Gualtherus van Doeveren
Gualtherus van Doeveren (ook Wolther van Doeveren, Wouter van Doeveren (Philippine, 16 november 1730 – Leiden, 31 december 1783) was een Nederlands medicus, hoogleraar en rector magnificus.[1]
Gualtherus van Doeveren | ||||
---|---|---|---|---|
Gualtherus van Doeveren
| ||||
Algemene informatie | ||||
Geboren | Philippine, 16 november 1730 | |||
Overleden | Leiden, 31 december 1783 | |||
Doodsoorzaak | Jicht | |||
Nationaliteit | Nederland | |||
Medische informatie | ||||
Opleiding | Universiteit Leiden | |||
Website | Universiteit Leiden | |||
|
Leven
bewerkenAls zoon van de Staats-Vlaamse dijkinspecteur Anthony van Doeveren en Petronella de Haas startte Gualtherus in 1747 zijn opleiding medicijnen aan de Universiteit van Leiden. In Leiden studeerde hij bij Pieter van Musschenbroek, Frederik Bernard Albinus, Bernhard Siegfried Albinus, Hieronymus David Gaub, David van Royen en Frederik Winter. In 1752 maakte hij een studiereis naar Parijs, waar hij colleges van Jean-Antoine Nollet, Antoine Ferrein (1693–1769), Jean Astruc, Jean Louis Petit (1674–1760) en André Levret bijwoonde. Het daaropvolgende jaar keerde hij naar Leiden terug.
In Leiden verkreeg hij op 21 oktober 1753 met Dissertatio de vermibus intestinalibus hominum praecipue de Faenia (Leiden, 1754) de graad van doctor in de geneeskunde. Zijn proefschrift verscheen in 1764 in het Frans en werd later ook in het Duits vertaald. Daaropvolgend had hij een dokterspraktijk in Leiden, waar zijn vakkundigheid opviel bij de curatoren van de Universiteit van Groningen. Deze boden hem op 18 maart 1754 een professorschap aan op de medische faculteit, dat hij aanvatte op 11 juni van datzelfde jaar met de rede Oratio de Imprudente raliocinio ex observationibus et experimentis Medicis. In Groningen doceerde hij fysiologie, chirurgie, pathologie en verloskunde.
Na de dood van Tiberius Lambergen werd van Doeveren zijn opvolger voor de cursussen medische praktijk en klinische chemie, terwijl Petrus Camper de leerstoel Anatomie en Chirurgie overnam. Van Doeveren was rector van de Universiteit van Groningen in 1761/62 en 1769/70. Bij het einde van zijn eerste ambtstermijn hield hij de rede Oratio de erroribus medicorum, sua utilitate non carentibus. De tweede maal was zijn rede de sanitatis Groninganorum praesidiis ex urbis naturali historia derivandis (Groningen 1770; door Matthias Steevens van Geuns heruitgegeven in het Nederlands[2]). Ook in Leiden erkende men snel zijn medisch vaardigheden en werd van Doeveren aangesteld als hoogleraar in de geneeskunde en verloskunde in 1771 na het overlijden van de beroemde Bernhard Siegfried Albinus.
Een leerstoel aan de Universität Göttingen wees Van Doeveren af. Zijn openingsrede op 6 mei 1771 als hoogleraar in Leiden was De Recentiorum inventis Medicinam hodiernam Veteri praestantiorem reddentibus. Niet onbelangrijk was ook zijn rectorsrede gehouden in 1778: De remedio morbi, sive de malis, quae a remediis, sanandi caussa adhibitis, saepenumero hominibus accidere solent, die in 1779 in Leiden gepubliceerd werd. Nadat hij twaalf jaar in Leiden werkzaam was geweest, overleed hij als gevolg van jicht. Van Doeveren was een grote voorstander van variolatie.[3][4] Hij was lid van verschillende wetenschappelijke gezelschappen, waaronder vanaf 1766 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Deutsche Akademie der Wissenschaften Leopoldina.[5] In 1781 werd van Doeveren aangesteld tot lijfarts van Willem V van Oranje-Nassau.
Uit zijn in 1758 gesloten huwelijk met Aletta Everhardina, de jongste dochter van de Groningse hoogleraar in de rechten Jakob Eck (1693–1757), kwamen drie zonen: Anton Jacob van Doeveren (1763 - 30 oktober 1805, arts in Leiden en gehuwd met Elisabeth van Reverhorst), Kornelis Aemilius van Doeveren en Johannus Arnoldus van Doeveren.
Werken
bewerken- Sermo Academicus de erroribus Medicarum sua utilitate non carentibus. Groningen, 1762
- Specimen observationes academicarum ad monstrorum historiam anatomen, pathologiam et artem obstetriciam, praecipue spectantium. Groningen & Leiden, 1765
- Sermo Academicus de sanitatis Groninganorum praesidiis ex urbis naturali historia derivandis. Groningen, 1770
- Redevoering over de gunstige gesteldheid van Groningen voor de gezondheid. Groningen, 1771
- Epistola ad clarissimum Eduard Sandifort, de felici successu insitionis variolarum, Groningae institutae. 1770
- Primae lineae de cognoscendis mulierum morbis in usus Academicos. Leiden, 1777 - Leipzig, 1786
Externe links
bewerkenVoetnoten
- ↑ Leidse hoogleraren vanaf 1575. Gearchiveerd op 3 april 2019. Geraadpleegd op 3 april 2019.
- ↑ W. Van Doeveren, De gunstige gesteldheid van Groningen voor de gezondheid afteleiden uit de natuurlyke historie der stad. Gearchiveerd op 17 juli 2023. Geraadpleegd op 14 april 2019.
- ↑ G.C.B. Suringar, Bijdragen tot de geschiedenis van het geneeskundig onderwijs aan de Leidse hoogeschool, Volume 1 (1866). Geraadpleegd op 6 september 2020.
- ↑ Gualtherus van Doeveren, Brief van W. van Doeveren aan Eduard Sandifort, behelsende een berigt van den gelukkigen uitslag der inentinge der kinderpokjes, onlangs te Groningen ondervonden (1770). Geraadpleegd op 6 september 2020.
- ↑ (de) Gualther van Doeveren[dode link]. Leopoldina. Geraadpleegd op 14 april 2019.
Bronnen
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Gualtherus van Doeveren op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
Literatuur
- Jacques Alexandre de Chalmot (1800). Biographisch woordenboek der Nederlanden. Johannes Allart, Amsterdam, Bd. 7, p 291. Geraadpleegd op 31 maart 2019.
- Matthijs Siegenbeek (1832). Geschiedenis der Leidsche hoogeschool, van hare oprigting in den Jahre 1575, tot het Jaar 1825. J. Luchtmans, Leiden, Bd. 2, p 219. Geraadpleegd op 14 april 2019.
- Pieter Gerardus Witsen Geysbeek (1836). Algemeen noodwendig woordenboek der zamenleving.. Gebrüder Diederichs, Amsterdam, Bd 1, p452. Geraadpleegd op 14 april 2019.
- Jan Christiaan Kobus, W. de Rivecourt (1870). Biographisch Handwoordenboek van Nederland.. Someren, Zutphen, Bd. 1, P 445. Geraadpleegd op 14 april 2019.
- Petrus Johannes Blok, Philipp Christiaan Molhuysen (1918). Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek.(NNBW) Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING). A.W. Sijthoff, Leiden, Bd. 4, p. 511. Geraadpleegd op 14 april 2019.
- Abraham Jacob van der Aa (1858). Biographisch woordenboek der Nederlanden, bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland hebben vermaard gemaakt.. J. J. Van Brederode, Haarlem, Bd. 4, p 233. Geraadpleegd op 14 april 2019.
- Willem Jozef Andries Jonckbloet (1864). Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen, ter gelegenheid van haar vijfde halve Eeuwfeest.. J. B. Wolterus, Groningen, pp. 80. Geraadpleegd op 14 april 2019.
Voorganger: Frederik Bernard Albinus |
Rector magnificus van de Universiteit Leiden 1778–1779 |
Opvolger: Dionysius van de Wijnpersse |
Voorganger: Frederik Adolf van der Marck Dionysius Godefridus van der Keessel |
Rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen 1761–1762 1769–1770 |
Opvolger: Johannes Daniël van Lennep Antonius Brugmans |