In het schaken, dammen en andere bordspelen is er sprake van zetdwang als de stelling op het bord zodanig is dat de speler die aan zet is, bij iedere mogelijke zet zijn positie zal verslechteren. Als het toegestaan zou zijn vrijwillig een beurt over te slaan (passen), dan zou de speler dat doen. Een zet niet uitvoeren is echter bij de meeste spelen niet toegestaan, dus de speler zal de minst ongunstige van de mogelijke zetten moeten kiezen.

Bij schaken wordt in plaats van zetdwang vaker tempodwang of de uit het Duits ontleende maar internationaal overgenomen term zugzwang gebruikt.

Vaak komt het voor dat de ene speler de mogelijkheid heeft onbelangrijke zetten te doen, terwijl de ander die niet heeft. De eerste speler kan dan, als hij aan zet is, een tempozet doen, met als enig resultaat dat de tegenstander aan zet is en in zetdwang wordt gebracht.

1 l
6 l l l l l
11 l l l l l
16 l l l l l
21 l l l CD l l
26 l l l l l
31 l l l CL l l
36 l l l l l
41 l l l l l
46 {{{l}}} {{{l}}} {{{l}}} {{{l}}} {{{l}}}
Zetdwang bij dammen:
de speler die aan zet is verliest.
8
7
6
5 kl pd
4 pl kd
3
2
1
a b c d e f g h
Een soortgelijke situatie bij schaken, soms trébuchet genoemd. De speler die aan zet is, moet de dekking van zijn pion opgeven, waardoor de tegenstander wint.
8
7
6 kl
5 pd
4 pl
3 kd
2
1
a b c d e f g h
Na het voor de hand liggende 1. Kc5? ontstaat de trébuchet en wint zwart. Er is echter nu nog geen zetdwang, wit kan ook de tempozet 1. Kc6 spelen en daarna 2. Kc5. Dan zijn de rollen omgekeerd.
8 kd bd kl
7 pd pd
6 pl
5
4
3
2
1 rl
a b c d e f g h
Schaakprobleem (tweezet), toegeschreven aan Paul Morphy. Na 1.Ta6 is zwart in zetdwang.
8
7
6 kd
5 kl
4
3
2
1 rl
a b c d e f g h
Wit moet de koningen tegenover elkaar hebben om met Ta1# mat te geven, maar elke keer als wit met de koning zet, zal de zwarte koning wegvluchten. Wit kan echter een tempozet met de toren doen, bijvoorbeeld Tb2 of Tb8. Ook een tempozet met de koning naar lijn d is mogelijk. Zwart is echter in zetdwang.

Bij go is het geoorloofd te passen. Dat komt voor aan het einde van de partij, aangezien een partij reglementair wordt beëindigd als beide spelers achter elkaar passen. Meestal zal na een pas van de ene speler ook een pas van de andere speler volgen. Bij go worden winst en verlies echter bepaald door punten te tellen, waarbij de telling doorgaans zo is geregeld dat er geen gelijke stand kan optreden - een partij die op deze wijze eindigt is dus meestal geen remise (jigo).

Als er geen enkele zet mogelijk is

bewerken

Als een speler geen enkele reglementaire zet kan doen, bepalen de spelregels wat er moet gebeuren. Bij schaken is het remise door pat. Bij dammen heeft de speler verloren. Bij reversi gaat het spel verder, maar slaat de speler een beurt over. Het laatste betekent niet dat reversi geen zetdwang kent: wie een reglementaire zet kan doen, mag niet passen.