kan worden verwezen.
Het convent van de Magdalenerinnen of Witte Vrouwen werd waarschijnlijk tussen 1230 en 1250 gesticht.[3] Het was daarmee met zekerheid het oudste vrouwenklooster in de stad Maastricht.[noot 1] Het was een klooster van Magdalenazusters (Ordo Sanctae Mariae Magdalenae, OSMM), waarvan de eerste vestiging in 1226 in Worms plaats had. De in 1227 door de paus goedgekeurde kloosterorde was gesticht om 'gevallen vrouwen' (prostituees) op te vangen, die in het klooster boete zouden kunnen doen. Deze vrouwen stonden tevens bekend als 'boetzusters of penitenten van de Heilige Maria Magdalena' en leefden als tertiarissen volgens de kloosterregel van Sint-Augustinus.
Omstreeks 1261 sloten de Zuid-Nederlandse magdalenerinnenkloosters zich onder druk van de kerkelijke autoriteiten aan bij de Orde van Sint-Victor in Parijs. Van magdalenerinnen werden de zusters victorijnen. De kloosterregel werd versoepeld wat betreft de persoonlijke armoede, het vasten, de zwijgplicht en de omgang met de buitenwereld. Dit betekende een totale omslag voor het Maastrichtse klooster: in plaats van zondaressen werden nu meisjes van onbesproken gedrag opgenomen, bij voorkeur van adel. Dat de zondares Mariken uit het gelijknamige mirakelspel eind vijftiende eeuw in dit klooster werd opgenomen om boete te doen, is dan ook onwaarschijnlijk.[noot 2]
Het klooster werd geleid door een door de zusters gekozen overste of priorin, "mevrouw" genoemd, die het dagelijks bestuur uitoefende, en een prior, die de geestelijke leiding had. Het toezicht werd uitgeoefend door een commissaris, die werd aangesteld door het kapittel van Sint-Servaas. De naam 'witte vrouwen' dankten de zusters aan hun geheel witte habijt, scapulier, kap, sluier en mantel.[3]
In 1253 werden de zusters voor het eerst genoemd in een bewaard gebleven akte, waarin de verkoop van een stuk land nabij Wyck wordt geregeld. In 1268 werd het klooster verwoest door brand, wellicht als gevolg van het Beleg van Maastricht (1267) en de daarop volgende Luikse bezetting.[noot 3] Daarna duurde het twaalf jaar voordat het klooster kon worden herbouwd. De financiering van het nieuwe klooster werd mogelijk gemaakt door de jaarrente over goederen die de Heer van Hardevust het klooster had nagelaten. In 1310 werd het koor nieuw ingericht van deze jaarrente.[5] In 1345 werd vastgelegd dat er in verband met de inkomsten niet meer dan 24 zusters in het klooster mochten wonen.[noot 4] Naast de koorzusters waren er ook werkzusters die geen stemrecht hadden ("conversen"), en bewoonsters die geen geloften aflegden ("donaten"). De kloosterregel schreef, naast dagelijkse missen en getijdengebeden in de eigen kloosterkapel, het bijwonen van de zondagse hoogmis in de Sint-Servaaskerk voor.[3]
Het klooster genoot eeuwenlang bekendheid vanwege de aanwezigheid van het genadebeeld van de Zwarte Christus, dat bedevaartgangers uit onder andere Duitsland, Bohemen, Slovenië en Hongarije aantrok. Een pauselijke bul uit 1482 verbond een aflaat aan de verering van dit dertiende-eeuwse kruisbeeld. Aan de pelgrims werden zilveren herinneringskruisjes aangeboden, waarvan enkele rekeningen van Maastrichtse zilversmeden bewaard zijn gebleven. Vanaf de zeventiende eeuw werden vooral gedrukte devotieprentjes verkocht.
Priorinnen
bewerken- 1551 Odilia Passart
- 1655 Bertha Richterich[7]
Einde klooster en herbestemming
bewerkenIn 1794 raakte het klooster bij het beleg beschadigd door beschietingen van Franse revolutionaire troepen onder generaal Kléber. In 1796 werd het Wittevrouwenklooster, zoals alle kloosters en kapittels in Maastricht, door de nieuwe Franse machthebbers opgeheven. Alle zestien koorzusters en vijf werkzusters moesten het klooster verlaten. Alle kloostergoederen, waaronder de kloostergebouwen met achterliggende tuinen aan het Vrijthof, het buitenverblijf Wittevrouwenhof in Scharn en de uitgestrekte landerijen in het gebied Wittevrouwenveld, werden door de staat geconfisqueerd. Het klooster en de kapel dienden een aantal jaren als opslagruimte, alvorens in 1803 verkocht te worden aan de tabaks- en meekrapfabrikant en handelaar P.F. de Ceuleneer (1743-1816).[8] De in de kapel bewaarde Zwarte Christus werd in 1804 door de bisschop van Luik Jean-Évangéliste Zaepfell toegewezen aan de Sint-Martinusparochie in Wyck-Maastricht.
Na de sloop liet De Ceuleneer op de fundamenten van de kloosterkapel een stadspaleis bouwen in neoclassicistische stijl naar ontwerp van de bouwmeester (en kunstschilder) François Balthasar Hermans (1745-1804).[9] Een deel van de kloostervleugels bleef daarbij behouden. Van 1825 tot 1839 woonde generaal Bernardus Johannes Cornelis Dibbets in het Huis de Ceuleneer, waarna het gebouw werd aangeduid als het Generaalshuis. Na bewoning door verschillende particulieren deed het van 1915 tot eind 1977 dienst als hoofdbureau van politie, stadsarchief en bibliotheek. Van 1989 tot 1992 werd achter het Generaalshuis het Theater aan het Vrijthof gebouwd, naar een ontwerp van de architect Arno Meijs. Daarbij verdwenen de laatste restanten van het klooster.[10]
-
Kapel Wittevrouwenklooster (reconstructie Ph. van Gulpen)
-
Interieur kapel (reconstructie Ph. van Gulpen)
-
Plattegrond door François Hermans, ca. 1803
-
Gesloopte kloostervleugel op het achterterrein, 1982
Erfgoed
bewerkenGebouwen
bewerkenIn de verdiept aangelegde foyer van het Theater aan het Vrijthof bevinden zich nog enkele mergelstenen muurrestanten van het Wittevrouwenklooster. Het pand Vrijthof 47, het Generaalshuis, is gebouwd op de fundamenten van het klooster en bevat nog enkele fragmenten van dit gebouw. Het achthoekige traptorentje aan de achterzijde is mogelijk zeventiende-eeuws.[11] Achter het theater is nog een deel van de eerste middeleeuwse stadsmuur behouden.
Het rijksmonument Statenstraat 11 maakte ooit deel uit van het Wittevrouwenklooster. Onder het pand bevindt zich een grote overwelfde kelderruimte. De gevel aan de Statenstraat is in het midden van de negentiende eeuw gepleisterd. De langgerekte noordgevel uit 1619 telde ooit negen vensterassen, maar is sinds de bouw van het Theater aan het Vrijthof aan het oog onttrokken. De eveneens onzichtbare zuidgevel bestond gedeeltelijk uit vakwerk. In deze gevel zou zich een zeventiende-eeuwse gedenksteen bevinden van 86,5 x 70 cm met een reliëf van een geknielde kanunnik met een beschermheilige en een calvariegroep (zie hieronder).[5][12]
De Wittevrouwenhof is een achttiende-eeuws landhuis met een koetshuis in Scharn, destijds even buiten Maastricht gelegen, dat aan het Wittevrouwenklooster toebehoorde. Het complex bestaat uit twee rijksmonumenten en omvatte 18 bunder land. Na de opheffing van het klooster werd het in 1796 als domeingoed verkocht.[13] Sinds 2007 is er een (para)medisch centrum in gevestigd.
-
Torentje Generaalshuis, overblijfsel van het klooster
-
Statenstraat 11, deel van het klooster
-
Stadsmuur achter het Theater aan het Vrijthof
-
Wittevrouwenhof in Scharn
Zwarte Christus
bewerkenHet genadebeeld van de Zwarte Christus van Wyck bevindt zich sinds 1804 in de Sint-Martinuskerk in Wyck. Het behoort tot de vier zogenaamde 'stadsdevoties' van Maastricht, samen met de Sterre der Zee, het borstbeeld van Sint-Servaas en dat van Sint-Lambertus. Het kruisbeeld speelt een rol bij processies en bedevaarten, zoals de Heiligdomsvaart van Maastricht. Uit de tijd van het Wittevrouwenklooster dateren tal van devotieprentjes, die aan pelgrims werden verkocht. Een verzameling devotieprentjes bevindt zich in het Museum De Mindere in Sint-Truiden.
Niet bekend is of een serie schilderijen die het Heilig Kruis of de kruisweg tot onderwerp hadden, bewaard gebleven is. Deze schilderijen zijn te herkennen op de hierboven afgebeelde tekening van het kapelinterieur door Philippe van Gulpen (1792–1862). Van Gulpen vermeldde in het onderschrift tevens de (helaas onleesbare) naam van de schilder.
-
In de Sint-Martinuskerk, 2018
-
Stadsprocessie, 2010
-
Devotieprentje, Antwerpen, ca. 1640-1710
-
Devotieprentje, ca. 1620-1796
Overig erfgoed
bewerkenVan het hierboven vermelde reliëf, dat in een muur aan de tuinzijde van het klooster was ingemetseld, is de huidige verblijfplaats onbekend. Een foto in de collectie van het Regionaal Historisch Centrum Limburg is ongedateerd.
Een gedecoreerd wasbord van brons uit circa 1200 werd bij een archeologische opgraving ter plekke van het Wittevrouwenklooster gevonden en zou het oudste overblijfsel van het klooster kunnen zijn. Het bord bevindt zich in de collectie van het Centre Céramique. Een zilveren miskelk uit 1610 werd in opdracht van priorin Van Ricterich vervaardigd door een Maastrichtse zilversmid en bevindt zich thans in de Sint-Martinuskerk in Gronsveld.[14]
Het achttiende-eeuwse kabinetorgel van orgelbouwer Joseph Binvignat belandde na de opheffing van het klooster in de (oude) Sint-Monulphus en Gondulphuskerk in Berg en Terblijt. Van 1935 tot 1962 bevond het zich in de Antonius van Paduakerk in Scharn. Na een restauratie door Verschueren Orgelbouw werd het in 1970 opgesteld in de Cellebroederskapel in Maastricht.[15][16]
Behalve de veldnaam, later buurtnaam Wittevrouwenveld, herinnerden ook andere topografische aanduidingen aan de zusters en hun klooster. Zo liep ongeveer ter plekke van de Groene Loper de Wittevrouwenweg. De weg verdween eind jaren 1950 door de aanleg van de A2. In Itteren was tot 1970 een Witte Vrouwenvoetpad (nu Heinsbergstraat). In Wittevrouwenveld en Scharn bestond tot 1975 eveneens een Wittevrouwenvoetpad (nu Pastoor Jacobsweg). De eerstgenoemde verdween als gevolg van de annexatie van 1970; bij de laatste is de reden onbekend.[17]
-
Reliëf in kloostermuur, verblijfplaats onbekend
-
Bronzen wasbord, Centre Céramique
-
Kabinetorgel Cellebroederskapel
Zie ook
bewerken- Lijst van archeologische opgravingen op en rondom het Vrijthof
- Generaalshuis
- Wittevrouwenhof
- Wittevrouwenveld
Geraadpleegde literatuur, noten en verwijzingen
- Nispen tot Sevenaer, E.O.M. van (1926/1974): De monumenten in de gemeente Maastricht. Deel 1. Gijsbers & van Loon, Arnhem (online tekst pp. 576-577 en pp. 625-627)
- Panhuysen, Titus (2016): 'De archeologie rond het Maastrichtse Vrijthof in de historie'. In: Jaarboek 2015 (PSHAL/Publications #151), pp. 9-74. LGOG, Maastricht. ISSN 0167-6652 (online tekst)
- Panhuysen, T., P. Dingemans, S. Minis en E. Sprenger (2013): De straatnamen van Maastricht, hun herkomst en betekenis. Historische Kring Maastricht van het Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, Maastricht. ISBN 978-90-71581-16-8
- Ubachs, Pierre J.H. (1980): De Cellebroederskapel (Maastrichts Silhouet #3). Stichting Historische Reeks Maastricht, Maastricht. ISBN 90-70356-03-1
- Ubachs, Pierre J.H., en Ingrid M.H. Evers (2005): Historische Encyclopedie Maastricht. Walburg Pers, Zutphen / RHCL, Maastricht. ISBN 90-5730-399-X
- ↑ Het Wittevrouwenklooster was niet het oudste vrouwenklooster in de huidige gemeente Maastricht. Dat was de Priorij Scharn, in 1145 gesticht vanuit de Abdij Rolduc en een eeuw later overgeplaatst naar het Klooster Sinnich.
- ↑ Daarnaast kan worden opgemerkt dat het afvallen van de drie ijzeren banden om haar hals en polsen, als teken dat haar boetedoening was volbracht, zeker als een opzienbarend wonder in herinnering zou zijn gebleven en een stroom van pelgrims op gang zou hebben gebracht. Die pelgrims waren er eind vijftiende eeuw wel, maar kwamen voor het Zwarte Kruis; niet voor Marieken.
- ↑ Bij de opgraving van 1988-1989 kwamen restanten van twee kloostergebouwen (met brandsporen) uit het tweede kwart van de dertiende eeuw tevoorschijn. Bij dezelfde opgraving werd zwaar muurwerk uit de tiende of elfde eeuw aangetroffen, mogelijk van een Ottoonse palts. Verder werden grote hoeveelheden rode en witte Andennewaar (aardewerk), enkele fragmenten van Muranoglas en een twaalfde-eeuwse Hanzeschotel van bronsblik met ingegraveerde voorstellingen gevonden.[4]
- ↑ In 1551 was Odilia Passart priorin en "heer Marsillis" commissaris. Koorzusters waren: Byel Bythaem ("vrouwe"), Katryn Guyllem, Johan Goffa van Hoen, Lisbet Breyroed, Nyes Noetstocks, Maria van Aechen, Maria van Geneumont, Maria Hax, Katheryn Keveren, Ghet Gubbels, Maddalen Doums, Lysbet Jonckoren, Krystyn van Horiaen, Katherijn Prys. Dilia Daemen, Lysbet Benszroed van Baetsroed, Jan van Horyaen, Heil van Meer, Syken inden Lyebart, Maria Sulps, Oedar van Anssenroed, Katheryn van Swarstzbosch, Juliaen Vucht, Jan Lamboy, Ghertrut Pallantzs, Ghertrut van Oest, Johen van Oest en Mary van Stalbuyn(?). Werkzusters waren: Suster Crystyn, Meyken Dassz, Trynken Symkes, Tryn Kuppers, Tryn van Imstenrade, Anna Jonckeren, Jen Kox, Tryn Dryessens, Mey van der Herden, Jen van der Schueren en Maroi a Tryech.[6]
- ↑ Panhuysen (2016), p. 48.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 363 'munthuis', p. 510 'Statenhuis'.
- ↑ a b c Ubachs/Evers (2005), p. 586: 'Witte Vrouwen'.
- ↑ H. Stoepker (red.) (1989): 'Archeologische Kroniek van Limburg over 1988 en 1989', pp. 226-230: 'Vrijthof 46, Nieuwbouw Theater'. In: Publications 1990, deel 126. LGOG, Maastricht.
- ↑ a b Van Nispen tot Sevenaer (1926/1974), p. 577.
- ↑ 'Lijst der religieuzen van het adellijk vrouwenklooster "de Witte Vrouwen" te Maastricht in 1551', in: De Maasgouw, Tijdschrift voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde, jrg. 31, 1909 (26), no. 3, pp. 23-24. Geraadpleegd op Delpher op 22-11-2019.
- ↑ Pierre Doppler (1929): 'Namen van geestelijke en wereldlijke waardigheidsbekleeders in Limburg', in: De Maasgouw, jrg. 49 (1929), nr. 2, p. 19 (online tekst op Delpher).
- ↑ Ubachs/Evers (2005): p. 121: 'Ceuleneer, Petrus Franciscus de'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 223: 'Hermans, François'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005): pp. 191-192: 'Generaalshuis', p. 417: 'politie', p. 503-504: 'Stadsbibliotheek Maastricht', p. 506: 'Stadsschouwburg'.
- ↑ Van Nispen tot Sevenaer (1926/1974), pp. 625-627.
- ↑ Informatie over rijksmonumentnummer 27560.
- ↑ Informatie over rijksmonumentnummer 28076 en Informatie over rijksmonumentnummer 28077.
- ↑ GAM 18917 op beeldbank.rhcl.nl.
- ↑ Ubachs (1980), p. 23.
- ↑ Informatie over rijksmonumentnummer 26947.
- ↑ Panhuysen/Dingemans/Minis/Sprenger (2013), pp. 221, 245, 323.