Lijst van schouten en schepenen van Maastricht
Dit is een lijst van schouten, schepenen en andere hoge ambtsdragers van de stad Maastricht van circa 1250 tot 1795. Tot de komst van de Fransen in 1794 had het tweeherige Maastricht een Luiks en een Brabants hooggerecht, elk met zijn eigen schout en schepenen. Daarnaast vielen delen van de middeleeuwse stad onder het rechtsgebied van het Brabantse Graafschap van de Vroenhof. De buitengebieden van de huidige gemeente Maastricht behoorden eveneens tot verschillende rechtsgebieden: de Vroenhof, Sint Pieter, Pietersheim, Heugem, Heer, Borgharen en Itteren. Ook deze hadden elk hun eigen schout en (meestal zeven) schepenen.
Toelichting
bewerkenDe rechtsgebieden in de tweeherige stad Maastricht
bewerkenVan oudsher was het bestuur van de stad Maastricht een complexe aangelegenheid. Dat kwam in de eerste plaats door het feit dat de soevereiniteit gedeeld werd door de prins-bisschop van Luik en de hertog van Brabant. De oorsprong van deze dubbele, landsheerlijke jurisdictie, de tweeherigheid van Maastricht, ligt nog grotendeels in het duister, maar gaat vermoedelijk terug tot de karolingische tijd. De tweeherigheid werd vastgelegd in de Alde Caerte van 1284 en aangescherpt in de Dochter Caerte van 1356.[1][2]
Daarnaast waren er tot aan het einde van het ancien régime nog verschillende andere jurisdicties in het binnen en deels buiten de stadswallen gelegen gebied. Grote delen binnen de stad behoorden tot het rechtsgebied van de Vroenhof en viel onder Brabant. De in de late middeleeuwen geannexeerde, relatief kleine Nieuwstad behoorde bij de vrijheid Sint Pieter en viel onder de rechtsmacht van de bisschop van Luik. Dat gold ook voor een klein, deels in, deels buiten de stad gelegen gebied tussen de Jeker en de weg naar Montenaken, dat bekend stond als de Bisschopskommel.[noot 1] Het eveneens kleine gebied van Tweebergen ressorteerde onder de proosdij van Sint-Servaas, terwijl de directe omgeving van de twee kapittelkerken – de zogenaamde claustrale singel – tot de immuniteiten van het Sint-Servaas- en het Onze-Lieve-Vrouwekapittel werden gerekend. In principe vielen de kloosters in wereldlijke zaken onder de Brabantse of Luikse jurisdictie, maar in geestelijke zaken onder de (aartsdiakonale) jurisdictie van de deken en het kapittel van Sint Servaas en in mindere mate onder die van Onze Lieve Vrouwe.[noot 2] Het vanaf 1567 permanent inliggende garnizoen viel buiten het gewone wereldlijke gezag.[4] De rest van de stad (nog steeds het belangrijkste deel), inclusief een beperkt gebied buiten de stadsomwalling, de zogenaamde "Vrijheid van Maastricht", behoorde tot de tweeherige Luiks-Brabantse jurisdictie.[5][6] De hoofdstraten door de stad vielen eveneens onder de tweeherigheid.[noot 3] Bij de Maas was het de brug die de rivier verdeelde: bovenstrooms viel zij onder de bisschop van Luik, benedenstrooms onder Brabant.
Buiten de ommuurde stad was de situatie al even gecompliceerd. De Vroenhof zette zich buiten de stadsomwalling voornamelijk in zuidwestelijke richting voort tot het gehucht Heukelom. Ten noorden ervan lag de heerlijkheid Pietersheim (waartoe het gehucht Caberg behoorde); ten zuiden lag de Luikse heerlijkheid Sint Pieter. Op de oostelijke Maasoever lag de bank Heer, een van de elf banken van Sint-Servaas. De rechtsgeschiedenis ervan is vrij goed gedocumenteerd. De andere banken in deze omgeving, Heugem, Borgharen en Itteren-Meerssenhoven, zijn nog nauwelijks bestudeerd (Itteren en Meerssenhoven vormden waarschijnlijk één bank). Elk rechtsgebied beschikte over zijn eigen schepenbank, soms ook over een eigen rechtszaal, gevangenis en terechtstellingsplaats.[7]
Het Brabants en het Luiks Hooggerecht in het tweeherige Maastricht
bewerkenDe tweeherigheid van Maastricht bracht met zich mee dat de magistraat (het stadsbestuur) samengesteld moest zijn uit evenveel bestuurders van Maastrichts-Luikse, als van Maastrichts-Brabantse geboorte (nativiteit).[noot 4] Daarom telde het stadsbestuur een Brabantse en een Luikse schepenbank en een Indivieze Raad, waarvan het aantal leden (schepenen, gezworenen, burgemeesters, secretarissen en peymeesters) steeds voor beide nativiteiten even groot moest zijn. Wel varieerde de samenstelling van het bestuur in de loop der eeuwen, naarmate sommige groepen (met name de ambachten) aan politieke macht verloren. Van de vroegmoderne tot de Franse Tijd bestond het stadsbestuur uit een Luikse en een Brabantse hoogschout, een burgemeester van Luikse en een van Brabantse zijde, tweemaal zeven schepenen en tweemaal vier (later elf of twaalf) gezworen 'raden'. Zij werden terzijde gestaan door een Luikse en een Brabantse secretaris voor het Hooggerecht, een Luikse en een Brabantse secretaris voor het Laaggerecht, een Luikse en een Brabantse pensionaris en voor elke nativiteit een peymeester (belasting-inner).[9] Gezamenlijk vormden ze de Indivieze (= ongedeelde) Raad, het volledige stadsbestuur. De magistraatsleden behoorden tot een beperkt aantal regentenfamilies, die de verschillende ambten onder elkaar verdeelden.[10]
In 1224 is voor het eerst sprake van een Brabantse en Luikse schepenbank, elk bestaande uit zeven schepenen.[11] De schout was voorzitter van het hooggerecht en aanklager, maar nam geen deel aan de beraadslagingen.[12] Of men zich tot de ene of de andere schepenbank moest wenden, hing af van de 'nativiteit' (geboorte, nationaliteit) van de rechtzoekenden, die erfelijk was (via de moeder). Gemiddeld was slechts een kwart van de bevolking van Luikse geboorte.[13] Een geding tussen personen van verschillende nativiteiten werd voor de gezamenlijke schepenbanken gevoerd, volgens het principe "des man, des ban".[noot 5] Aanvankelijk waren de schepenen belast met zowel de hoge en lage rechtspraak, als het bestuur en de administratie van de stad. Dat laatste, alsmede een deel van de lage rechtspraak, werd geleidelijk overgenomen door de burgemeesters en gezworenen, die eveneens tweeledig waren samengesteld uit Luikse en Brabantse burgers.[noot 6] Terwijl schouten[noot 7] en schepenen typische vertegenwoordigers van het soevereine gezag waren, vertegenwoordigden burgemeesters en gezworenen de burgerij. Laatstgenoemden kwamen vanaf circa 1377 samen in "De Lanscroon" en "De Liebaert" in de Grote Staat. De schepenbank was vanaf die tijd gevestigd in het Dinghuis aan de Kleine Staat.
Vanaf 1430 namen de hertogen van Bourgondië in het Maastrichtse bestel de plaats in van de Brabantse hertogen, en vanaf 1482 de Habsburgse vorsten, zonder dat er voor de stad veel veranderde. Dat was wel het geval in 1579, toen de stad werd ingenomen door Parma. In 1580 werd een veel autocratischer systeem ingevoerd, waarbij de ambachten alle invloed verloren.[17] Na de inname van de stad door Frederik-Hendrik traden de Staten-Generaal in de rechten van de Brabantse hertogen. Voortaan moesten alle ambten van Brabantse zijde, ook dat van hoogschout, door protestanten worden ingevuld. Dat die een minderheid vormden in het overwegend katholieke Maastricht, maakte geen verschil. Aan Luikse zijde veranderde er in 1632 niets, dus een katholiek kon na 1632 nog steeds Luiks schout of schepen worden, mits hij de Luikse nativiteit bezat.[18] Wie van huis uit Brabants-Maastrichts was en voor zijn nageslacht een bestuurlijk ambt ambieerde, huwde een meisje van Luiks-Maastrichtse afkomst. Haar kinderen kregen immers de Luikse nativiteit. In de achttiende eeuw lieten de hoogschouten, die meestal niet in Maastricht woonden, zich vervangen door vice-hoogschouten uit de plaatselijke burgerij.[12] Vrijwel alle hogere posities werden toen ingenomen door leden van Maastrichtse regentenfamilies, meestal niet meer dan tien, die bovendien door onderlinge huwelijken sterk verwant waren.[19]
De inname van Maastricht door het Franse revolutionaire leger in november 1794 en de inlijving bij Frankrijk in mei 1795, maakten een einde aan het tweeherige bestel. Na een overgangsperiode had Maastricht vanaf 1800, net als elke Franse stad, één burgemeester (maire genoemd), bijgestaan door een mede-burgemeester (adjoint). Gemeenteraadsleden werden tot de invoering van de Gemeentewet in 1851 aangeduid als schepenen. De functie van schout/hoogschout verdween in 1795.[20]
Lijsten van hoge ambtsdragers per rechtsgebied
bewerkenUit de twaalfde eeuw zijn de namen van drie schouten bekend: Arnoldus, in 1133 vermeld als villicus, Bertholdus, in 1139 eveneens villicus genoemd, en Reinerus, in 1159 aangeduid als dives et scultetus. Niet bekend is of zij schout waren van de hele stad (in dat geval als representanten van de Duitse keizers; de Brabantse hertogen kregen pas na 1204 invloed in Maastricht) of dat er toen ook al schouten in dienst van de Luikse bisschoppen waren.[21]
Ambtsdragers van het Luiks hooggerecht te Maastricht
bewerkenDe Luikse schepenbank vergaderde aanvankelijk in de westbouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, waarbij mogelijk recht gesproken werd in de open lucht op een platform bij het oostkoor. Vanaf 1377 vergaderden de Luikse (en de Brabantse) schepenen achtereenvolgens in het Dinghuis, de Poort van Gaveren (tussen 1632 en 1642), de Poort van Rekem (na 1642; onzeker) en ten slotte in het Stadhuis op de Markt (vanaf 1664).[11]
Onderstaande namenlijst van het Luikse hooggerecht te Maastricht is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om aanvulling.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1267-1297 | Johannes Sweef/Suevus/van der Swaf[noot 9] | ||
1283-1288 | Jan van Millen[noot 10] | ||
1316 | Lambertus de Rolingen[noot 11] | 1. Johannes Flormanni 2. Lodewicus Caseus 3. Wilhelmus de Mersene 4. Gosuinus Bruke 5. Renerus de Berne |
|
1318-1339 | Henricus Kestelman[noot 12] | 1. Wolterus de Hoegem 2. Arnoldus de Haen 3. Johannes de Hese 4. Johannes Gruter 5. Florentius de Leopardo 6. Johannes de Mulken 7. Johannes Quode |
|
1356 | Filip van Herderen[2] | 1. Wouter van Hogen (Heugem?) 2. Johan van Hees 3. Johan Gruter 4. Florentius de Leopardo 5. Johan van Mulcken 6. Johan van Margraten 7. Johan de Missia 8. Henricus de Montenaken (1358-1381)[noot 13] |
|
1375 | Theodericus de Bodingen[noot 14] | 1. Rutgherus de Viseto 2. Lambertus de Kestele (1368, 1375) 3. Henricus de Montenaken 4. Everardus de Vernenholt (1368, 1375) 5. Gerardus de Marcha 6. Philippus de Herke 7. Paulus de Spauden | |
1388 | Johannes van den Ceysseers | ||
1389 | 1. Johan van den Hertee[noot 15] 2. Godart van Hese 3. Reynerus van Eytzenrode 4. Godenuel van Spauden 5. Machgiel Neven (1389, 1411) 6. Henriet van Sinte Aghten 7. Johannes van Aken |
||
1391-1394 | Johan van Bloemendale | ||
1399, 1406 | Henric van Riemst (peymeester)[noot 16] | ||
1411 | 1. Theodoricus Thonis[noot 17] 2. Henricus de Bemelen 3. Willem van den Campe 4. Johannes van Hegge 5. Johan Bloemendale (1411, 1425) |
||
1414 | 1. Johannes van Hese (1414, 1421) 2. Johannes de Leodio (1414, 1418) 3. Hermannus de Hese (1414, 1420) 4. Nicholaus de Liebeke (1414, 1424) 5. Theodericus de Lamboy (1414, 1426) |
||
1417-1424 | Anthonys Ysermans[noot 18] | 1. Johannes de Brede (1417, 1424) 2. Johannes de Leodio (1414, 1418) 3. Egidius Gilardi (Gilarts)[noot 19] 4. Arnold de Molendino[noot 20] 5. Mathees Dunnen (1420, 1424) |
|
1424-1426? | (...) Meeuwen (Meewen) | ||
1426-? | Gerardus de Leodio | Ghysbrecht de Montenaken (peymeester, 1433)[noot 21] | |
ca. 1475 | Thewalt van Royde[noot 22] | Arnolt/Art Clut (peymeester, 1474, 1475)[noot 23] | |
1478 | Peter Broetz?[noot 24] | ||
1495 | Petrus de Cadier (secretaris, vermeld in 1495) | ||
1504-1522 | 1. Laurens Meijs/Meys[noot 25] 2. Diederick Broetz[noot 26] |
||
1560 | Wilhem Weertz | ||
1570-1574 | Hendrik Schillinx[31] | ||
1577 | Nicolaas van Blitterswyck[noot 27] | ||
?-1593 | Art uut den Broeck, genaamd Samson (vice-hoogschout)[noot 28] | ||
1593-1644 | 1. Vrint Vrints/Vriendt Vriendts (vice-hoogschout, 1593) 2. Willem Selle (schout, 1595-1619)[36] |
1. Mathijs Hermans (1604-1613)[36] 2. Andries Vaes (1606-1612)[36] 3. Lambrecht van Heer (1610-ca. 1646)[noot 29] 4. Daniel Proenen (1612-1616)[36] |
1. Peter de Porta (secretaris, 1616)[noot 30] 2. Lodewyck Loyens (secretaris tot 1640) 3. Petrus Duysters (secretaris vanaf 1640) |
1644-1659? | lic. Claude Ernest de Montaigne[noot 31] | Lodewyck Loyens (secretaris in 1650, 1667)[noot 32] | |
voor 1673 | Theodoor van Brienen[38] | ||
1691-1693 | Andreas Gabriël de Montaigne[noot 33] | ||
1693-1710? | Hubert Jacques de Montaigne | Lambert van Hees[noot 34] | |
1704 | Philip van der Waegen (schout)[40] | ||
1714, 1716 | Philippus Kerens[noot 35] | ||
1730-1755? | lic. Godefridus Augustinus Collette (vice-)hoogschout (?)[noot 36] | Jacob van Brienen (1730, 1732, 1738) | |
1738 | Jacob Ignatius baron de Surlet, graaf de Liedekercke (hoogschout)[44] | ||
1755? | jhr. Carel van Brienen[noot 37] | 1. lic. Joannes Petrus Membrede (1756)[noot 38] 2. L. van Hees (1760)[noot 39] 3. mr. S.I.P. Munix (1760)[noot 40] 4. Philippus Josephius Kerens (1762, 1764, 1780, 1788) 5. lic. F.H. Booten (voor 1768)[noot 41] |
|
1774-1793? | Philippus Josephius Kerens (vice-schout)[noot 42] | 1. Charles Clément Roemers[noot 43] 2. Andreas Bernard (ca. 1780)[noot 44] 3. André Charles Membrede (1780, 1783)[noot 45] 4. Matthias Aloysius Kerens (ca. 1780) |
Willem Hubertus Cruts (peymeester, 1774) |
Ambtsdragers van het Brabants hooggerecht te Maastricht
bewerkenWaar de Brabantse schepenen van Maastricht aanvankelijk hun zittingen hielden, is niet met zekerheid bekend. Mogelijk werd gebruik gemaakt van het Bergportaal van de Sint-Servaaskerk, de Hoge Leenzaal van de proosdij of een ander gebouw in het Sint-Servaascomplex. Vanaf 1377 vergaderde de Brabantse (en de Luikse) schepenbank achtereenvolgens in het Dinghuis, de Poort van Gaveren (tussen 1632 en 1642), de Poort van Rekem (na 1642; onzeker) en ten slotte in het Stadhuis op de Markt (vanaf 1664).[11]
Onderstaande namenlijst van het Brabants hooggerecht te Maastricht is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om aanvulling.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1257-1270 | Arnoldus Cangart (1264)[noot 46] | 1. Baldewinus de Molendino (1257)[50] 2. Godefridus Oze (1257, 1268)[50] 3. Daniël, zoon van Godefridus Florentius (1257, 1267)[noot 47] 4. Arnoldus Cangart (1263) 5. Henricus Grinyart (1263)[24] 6. Gerardus Gosmari filius (1267, 1274)[52] 7. Joannes Suevus (1267-1296)[noot 48] 8. Baldewinus Craus[49] |
|
1270-1279/1294? | 1. Ogier van Haren (Ogerus de Haren)[53] 2. Godefridus de Fughte/Fugis[noot 49] |
1. Daniel Florench (1271)[noot 50] 2. Godefridus Florench (1271)[noot 51] 3. Gerardus de Mulinghien (1276)[57] 4. Johannes de Mulinghien (1274, 1276)[57] 5. Baldewinus Caseus (1274-1305)[58] 6. Renerus (1278)[59] 7. Olbertus Colsop (1278-1315)[noot 52] 8. Godefridus de Montenaken (1285)[61] 9. Godefridus Christophori (1285)[62] 10. Robertus de Moneta (1288)[63] 11. Bruno (1289)[64] 12. Johannes Borneken (1291-1305)[65] |
|
1296-1299 | Herbertus (de Yseren?) | 1. Herbertus de Yseren (1297-1309) 2. Henricus de Yseren[noot 53] |
|
1306-1311 | Lambertus Grinyart[noot 54] | 1. Lambertus Grinyart (1306-1310) | |
1316 | Lambertus de Rolingen[noot 55] | 1. Johannes Flormanni 2. Lodewicus Caseus 3. Wilhelmus de Mersene 4. Gosuinus Bruke 5. Renerus de Berne |
|
1317-1326 | Henricus de Loe/Loy[noot 56] | 1. Henricus de Yseren (1326-1351) 2. Florentius de Yseren |
|
1338-1351 | 1. Arnoldus Nuest (Nuyst)[noot 57] | 1. Reynerus de Rosis (1339-1351) 2. Nicholaus de Heere (1339)[noot 58] 3. Nicholaus de Mauro 4. Florencius de Vinea 5. Egidius de Heppenart 6. Wynandus de Cigno |
|
1356 | Reinier de Rosis[noot 59] | 1. Arnold Miest 2. Colijn van Fraipont 3. Florentius van de Wijngaard 4. Winand van de Zwaan 5. Gobelinus van het Rode Schild 6. Nicolaas de Mauro jr. 7. Johannes Sack (Zak, Sach) de Wyck (ook vermeld in 1379)[noot 60] |
|
1363-1364 | Reinoud Thoreel van Bernau[noot 61] | ||
1370-1371 | Nicolaas I Hoen ("Claes Hoen")[noot 62] | 1. Reinoud Thoreel van Bernau (1371, 1379) 2. Everardus de Verrheyt (1371) 3. Arnoldus Nuyst (1371) |
|
1371-1404 | 1. Herman II Hoen ("ridder Herman Hoen de Bruecke"; hoogschout) [noot 63] 2. Renerus van Berghe[noot 64] 3. Symon Schaefdriesch (vice-schout, 1380) 4. Florens Welde (vice-schout?, 1390)[noot 65] 5. Goeswijn van Montenaken[noot 66] |
1. Florens Welde 2. Johan van Juyloymont (Julémont?) (1390, 1392) 3. Servaes van Mulcken[noot 67] 4. Johan Sack 5. Henric van Cleermont 6. Johan van Here (1390, 1392) 7. Godart van Vleytingen 8. Henric van Sint Aechten (1392, 1397) 9. Mathees Dunnen (1397, 1414) |
Godart Gans (peymeester, 1399-1400)[30] |
1404-1413 | 1. Nicolaas II Hoen ("ridder Nicolaes Hoen de Bruecke"; hoogschout) [noot 68] 2. Henric Elman (vice-schout, voor 1413) |
Jacob Happart (1411)[noot 69] | |
1413-1421 | 1. Guilliëlmus (Guillaume) de Merode (hoogschout)[noot 70] 2. Jacob Happart (vice-schout, 1413-1419/1427?) |
1. Mathees Dunnen (1397, 1414) 2. Pauwels van den Byessen (1414) 3. Godenulus (1415) 4. Jacob Happart (1419, 1426) |
|
1421-1427 | Nicolaas II Hoen [noot 71] | ||
1428-1442 | Johan III van Wittem ("Jan (Jean) van Wittem")[noot 72] | 1. Godart van Warwelle (1428)[noot 73] 2. Gerart Clut (1435, 1437, 1438, 1440) 3. Servaes Kippe (1435, 1437) 4. Henrich Bovier (1438) 5. Arnolt Clut (1440) |
|
1437 | Andries Huyn van Amstenrade[noot 74] | ||
1442-1463 | 1. Dirck van Pallandt, hoogschout [noot 75] 2. Willem van den Biesen, viceschout? (1442-1466)[79] |
1. Gerart Clutten (1417-1452)[noot 76] 2. Dierick Lamboy (1450, 1453) 3. Johan Bovyer (1450, 1453, 1456, 1459)[noot 77] 4. Johan Penre (1453) 5. Gielis van der Sargien (1453, 1458) 6. Cornelys van Dyepenbeke (1453, 1456) 7. Goedart Warwelle (1456, 1458) 8. Johan Clut (1457, 1477)[noot 78] 9. Wilhem van den Biessen (1450-1459) |
|
1463-1503 | 1. Frederik van Wittem, erfmaarschalk van Limburg [noot 79] 2. Johan Clut in 't Gruythuys (vice-hoogschout, 1478)[noot 80] 3. Cornelis van der Sargien (vice-hoogschout, 1486-1503)[noot 81] |
1. Johan Clut (1457, 1477) 2. Dyerich Wolff (1466) 3. Gielis van der Sargien (1467, 1478)[noot 82] 4. Loy(e) van Borne (1467, 1469) 5. Peter Tyloy/Tylore (1469, 1473) 6. Dirrik Voerse (1470) 7. Johan van Hese (1470) 8. Heynrick van Gellick (1470, 1478, 1489, 1493, 1504)[noot 83] 9. Arnt van Noertbeeck (1473) 10. Johannes van Erven (1477)[noot 84] 11. Servoes Quadest (1477) 12. Arndt van der Moelen (1477) 13. Arnt Brandenburch (1478, 1493, 1498, 1504)[noot 85] 14. Gielys van Reymerstock (1485) 15. Willem Spinde (1485) 16. Reyner Proenen (1489) 17. Conraert in die Hage (1493)[noot 86] 18. Dieryck Broetz (1494) 19. Goerdt van der Moelen (1494) 20. Hellinck Havet (1500, 1506) 21. Geurt Prenten alias Clut (1500, 1505)[noot 87] 22. Hendrik Huyn van Amstenrade (1477-1496)[noot 88] |
1. Cloes Daems (secretaris, voor 1484)[noot 89] 2. Andries Daems (secretaris, na 1484)[noot 90] |
1503-1516 | Egidius (Gieles/Gilles) van Reymerstock (hoogschout) [noot 91] [noot 92] | 1. Hellinck Havet (1500, 1506) 2. Geurt Prenten alias Clut (1500, 1505) 3. Jan van Eynatten (1504, 1506)[noot 93] 2. Goert van der Moelen (1504) |
|
1516-1527 | Conrardus (Conrad) van Gaver(en) (hoogschout) [86] | Peter Broets (1516, 1528, 1530)[noot 94] | |
1537-1539 | Gerard (Gérard) van Ghoor (schout)[noot 95] | Servaas van der Heyden (voor 1538)[noot 96] | |
1540-1554 | Andries van Pallandt (hoogschout of vice-hoogschout)[noot 97] | ||
1554-1565 | Christiaen van Eynatten [noot 98] | ||
1565-1577 | jonker Gerard van Strythagen | Conrardt in di Haghe (1576). [noot 99] | |
1579-1603 | Jacob Maes [noot 100] | Gillis Ruysschen (1584)[noot 101] | |
1603-1607 | 1. Jan (Jean) van Hildernisse [noot 102] 2. Geraert Dries (vice-hoogschout (1612-1613)[95] |
1. Gerard Dries (1612)[noot 103] 2. lic. Andries van Buel (1600-1620)[noot 104] 3. Reyner van Raede (1607-1615)[noot 105] 4. Jan Reyers (1612, 1616, 1619)[36] 5. Andries van Eyck (1612)[95] 6. Gillis Ruyschen[noot 106] |
1. Dirk Verheyden (secretaris, 1600-1615?)[noot 107] 2. Jan Reyers (peymeester, 1613, 1615) |
1612-1613 | Gérard Dries, vervangend schout. [noot 108] | ||
1613-1624 | lic. Ambrosius (Ambroise) de Booms [noot 109] | Andries van Buel (1600-1620) | mr. Dirck Verheyden (secretaris, 1600-1615?) 2. Jan Reyers (peymeester, 1613, 1615)[36] |
1631-1632 | Arnold (Arnoult) Verheyen [noot 110] | ||
1639 | (...) de Jonckheer(?) | ||
1645-1662 | Johan Groulart[noot 111] | Johan Ruse (ca. 1658)[noot 112] | |
1664-1674? | Steven Groulart[noot 113] | Bartholomeus Pyl (ca. 1666) | |
1674 | Jacques (van) Ophoven[noot 114] | Christoffel Mouwen (1686) | 1. Michel de Lovinois fosse (secretaris, 1674) 2. Mangelschot (secretaris, 1676) 3. Gaspar van Hogendorp (secretaris, 1679-1691)[noot 115] |
1696-1720? | Willem de Quade (vice-hoogschout)[noot 116] | Jacob van den Heuvel (1698) | 1. mr. Jacob Martini (secretaris, 1691-1710)[noot 117] 2. mr. Jan (Johan) Lemker (secretaris, 1710-1732)[noot 118] |
1720 | Frederic Louis Rambonet (vice-hoogschout)[106] | ||
1732-1734 | 1. Hendrik Adolf Bentinck[noot 119] 2. mr. Abraham van den Heuvel (vice-hoogschout)[noot 120] |
1. mr. Govert van Slingelandt 2. Hendrik Aemilius van Panhuys (1729) |
mr. Govert van Slingelandt (secretaris)[noot 121] |
1734-1754? | Frederik Willem Torck[noot 122] 2. mr. Abraham Breberenus van Dyck (vice-hoogschout, voor 1738) 3. mr. Johan Jacob Lewerixveld (vice-hoogschout, 1738-1755?)[noot 123] |
1. Godert van Slijpe (ca. 1734-1752) 2. Laurens Ghysen (1750)[noot 124] |
mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (secretaris, 1738-1771)[noot 125] |
1754?-1793 | 1. Assuerus Jan Torck[noot 126] 2. mr. Willem Frederik de Jacobi (vice-hoogschout, 1755-1781)[noot 127] |
1. mr. Abraham George Pillera (ca. 1760-1790)[noot 128] 2. Willem Hendrik van Panhuys (1766, 1770, 1772) |
1. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (secretaris)[noot 129] 2. Laurens Kleynen en Hendrik Jentis (landmeters) |
1793-1794 | Willem Anne van Spaen la Lecq} |
Ambtsdragers van het Hooggerecht van de Vroenhof
bewerkenHet Graafschap van de Vroenhof was een Brabants leen. Het lag deels in de stad, maar strekte zich buiten de stadsmuren uit over een veel groter gebied. In de stad beschikte de schepenbank van de Vroenhof over een eigen bestuurscentrum, gevestigd in de Hof van Lenculen in de Tongersestraat.[111] Na de verwoesting van dit gebouw in 1579 verhuisde de schepenbank, na enige omzwervingen, naar het Statenhuis op de hoek Vrijthof-Statenstraat. De Vroenhof beschikte over het muntrecht en over een eigen galgenplaats op de Dousberg. Het ambt van schout van de Vroenhof werd vaak gecombineerd met dat van hoogschout bij het Brabants Hooggerecht. Vanaf 1502 werden deze ambten administratief strikter gescheiden, hoewel ze soms toch nog door dezelfde persoon vervuld werden.[83] Ook de schepenen werden soms gerekruteerd uit die van het Brabants Hooggerecht, met dit verschil dat de schepenen van de Vroenhof voor het leven werden benoemd.[112]
Onderstaande namenlijst van het Hooggerecht van de Vroenhof is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om aanvulling.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1264 | Arnoldus Cangart (1264)[noot 130] | 1. Godefridus genaamd Dives 2. Baldewinus de Molendino 3. ridder Henricus Grinyart 4. Renerus zoon van Conradus 5. Wiricus Alabs 6. Hesselinus de Montenaken 7. Godefridus Suevus |
|
1301-1311 | Philippus de Libra (rentmeester)[noot 131] | ||
1330-1335 | Arnoldus Nuest[noot 132] | 1. Florentius de Vinea 2. Johannes de Libra 3. Marsilius de Montenaken 4. Henricus de Yseren 5. Wynandus de Cigno 6. Gerardus de Rosis 7. Arnoldus Nuest 8. Nycholaus de Mauro |
|
1393 | Reynaert Huyn van Amstenrade[76] | ||
1403-1404 | Herman II Hoen ("ridder Herman Hoen de Bruecke") | ||
1422-1428 | Lambrecht van den Bossche[noot 133] | 1. Henricus Bavier (Heynrich Bovier/Bovyer) 2. Mathees Dunnen 3. Johannes Peters van Valkenborch 4. Goedart Warwellis 5. Laureyns Haybayken (Haaybeyken) 6. Pouwels van den Biessen (= Paulus de Juncte?) 7. Bartholomees Warwel 8. Gerart Clut (Clutten)[noot 134] 9. Cloes van den Liebarde |
|
1432-1441 | Henrich Bovier[116] | 1. Laureyns Haybayken 2. Pouwels van den Biesen 3. Bartholomees van Warwelle 4. Gerart Clut 5. Andries van Gelke 6. Wilhelm van Mulcken 7. Johan Clut 8. Johan Oyslinger[noot 135] 9. Ghielis Otten 10. Goert Happart (1439, 1441)[noot 136] |
Gerart Clutten (peymeester) |
1445-1446 | Laureyns Haybayken[117] | 1. Gerart Clut 2. Johan Clut 3. Wilhem in die Hage 4. Frederik van Reymerstock[noot 137] 5. Johan Bavier[noot 138] 6. Goert van Warwelle[noot 139] |
|
1455-1483 | 1. Johan Clut ("den Alde in de Heppenart")[118] 2. Johan Clut ("int Gruythuys") (1467-1477)[noot 140] |
1. Wilhem in die Hage 2. Frederik van Reymerstock 3. Johan Bavier 4. Goedart van Warwelle 5. Gielys van der Sargien (Sargen) 6. Wilhem van den Biessen 7. Johan Heutz ten Goeswynstorne[noot 141] 8. Johan Clut int Gruythuys 9. Henrich van Amstenroede[noot 142] 10. Geert Prenten alias Clut 11. Hendrik Huyn van Amstenrade (1477-1496)[76] 12. Heynrick van Gellick (1480, 1483) 13. Heynrick van Ophem (1480, 1483) |
|
1484-? | Gielis van der Sargien[119] | 1. Johan Clut int Gruythuys 2. Henrich van Amstenroede (1467, 1474, 1484) 3. Heynrick van Gellick (1480, 1483) 4. Heynrick van Ophem? (1480, 1483) 5. Conrart in die Haege (1484) 6. Arnolt Brandeberch (1484) 7. Gielis Coerenscuyder (1484) |
|
1500-1516 | Geert Prenten alias Clut[noot 143] | 1. Henrick van Gellick by den Vrythof[noot 144] 2. Coenraert in die Hage († 1515)[noot 145] 3. Aert van Brandenborch 4. Hellincx Havet 5. mr. Cloes Daems[noot 146] 6. Henricus de Asch[noot 147] |
|
1516-1541 | mr. Cloes Daems | 1. Frederick van Reymerstock 2. Johan van Eynatten[noot 148] 3. Servaas van der Heyden.[noot 149] |
|
1549-1572 | Christiaen van Eynatten[noot 150] Tevens Brabants hoogschout (1554-1565).[83] | 1. Wilhelm Weertz 2. Conrart Thoreels[noot 151] |
Johan Crieckelman[noot 152] |
1579-1600 | Jacob Maes | 1. Gerit van Cortenbach (voor 1580) 2. Lyebrecht Tyloye 3. Johan Haupeaus[noot 153] 4. Jeronimus Stas[noot 154] |
1. Gilis Ruysschen (peymeester, 1580) 2. mr. Dierick Verheyden (secretaris)[noot 155] |
1613-1631 | lic. Ambrosius de Booms[noot 156] | Nicolaes Olislagers[noot 157] | |
1631-1632 | Arnold (Arnoult) Verheyen | lic. Petrus Stas[noot 158] | |
1641-1659 | Johan Groulart[noot 159] | Pieter Issac (Isaacq) van Naerbrouck[noot 160] | |
1662-1693? | Steven Groulard[noot 161] | 1. Peter Noyen (1670) 2. Willem de Quade (1679) 3. Theodorus van den Heuvel (1681)[noot 162] |
mr. Jacob Martini (secretaris)[noot 163] |
1693-1708? | 1. Eusebius Burkard Bentinck[noot 164] 2. Willem de Quade (vice-hoogschout, tot 1722)[noot 165] |
1. Jacob van den Heuvel (voor 1702) 2. Johan van Lith[noot 166] 3. Wernerus Breberenus van Dyck (1703-1746) 4. Johan Ghysen (voor 1704) 5. Philippus Bogaart (1704-1723) 6. Nicolaes Rotschoeck (voor 1706) 7. mr. Adriaan Hendrik van Slijpe (1706-1713)[noot 167] 8. Frederik Wuesten (voor 1706) 9. Peter Hermes (1706-1721)[noot 168] 10. Christoffel Mouwen (voor 1707) 11. mr. Quirinus Collard (1707-1757) |
|
1708-1734 | 1. Hendrik Adolf Bentinck[noot 169] 2. mr. Nicolaas Ghysen (vice-hoogschout, 1722-1732) 3. mr. Abraham van den Heuvel (vice-hoogschout, 1732-1751)[noot 170] |
1. Servaas van Panhuys (voor 1710) 2. Wernerus Breberenus van Dyck (1703-1746) 3. Philippus Bogaart (1704-1723) 4. mr. Adriaan Hendrik van Slijpe (1706-1713) 5. Pieter Hermes (1706-1721) 6. mr. Quirinus Collard (1707-1757) 7. Andries Matthijs Hesselt van Dinter (1710-1732)[noot 171] 8. mr. Isaac van Slijpe (1713-1731) 9. Willem Isacq (voor 1720) 10. mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (1720-1752)[noot 172] 11. mr. Abraham van den Heuvel (1721) 12. mr. Pieter Bogaart (1723-1753)[noot 173] 13. mr. Johan Willem van Mengerssen (1731) 14. mr. Pieter Boomhouer (1732-1758) 15. mr. Reynier Willem Daniël Pillera (1732)[noot 174] |
1. mr. Jan Lemker (secretaris, 1710-1732)[noot 175] 2. Johan Delom (landmeter) |
1734-1754 | 1. Frederik Willem Torck[noot 176] 2. mr. Abraham van den Heuvel (vice-hoogschout, 1732-1751) 3. mr. Jan Bogaert (vice-hoogschout, 1751-1755) |
1. Wernerus Breberenus van Dyck (1703-1746) 2. mr. Quirinus Collard (1707-1757) 3. mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (1720-1752) 4. mr. Pieter Bogaart (1723-1753) 5. mr. Pieter Boomhouer (1732-1758) 6. Franco van der Cracht (1746-1758) 7. Adrien Pelerin (ca. 1750) 8. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (1752-1790)[noot 177] 9. mr. Pieter Bogaert jr. (1753-1789) |
1. mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (secretaris, 1738-1771)[noot 178] 2. Laurens Kleynen en Hendrick Jentis (landmeters)[noot 179] |
1754-1793 | 1. Assuerus Jan Torck[noot 180] 2. mr. Willem Frederik de Jacobi (vice-hoogschout, 1755-1781)[noot 181] 3. mr. Abraham Jacob de Jacobi (vice-hoogschout, 1781)[noot 182] 4. mr. Jan Hubert van Slijpe (vice-hoogschout, 1781-1789)[noot 183] 5. Quirinus Alexander Collard (vice-hoogschout, 1789)[noot 184] |
1. mr. Quirinus Collard (1707-1757) 2. mr. Pieter Boomhouer (1732-1758) 3. Franco van der Cracht (1746-1758) 4. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (1752-1790) 5. mr. Pieter Bogaert jr. (1753-1789) 6. mr. Abraham Quirinus Collard (1757) 7. Johan Hubert van Slijpe (1758) 8. mr. Andreas Lodewyk Pelerin (1758-1778)[noot 185] 9. mr. R.W. Pillera (voor 1760) 10. mr. Abraham George Pillera (1760)[noot 186] 11. Jan Hubert van Slijpe (1762)[noot 187] 12. mr. Johan Hendrik van Slijpe (voor 1778) 13. mr. Petrus van Slijpe (1778) 14. mr. Albert Carel Hesselt van Dinter (1778) 15. mr. C. de Jacobi (voor 1786) 16. Pieter Babut Desmares (1786) 17. George Hollard (1789) 18. Jan Anthony Christiaen van Panhuys (1790) |
1. Pierre Byar (landmeter, 1762)[noot 188] 2. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (secretaris)[noot 189] 3. Johan Pieter Cramer (landmeter, 1772) |
1793-1794 | Willem Anne van Spaen la Lecq |
Ambtsdragers van het hooggerecht van Sint Pieter
bewerkenVan het hooggerecht van Sint Pieter is niet zeker of het na 1468 nog bleef bestaan. Het verwoeste dorp werd door Karel de Stoute onder de jurisdictie van het Luiks hooggerecht te Maastricht gesteld, maar niet duidelijk is of de dorpelingen, die bij de bisschop van Luik bezwaar aantekenden, erin slaagden hun relatieve vrijheid te herwinnen. Het inzweren van de schepenen vond plaats op de stadsmuur van de Nieuwstad, vanouds Sint Pieters territorium. Mogelijk stond hier het oorspronkelijke dinghuis en munthuis.[129]
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1294-1295 | 1. ridder Godefridus de Colmont 2. Henricus de Vuchte[noot 190] 3. Goeswinus Brule 4.Wilhelmus de Sancto Servacio[noot 191] |
1. Johannes filius Lamberti 2. Johannes Ortulanus 3. Walterus Carpentarius 4. Walterus Molendinarius 4. Giselbertus 5. Jacobus |
|
1302 | ridder Henricus de Lichtenberg[noot 192] | 1. Johannes filius Lamberti 2. Johannes super Lacum 3. Wilhelmus de Sancto Servacio 4. Stassulus de Cruce 4. Godefridus filius Giselberti 5. Mathias de Lacu 6. Johannes de Hembemes |
|
1318 | Goesewinus de Egelrode[133] | 1. Johannes de (H)Embenes 2. Johannes Strampart | |
1338 | Henricus Kestelman[noot 193] | 1. Johannes Snackart 2. Lambertus de Canne 3. Henricus Kestelman jr. 4. Henricus de Lichtenborch 5. Rykolphus Quoede de Here 6. Johannes Quoede de Here |
|
1344-1348 | 1. Lambertus Lamboy[134] 2. Lambertus de Canne[135] |
||
1351 | Arnoldus Kestelman jr.[136] | ||
ca. 1360-1380 | Henricus de Montenaken[noot 194] | ||
ca. 1380 | Johannes van Basilisbur/Basilisborn[noot 195] | ||
ca. 1423-1467 | 1. Olof Happart[noot 196] 2. Ghysbrecht de Montenaken (1426, 1427)[noot 197] |
||
1442 | Oloff Happart[139] | 1. Dierick Lamboy 2. Dierich Knoup 3. Oloff Happart 4. Godennel val Elderen 5. Johan Wilhelms van Eymaele (Eben-Emael) 6. Loye Strijker 7. Johan Dwenglant |
|
1489 | Dieryck Broetz[140] | 1. Goert Hoen 2. Sander van Sybden (Sibbe) 3. Goeswyn van den Campe 4. Herman van Eynatten 5. Michiel Panesleger 6. Willem Ruebe 7. Dieryck Broetz |
|
1490 | Karel van Lichtenberg[141] | ||
1514 | Diederick Broetz[noot 198] | ||
1624 | Jan van Aken[noot 199] | ||
1639 | François de Graty[noot 200] | ||
1658 | Matthias de Graty | ||
1695-1746 | lic. Godefridus Augustinus Collette[noot 201] |
Ambtsdragers van het hooggerecht van Pietersheim
bewerkenDe heerlijkheid Pietersheim was een leen van het graafschap Loon. Over de schepenbank van Pietersheim is weinig bekend.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1492-1495 | Diederik van Gemert | 1. Johan van der Sant 2. Johan Mutener 3. Heynrich van Gellick 4. Johan van Heze 5. Arnt Mugge/Muygen 6. Thomas van Heerde 7. Thys Saechtleenen |
|
ca. 1500 | Ricalt van Gemert[142] | ||
1514 | Augustijn van Ghoir |
Ambtsdragers van het hooggerecht van Heugem
bewerkenNaar het hoog- en laaggerecht van Heugem is nog nauwelijks onderzoek gedaan.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1459 | Johan Scharneele van Berne (Berneau)[143] | 1. Hubrecht Pueres 2. Jan Goertssoen van Hoegem 3. Peter Claessoen van Hoegem 4. Johan Hoene van Voerendaele 5. Wynant van den Hoene 6. Johan Banier (Bavier?)[noot 202] |
|
1488-1489 | Johan Scheyve van den Veels, genoemd Scheyffart[144] | 1. Peter Cloes van Hoegem 2. Johan Sheyve 3. Arnt Brandenberch 4. Dirick Broetz 5. Lambrecht van Bossenhoven 6. Henrick van Gellick 7. Lenss Clabers |
Ambtsdragers van het hooggerecht van Heer
bewerkenDe heerlijkheid Heer behoorde al sinds de twaalfde eeuw tot de elf banken van Sint-Servaas. De schepenen (en schouten?) werden aangesteld door de kanunniken van het Sint-Servaaskapittel. Van veel ambtsdragers is bekend door welke kanunnik ze waren voorgedragen. Meestal bekleedden ze tevens andere functies binnen de banken van Sint-Servaas of andere hooggerechten in Maastricht en omgeving. De proosdij van Sint-Servaas beschikte over een eigen laathof en rechtbank, de nog bestaande Hoge Leenzaal aan het Sint Servaasklooster, alsmede een gevangenis in De Burght in Heer. Aanvankelijk vergaderde de schepenbank van Heer afwisselend in de proosdij, in De Burcht of in Scharn, later meestal in het Panhuis, de brouwerij van het kapittel aan het Vrijthof.[145]
Onderstaande namenlijst van het hooggerecht van Heer is voornamelijk gebaseerd op een viertal artikelen van J.H. van de Venne, in 1919 gepubliceerd in De Maasgouw.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1255 | ridder Lanslotus[146] | 1. Gerardus de Wic 2. Gerardus Meijske 3. Winandus, zoon van Gelgeri 4. Godefridus gen Haic |
|
1344 | Adulphus de Here[noot 203] | 1. Johannes Panhus 2. Johannes Offerman 3. Henricus iuxta Campum 4. Gerardus de Wicht (Wic?) 5. Giselbertus de Here? 6. Marsilius de Scharne 7. Johannes Rese |
|
1380 | Ledenart Weuste | 1. Nitet(?) Offermans 2. Heinric van Heze, gezegd van Bemelen 3. Peter Thonis 4. Johan Cadier 5. Nyes (Dionisius) Cadier 6. Magiel Geldoulf 7. Arnoult van Wyck |
|
1423 | Frambach Kaudenberch | 1. Heynrich Bavier (Bovier)[noot 204] 2. Heynrich Eelman 3. Johan Gans 4. Jacob Happart 5. Gerart van de Veels 6. Winant Quade van Heer 7. Johan van Oeys |
|
1428 | Johan van Oeys | 1. Heynrich Bavier 2. Heynrich Eelman 3. Johan Gans 4. Jacob Happart 5. Gerart van de Veels 6. Winant Quade van Heer 7. Johan van Brede |
|
ca. 1440-1467 | Jacob Happart[noot 205] | 1. Jacob Happart 2. Heynrich Bavier (Bovier) 3. Gerard van den Veels 4. Johan Tomoer van der Sargien 5. Gerat dictus Gordt Cobben 6. Johan van Baselisborn (Basilisbur)[noot 206] 7. Gerart Clutten[noot 207] 8. Johan Bovyer (Bover)[noot 208] |
|
1456 | Gilis van der Sargiën | 1. Heynrich Bavier (Bovier) 2. Johan Tomoer van der Sargien 3. Lambrecht Cloes van Eckelroede 4. Johan Montenaken 5. Johan van der Vuelz 6. Winant van den Hove[noot 209] 7. Jacob Heckeler |
|
ca. 1471-1494 | 1. Boevyer (1471) 2. Arnt Brandenberg (1486) |
1. Cornelis van der Sargien (1487)[noot 210] 2. Wynant van den Hoven 3. Jacob Heckeler 4. Closs Bollen 5. Heynrick van Gellick[noot 211] 6. Conraert in die Hage[noot 212] 7. Lambrecht van Lynde (1490) 8. Laurens (Leuss) Clabers (ca. 1490-1517) 9. Gillis van den Sargien 10. Lambrecht Claessoen van Eckelroide |
|
ca. 1494-1528 | 1. Arnt Brandenberg (Brandenborgh)[noot 213] 2. Antonys Calen († 1527) 3. Leonardus van Merssen (1528-1533) |
1. Tysken van der Sargien 2. Lambrecht Claessoen van Eckelroide 3. Lambert van Heze (1510) 4. Matheus van Heeze (1505) 5. Joes van Schaern (1506-ca. 1539) 6. Johan van Kanne (1507) 7. Johan Poet (1515) 8. Johan van der Volmoelen 9. Christiaan geheeten Kertsgen Aussems († 1530) 10. Arndt Theus (1512?) 11. Peter Broets (1515)[noot 214] 12. Arndt Thees († 1528) 13. Henrick Dollart(s) |
|
ca. 1528-1549 | 1. Jeronimus Meys (1533-1554) 2. Jan Scheyffe van Berge (vice-schout vanaf 1531) |
1. Aerndt Thees (1530-1554) 2. Johan van den Volmoelen († 1531) 3. Jaspar Van den Dycke (1532) 4. Paulus Hoens (1532-1538) 5. Hieronimus Meis († 1540) 6. Reyner Vaeghtz (1540) 7. Peter Broetz († 1543) 8. Adrianus Beelen (1543) 9. Aart Thees († 1543) 10. Johan Crieckelman (1543)[noot 215] |
1. Anthoenis Colen (rijproost) 2. Johan van Berghe (secretaris)[noot 216] 3. Johan Crieckelman (secretaris) |
ca. 1549-1556 | 1. Arnoldus (Aert) van Hulsberch (1554-1570) 2. Johan Heynen van Houthem (vice-schout, 1554-1563, † 1568) |
1. Johan van Canne (voor 1554) 2. Nicolaes van Limborch (1554-1574) 3. Reiner Vaichs († 1565) 4. Jost van Scarn († 1554) 5. Gornelius Taymans (1554-1559) 6. Henricus de Asch[noot 217] 7. Adriaen Beien († 1554) 8. Paes Willem Rutten (1554) 9. Henrick van Heze († 1555) 10. Johan Heinen de Honthem (1555) |
1. Filips van der Laemen (rijproost) 2. Aerndt Thees (secretaris vanaf 1551) |
ca. 1556-1579 | 1. Franciscus Crepus (1570-1579) 2. Cristiaen Cruper (vice-schout, 1563) |
1. Christianis Cruyper (1559) 2. Nicolaes Vaechs (vanaf 1565) 3. Petrus Bocx (1569) 4. Geurt Offerman (1570) 5. Franciscus Crepus (1571) 6. Geurt Kellener († 1572) 7. Willem Daems alias int Panhuys de Scaern (1572) 8. Godefridus Typoets (1575) 9. Niclais Vaechs 10. Peter Nelis |
|
ca. 1579-1589 | 1. Johan Hermens (1579-1584) 2. Jan Coen van Herstal (1584) |
1. Claes Darden van Rutten[noot 218] 2. Peter Zalm (1580-1595) 3. Conrardt in di Haghe (1580)[noot 219] 4. Reinier Crepus (1580-1593) 5. Johan Hermens († 1584) 6. Wyn Jekermans (1584) |
|
ca. 1590-1620 | 1. Lambertus Schars (1593) 2. Jan Frynts (1595) 3. Geurt Otterman († 1597) 4. Anthonis de la Val (1597) 5. Jan Caen 6. Wynant Jekermans († 1600) 7. Jeronimus Stas (1600-1627)[noot 220] 8. Johan Coen 9. Peter Nelis 10. Jan van Scharn 11. Dionisius Meys (1612-1638) |
1. Dirick Massens (rijproost) 2. Johan Bauwens (secretaris, 1603-1629) | |
ca. 1620-1650 | 1. Huybrecht Coen 2. Jan Cloets 3. Antoon Lavall |
1. Andries Graven 2. Henricus Stevens (tot 1633) 3. Reinerus Sleypen (1633) 4. Dionisius Meys (1612-1638) 5. lic. Petrus Stas[noot 221] 6. Anthonius Vaes 7. Dionisius Seutendael (tot 1636) 8. Lambrecht Beltgens (1636-1643) 9. Eugenius Euven 10. Ardt Proenen (tot 1633) 11. Wilhelmus van Buel (1633-1642) 12. Lambertus de Visch (1642-1679) 13. Gielis Ruyschen († 1637) 14. Joes Philippens (1637) 15. Kerst Kicken (tot 1629) 16. Peter Grouwels (1629) |
lic. Andries Bauwens (secretaris, 1629)[noot 222] |
ca. 1650-1690 | Gulielmus Fosseroul (sinds 1665) | 1. Mertin Mertens 2. lic. Hieronymus Stas[noot 223] 3. Martin van den Eycken 4. Henricus Keecken 5. Anthonnis Kicken 6. Frans Servaas de Hildernisse[noot 224] 7. Gadet (1683) 8. Jan Mertens (1689) |
Hieronymus Stas (secretaris) |
ca. 1690-1730 | Demallieux | 1. H. Coen (tot 1696) 2. J. Cloets (1696) 3. Machiel Coninx 4. Jacobus a Cruce (1687-1717?) 5. Vliex 6. Hermanus van der Weyden 7. Nicolaus Veugen 8. Carolus Loyens 9. Fr. Lezaak (1704) 10. Petrus Symons (1703) 11. Godfried Schaepen (1711) 12. Joes Coninx 13. Lambertus Thyssen 14. Wilhelmus Dorthans 15. T. Lenssens 16. Nicolaas Salden |
1. Carolus Loyens (secretaris)[noot 225] 2. lic. T. Lenssens |
ca. 1730-1770 | 1. J.F. Camps (vanaf 1742) 2. Loyens |
1. Anthonius van der Masen 2. lic. Johan Essers 3. lic. A.I. Munix (1739)[noot 226] 4. Kicken 5. L.J. van der Maesen (1747)[noot 227] 6. J. Lekens (1747) 7. lic. J.P. Membrede (1753)[noot 228] 8. L. van Hees (1754)[noot 229] 9. mr. S.I.P. Munix[noot 230] |
mr. S.I.P. Munix (secretaris) |
ca. 1770-1795 | 1. Mathias Roosen (1794)[noot 231] 2. Henricus Stas (1794) |
1. H. Lenaerts (1764) 2. lic. F.H. Booten (1772)[noot 232] 3. C. du Pont (1772) 4. A. Bernard (1773) 5. lic. I.C.S. de Limpens 6. S. van Segenbroek († 1789) 7. A.M. Gudi 8. H.W. Crahay 9. J.C. Dolmans 10. N.M.J. Franssen 11. A.A. Franssen 12. J.N. Gilissen 13. J.L. Ruyters 14. jhr. F.X. Kerens[noot 233] 15. mr. Tilman Theodore Xavier Kerens[noot 234] |
H.W. Crahay (secretaris) |
Ambtsdragers van het hooggerecht van Borgharen
bewerkenHet hoog- en laaggerecht van Borgharen is door de priester-rijksarchivaris Jozef Habets onderzocht, die in 1873 een uitgebreid artikel publiceerde in de Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (zie Geraadpleegde literatuur). Schout en schepenen (zeven in getal) werden aanvankelijk aangesteld door de hertog van Brabant, vanaf 1330 door de heer van Borgharen.[noot 235] In dat jaar werd tevens Itteren afgescheiden van Borgharen.[150] Tussen 1650 en 1660 verplaatste de toenmalige Heer van Borgharen, Philibert d'Isendoorn à Blois, de schepenbank naar Maastricht, waarmee hij naar eigen zeggen de voorbeelden van Berg, Heer, Bemelen en Sint Pieter volgde. Door de Staten-Generaal werd hij gedwongen de oude situatie te herstellen.[151] In 1716 bleek de schout van Borgharen in Heerlen te wonen, omdat hij daar ook schout was.[152]
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1474 | Dirk Vaerssen | 1. Dirk Vaerssen 2. Peter Dries 3. Johan Wijnants 4. Lens Duven 5. Gerit Gerats 6. Jacob Callenrecht 7. Gerit Huijsman |
|
1499-1500 | Jan Moleners of Mulleners | ||
ca. 1507-1535 | Gheert van Bornhem (Gerard van Merode)[153] | Andries van Pallandt ("Palant")[noot 236] | |
1544 | Servaas van Buel (Beul) | ||
1551 | Servaas van Buel | 1. Leonard Douff 2. Hendrik Daemen 3. Leonard Vos 4. Willem Muggen 5. Daem van Beck 6. Jan Kars 7. Jan Wijnen |
|
1554-1575 | Christoffel van Hemersbach (van Merode) | ||
1566 | Christoffel van Hemersbach | 1. Willem Muggen 2. Jan Wijnants 3. Adam Penris 4. Jan Kars 5. Thomas Nagels 6. Lens Voncken 7. Reiner van der Locht |
Reiner van der Locht (secretaris) |
1582 | Willem Pothems | Hubert van Gestingen (secretaris) | |
1605 | Julius van Schaesberg[noot 237] | ||
1607-1621 | Jeronimus Stas[noot 238] | ||
1608 | Jeronimus Stas | 1. Nicolaas van Cortenbach 2. Laurens Bouten |
|
1628 | Frans Padsien | ||
1630-1642 | Matthias Barchon | ||
1646 | Joannes Dionysius de la Haye | ||
tot 1684 | Theodoor van den Heuvel[noot 239] | ||
1702-1719 | Jacob Quartier[noot 240] | ||
1790, 1793 | mr. Abraham George Pillera[noot 241] | Adriaan Nieuwenhuijsen (secretaris) | |
1793-1795 | Jan Hendrik Wilmar[noot 242] |
Ambtsdragers van het hooggerecht van Itteren
bewerkenDe schepenbanken van Itteren en Borgharen, beide met hoog- en laaggerecht, waren tot 1330 gecombineerd, maar gingen daarna ieder zijns weegs.[150] Er zijn aanwijzingen dat de schepenbanken van Itteren en Meerssenhoven later één geheel vormden.[158] Over de schouten en schepenen is nog weinig bekend.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1476-1478 | Johan Herswingell[159] | 1. Pouwels van Millen 2. Geridt van Millen 3. Johan Knoey van Itteren 4. Gyse Jans 5. Johan Wient 6. Dierick van Wyck |
|
1752 | mr. Reynier Willem Daniël Pillera (1732)[noot 243] | ||
1790, 1793 | mr. Abraham George Pillera[noot 244] | ||
1793-1795 | Jan Hendrik Wilmar[noot 245] |
Zie ook
bewerken- Lijst van burgemeesters van Maastricht
- Lijst van burgemeesters van Sint Pieter
- Lijst van meiers en hoogschouten van 's-Hertogenbosch
Geraadpleegde literatuur
- Bree, G.W.G. van (samensteller), A.M.J.A. Berkvens, E.P.M. Ramakers, G.H.A. Venner (bewerkers) (1989): Naam- en trefwoordenindex van De Maasgouw. Tijdschrift voor Limburgse geschiedenis en oudheidkunde, jrg. 1 t/m 100 (1879-1981). LGOG, Maastricht (online tekst)
- Doppler, Pierre (1900-1901): 'Schepenbrieven van het kapittel van St Servaas te Maastricht', in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (PSHAL), jrg. 36 (1900), pp. 3-103; jrg. 37 (1901), pp. 192-352 (online tekst beide delen op books.google.nl)
- Doppler, Pierre (1920): 'Namen van schouten, schepenen enz. van de hooggerechten te Maastricht', in: De Maasgouw, jrg. 40 (1920), nr. 10, pp. 67-72 (online tekst op Delpher)
- Doppler, Pierre (1929): 'Namen van geestelijke en wereldlijke waardigheidsbekleeders in Limburg', in: De Maasgouw, jrg. 49 (1929), nr. 2, pp. 17-20 (online tekst op Delpher)
- Eerden-Vonk, M.A. van der (transcriptie en annotatie) (1992): Raadsverdragen van Maastricht 1367-1428. Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 's-Gravenhage (online tekst op resources.huygens.knaw.nl)
- Evers, Ingrid M.H. (1984): 'Een Maastrichts heksenproces in 1612, bronnenuitgave met commentaar', in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (PSHAL), jrg. 120 (1984) pp. 201-244
- Evers, Ingrid M.H. (1990): 'Verwaarloosde bronnen bij de Gemeentelijke Archiefdienst Maastricht: de jaarrekeningen van de Brabantse rentmeesters en schouten' (ongepubliceerd artikel)
- Evers, Ingrid M.H. (1995): 'Twintig eeuwen Maastricht, de Maastrichtenaren en hun goed recht', in: Ach Lieve Tijd. Twintig eeuwen Maastricht en de Maastrichtenaren, dl. 5, pp. 103-122. Waanders, Zwolle.
- Eversen, Jos. M.H. (1890), 'Lijst der Hoogschouten en hunne plaatsvervangers de Vice-Hoogschouten der beide Gerechten van Maastricht', in: De Maasgouw, jrg. 12 (1890), nrs. 22 t/m 26, pp. 85-86, 90-91, 93-94, 97-98, 101-103 (online tekst op Delpher)
- (fr) Gachard, Louis-Prosper (1845): 'Inventaire des archives des Chambres des Comptes' (Inventaires des Archives d'Etat), dl. 2, pp. 318-319 (online tekst op play.google.com)
- Habets, Jos (1873): 'De voormalige heerlijkheid Borgharen. Eene bijdrage Tot de geschiedenis van het land van Valkenburg', in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg, jrg. 10 (1873), pp. 391-549 (online tekst op dbnl.org)
- Koreman, J.G.J. (1968): De stadsrekening van Maastricht over het jaar 1399-1400, Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap, 82e deel. Van Gorcum & Co., Assen (online tekst op shclimburg.nl)
- Rensch, Th.J. van (1995): 'Twintig eeuwen Maastricht, de Maastrichtenaren en hun bestuurders', in: Ach Lieve Tijd. Twintig eeuwen Maastricht en de Maastrichtenaren, dl. 3, pp. 55-74. Waanders, Zwolle.
- Schaepkens van Riemst sr., Jules (1908): 'Schepenbrieven van het Kapittel van St. Servaas te Maastricht'. In: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg, jrg. 44 (1908), pp. 3-98. LGOG, Maastricht (tekst online)
- Ubachs, Pierre J.H., en Ingrid M.H. Evers (2005): Historische Encyclopedie Maastricht. Walburg Pers, Zutphen / RHCL, Maastricht. ISBN 90-5730-399-X
- Ubachs, Pierre J.H., en Ingrid M.H. Evers (2006): Tweeduizend jaar Maastricht. Een stadsgeschiedenis. Walburg Pers, Zutphen. ISBN 90-5730-441-4
- Venne, J.H. van de (1919): 'Lijst van schouten, schepenen en secretarissen van Heer', in: De Maasgouw, jrg. 39 (1919), pp. 22-23, 26-28, 36-37, 46-48 (online tekst op Delpher)
- Wouters, H. (1985): 'Een stad van twee heren en haar stadhuis', in: S. Minis en A. de Heer (red.) (1985): Een seer magnifick Stadthuys. Tien studies over de bouw en de inrichting van het stadhuis te Maastricht, pp. 1-34. Delftsche Uitgevers Maatschappij BV, Delft. ISBN 90-6562-070-2 (online tekst)
Voetnoten
- ↑ Feitelijk de weg naar Wolder, die echter iets zuidelijker liep dan de huidige Tongerseweg. De Bisschopskommel strekte zich buiten de stad uit over een stukje van het huidige stadsdeel Biesland.
- ↑ Er zijn echter aanwijzingen dat ook sommige kloosters/kloosterlingen zich rekenden tot de 'suppoosten' van het kapittel van Sint-Servaas en daarmee tot de (exempte) immuniteit. Dat gold dan weer niet voor hun niet-religieuze personeel.[3]
- ↑ De reden voor het tweeherig toezicht op de hoofdstraten was onder meer, dat bij een passerende krijgsmacht de stad de burgers in het geweer kon roepen en zo alle zijstraten kon afzetten, terwijl er niet meer dan driehonderd man tegelijk door de stad mochten passeren. Hierbij deed zich echter de merkwaardige situatie voor, dat bijvoorbeeld een pand aan de Boschstraat aan de voorzijde viel onder de tweeherigheid, maar aan de achterzijde onder de Vroenhof.
- ↑ Dat gold niet voor het aantal inwoners dat onder de ene of de andere schepenbank viel. De Brabants-Maastrichtse bevolkingsgroep is altijd groter geweest dan de Luiks-Maastrichtse.[8]
- ↑ Dat gold ook voor de behandeling van zeer zware misdrijven zoals ketterij, oproer, rebellie of verraad.[14]
- ↑ Aanvankelijk waren burgemeesters en gezworenen ondergeschikt aan de door de soevereinen voor het leven benoemde schouten en schepenen, ofschoon de verhoudingen vóór 1379 niet geheel duidelijk zijn.[15] Het privilege van 1379 gaf de ambachten tijdelijk meer invloed. In 1428 werd dat gedeeltelijk teruggedraaid door de instelling van getrapte verkiezingen, waarbij commissarissen-instructeurs, die door de soevereinen werden benoemd, een sleutelrol kregen toebedeeld. De schouten werden geacht aanwezig te zijn bij de raadsvergaderingen; de schepenen alleen bij aangelegenheden waarbij de soeverein betrokken was.[16]
- ↑ Vanaf de zestiende eeuw meestal aangeduid als 'hoogschouten'.[12]
- ↑ a b c d e f g h i Voor zover mogelijk wordt de ambtsperiode van de schout vermeld. Indien niet bekend wordt het eerste jaar van vermelding gegeven.
- ↑ Door Doppler genoemd als "schepen van Maastricht" en "schepen van Lenculen".[23] Eversen vermeldt hem als Luiks schepen.[24]
- ↑ Leidde de Maastrichtenaren in hun strijd tegen de strooptochten van Walram van Valkenburg.[25]
- ↑ Genoemd als schout van Maastricht in een schepenakte uit 1316, waarin ook vijf schepenen worden vermeld.[26]
- ↑ Genoemd als schout van Maastricht in schepenbrieven van 1318 en 1339, tezamen met zeven schepenen. In 1338 tevens schout van Sint Pieter.[27]
- ↑ Tevens schepen van Sint Pieter.[28]
- ↑ Genoemd als schout van Maastricht in een transfix van een schepenbrief uit 1375, tezamen met zeven schepenen.[29]
- ↑ In 1380-1381 vermeld als Luiks burgemeester van Maastricht.
- ↑ Tussen 1391 en 1394 tweemaal Luiks burgemeester van Maastricht en tussen 1397 en 1404 tevens driemaal Brabants burgemeester.[30]
- ↑ Theodoricus Thonis (Theodricus Anthonii) vervulde tussen 1399 en 1428 zeven termijnen als Luiks burgemeester van Maastricht.
- ↑ Vervulde tussen 1404 en 1427 vijf termijnen als Luiks burgemeester van Maastricht. Op 30 januari 1420 legde hij ten overstaan van de schepenen Johan van Bloemendale en Theodoricus Lamboy de verklaring af, dat hij twee dagen tevoren zijn zegel verloren had en dat hij, ter voorkoming van misbruik, akten van na 28 januari 1420 met dat zegel niet zou erkennen.[22]
- ↑ Op 1 oktober 1418 benoemd, na de dood van Johannes de Leodio.[22]
- ↑ Arnold de Molendino (van der Moeien) werd op 18 mei 1419 benoemd, na het overlijden van Egidius Gilarts.[22]
- ↑ Ook: Giselbertus. Tevens Luiks burgemeester van Maastricht (1429-1430) en schepen van Sint Pieter (1426, 1427).[28]
- ↑ Vaardigde in 1477, samen met de beide burgemeesters, Lambertus van Mopertingen en Wilhelmus van Bossche, het bevel uit om de raadsheren van de Raadkamer van Bourgondië gevangen te nemen. De gehate Raadkamer werd nog in hetzelfde jaar opgeheven.
- ↑ Luiks gezworene (1466, 1470, 1480). Luiks burgemeester (1478-1479).[31]
- ↑ In de akte waarin de beide schouten van Maastricht vermeld worden, staan tevens de namen van elf schepenen van beide hooggerechten. Vier daarvan zijn met zekerheid Brabantse schepenen; van de anderen is niet duidelijk of ze Brabants of Luiks zijn: Wilhem van Heeze, Thywalt Deyrick, Lambrecht van Hude, Arnolt van der Moelen, Arnolt van Noirbeck, Servoes Connoexter en Heynrick van Austerich. Indien de hier genoemde Thywalt Deyrick dezelfde is als de in 1477 vermelde schout Thewalt van Royde, zal deze een jaar later ook nog schout geweest zijn (en niet Peter Broetz).[32]
- ↑ Op 22 december 1504 benoemd tot schout. Nog vermeld in 1522.[22][33]
- ↑ Verkreeg in 1514 door verpanding het schoutambt, zowel bij het Luiks hooggerecht als te Sint Pieter.[34]
- ↑ Ook wel: Nicolaas Passart, heer tot Meer, Bolre, enz., drossaard van Bilzen.[33]
- ↑ Moest zijn positie opgeven omdat hij Luiks burgemeester van Maastricht werd (1593-1595, 1597-1598).[35]
- ↑ Luiks burgemeester van Maastricht (1632-1635). Gezworene in 1613, 1622 en 1629.[36]
- ↑ Geboren in 1559/1560. Gehuwd met een dochter van Mathis Rickelt en Anna van den Broeck.[22]
- ↑ Claude Ernest de Montaigne (1624-1695), legde in 1659, samen met de Brabantse hoogschout Johan Groulart, de eerste steen voor het Stadhuis van Maastricht. Raadspensionaris van Maastricht (1685).[37]
- ↑ Legde in januari 1650 de eed af, als opvolger van Petrus Duysters.[22]
- ↑ Nam in 1693 ontslag om in het klooster te treden. Trad in 1697 in het huwelijk.[37]
- ↑ Geboren in 1675. Combineerde een veelheid van ambten, o.a. Luiks schepen in Maastricht (ca. 1700), schepen van Zichen-Zussen, drossaard van Veldwezelt-Kessel, meier in Bemelen, belastinginner in Heer en Borgharen.[39]
- ↑ Advocaat. Luiks burgemeester van Maastricht (1726-1728). Overleden in 1761. Zijn zoon Philippus Josephius Kerens was eveneens advocaat, schepen en burgemeester.[41]
- ↑ Godefridus Augustinus Collette (1672-1755). Jurist en amateurhistoricus. Genoemd als schepen van het Luiks hooggerecht in 1730, 1732, 1738 en 1740. Tevens schepen van Berg (vanaf 1694), schout van Sint Pieter (1695-1746) en meier van Rosmeer (1711).[42] Vanaf 1739 tevens schepen van Heer.[43]
- ↑ Carel Maximiliaan Lodewijk (Charles, Carolus) van Brienen (1728-1780), zoon van Jan Baptista van Brienen. Luiks burgemeester van Maastricht (1746-1748) en drossaard van het Land van Valkenburg, Spaanse partage (1749).[45]
- ↑ J.P. Membrede (1704-1777). Tevens schepen van Heer (1753). Vader van André Charles Membrede.[43]
- ↑ Mogelijk een zoon van Lambert van Hees (*1675). Tevens schepen van Heer (1754). Gestorven 1772.[46]
- ↑ Tevens schepen en secretaris van Heer.[46]
- ↑ Advocaat, gehuwd met Anna Elisabeth Kerens. Op 12 april 1768 vermeld als oud-schepen. Tevens schepen van Heer (1772). Gestorven 1773.[22][46]
- ↑ Philippus Josephius Kerens (1726-1793), zoon van Philippus Kerens († 1761). Stelde in 1774 een borg van 10.000 gulden voor zijn schoonbroer, Willem Hubertus Cruts, oud-burgemeester der stad, die tot peymeester was benoemd.[22] Brabants burgemeester van Maastricht (1786-1788).
- ↑ Ruilde zijn Brabantse nativiteit in voor de Luikse, omdat hij als katholiek geen Brabants schepen kon worden.
- ↑ Andreas Bernard (1716-1801), jurist, schrijver. Diverse malen Luiks schepen. Schout van Mopertingen.[47]
- ↑ André Charles Membrede (1758-1831), zoon van Joannes Petrus Membrede. Bekend jurist en politicus, o.a. lid van het Franse Lagerhuis, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, burgemeester van Maastricht (1788-1789, 1815-1818) en gouverneur van Antwerpen.[48]
- ↑ In een schepenbrief uit 1264 tevens genoemd als schout van Lenculen. In dezelfde brief worden de Brabantse schepenen genoemd, waarvan enkelen tevens schepen van de Vroenhof zijn.[21][49]
- ↑ In 1271 genoemd als Daniel Florench.[51]
- ↑ Door Doppler genoemd als "schepen van Maastricht" en "schepen van Lenculen".[23] Eversen vermeldt hem als Luiks schepen.[24]
- ↑ Was met Ogerus de Haren borg bij het door Johannes de Wich, monnik van Godsdal, namens deze abdij in erfpacht geven van een huis nabij het Minderbroedersklooster aan Godfried de Hudickhoven.[54]
- ↑ In 1257, 1264 en 1267 genoemd als Daniël, zoon van Godefridus Florentius/Florench.[55]
- ↑ In 1287 en 1288 genoemd als Godefridus Flormanni filius.[56]
- ↑ Tevens genoemd als schepen van de Vroenhof en van de Proosdij van Sint-Servaas/[60]
- ↑ Zoon van Herbertus. Stierf vóór 1355.[66]
- ↑ Zoon van ridder en schepen Henricus Grinyart. Stierf vóór 1316.[24]
- ↑ Genoemd als schout van Maastricht in een schepenakte uit 1316, waarin ook vijf schepenen worden vermeld.[26]
- ↑ Was verwant met de familie De Grinyart. Woonde te Tweebergen.[24]
- ↑ Genoemd als schout in een schepenbrief uit 1351, even als zes schepenen.[67]
- ↑ Bekend uit een akte van 19 maart 1339, waarin Reynerus de Rosis, Nicholaus de Heere, schepenen van de hertog van Brabant, alsmede Reynerus de Rosis de jonge, zich verplichten een zekere persoon met negen goed uitgeruste ruiters te steunen in de oorlog tussen Engeland en Frankrijk.[54]
- ↑ Reinier van der Rozen of Reynerus de Rosis, zoon van schepen Henricus de Rosis.[2][24]
- ↑ In 1383 stelde hij zich borg voor de hertog en hertogin van Brabant jegens Gerard, heer van Heers. In 1391 vermeld als voogd van het Land van Valkenburg.[54]
- ↑ Tevens drossaard van Valkenburg, 1365-1386.[68]
- ↑ Nicolaas Hoen was een gegoed man. Hij verkreeg het schoutambt in erfpacht in ruil voor een lening van 1600 schilden aan de hertog en hertogin van Brabant. Ook stond hij borg voor diverse andere schulden.
- ↑ Hij diende zijn rekening in bij de Rekenkamer, lopend van Sint-Andries 1403 tot Sint-Jan 1404.[69]
- ↑ Zoon van ridder Reiner van Berghe, heer van Berg, Geul en Meerssenhoven. Stierf in 1418.[24]
- ↑ Uit de akte blijkt niet duidelijk wie de schout is. Florens Welde wordt echter als eerste genoemd.[70]
- ↑ Ook Gosuinus de Montenaken.[28]
- ↑ Eigenaar en naamgever Kasteel Vaeshartelt.
- ↑ Bij de Rekenkamer liggen negen door hem ingediende rekeningen, lopend van 9 juli 1404 tot Sint Jan 1413.[71]
- ↑ Jacob (Jacques) Happart. Tevens Brabants vice-hoogschout (1413-1419/1426?) en Brabants burgemeester van Maastricht (1438-1439). Gehuwd met Margaretha Roedts. Mogelijk dezelfde als de schepen en schout van Heer (1423-ca. 1467) en/of de broer van Olof Happard, schepen van Sint Pieter.[35]
- ↑ Willem van Merode (ca. 1364-1421) was gehuwd met Cecilia van Hoensbroek, een zus van Nicolaas II Hoen. Hij diende bij de Rekenkamer acht rekeningen in, lopend van Sint-Jan 1413 tot Sint-Jan 1421.[72]
- ↑ Ridder en heer van Brueke. Hij diende bij de Rekenkamer zes rekeningen in, lopend van Sint-Jan 1421-Sint-Jan 1427.[73]
- ↑ Hij diende bij de Rekenkamer vijftien rekeningen in, lopend van 20 april 1428 tot Kerstmis 1442.[74]
- ↑ Godart (Godevart, Goert) van Warwelle (Warwellis, Verrewel) was tevens schepen van de Vroenhof (1445, 1457). Hij overleed op 26 februari 1460.[75]
- ↑ Gehuwd met Mechtildis van Printhagen.[76]
- ↑ Bij Gachard wordt hij bij zijn verfranste naam genoemd: Thiéri de Pallant. Hij diende 21 rekeningen in bij de Rekenkamer, lopend van Kerstmis 1442 tot Kerstmis 1463.[77] Was tevens drossaard van Valkenburg, 1467-1481.[78]
- ↑ Tevens schepen en peymeester van de Vroenhof (1430-1449), schepen van de proosdij van Sint-Servaas (1440) en schepen van Heer (1443).[31][35]
- ↑ Johan Bovyer (of Bover). Tevens schepen van de Vroenhof (1460), Heer (1443), Heugem (1458) en schout van Bemelen (1462).[35]
- ↑ Johannes Clut (Jan Clutte) int Gruythuys. Tussen 1450 en 1477 vijf maal Brabants burgemeester van Maastricht. In 1478 Brabants vice-hoogschout.
- ↑ Behalve erfmaarschalk van het Land van Limburg (Pays de Limbourg) in de Landen van Overmaas was hij ridder. Hij zond 39 rekeningen in naar de Rekenkamer, lopend van Kerstmis 1463 tot Kerstmis 1484, en van Kerstmis 1485 tot Kerstmis 1503.[80]
- ↑ In de akte uit 1478 waarin Johan Clut samen met de Luikse hoogschout Peter Broetz genoemd wordt, worden tevens elf schepenen van beide hooggerechten vermeld. Vier daarvan zijn met zekerheid Brabantse schepenen; van de anderen is niet duidelijk of ze Brabants of Luiks zijn: Wilhem van Heeze, Thywalt Deyrick, Lambrecht van Hude, Arnolt van der Moelen, Arnolt van Noirbeck, Servoes Connoexter en Heynrick van Austerich.[32]
- ↑ Tot 1503 "stathouder" (vice-hoogschout). In 1487 tevens vermeld als schepen van Heer.[81]
- ↑ Mogelijk dezelfde als de Cornelis van der Sargien, die in 1486 vice-hoogschout werd.
- ↑ Heynrick van Gellick ten Aldenmoer. Was tevens schepen van de Vroenhof (1502-1508).[82] Vanaf 1487 ook genoemd als schepen van Heer.
- ↑ Johannes van Erven (de Ewen) werd op 19 januari 1477 tot schepen aangesteld ter vervanging van Johannes Clut int Gruythuys.[54]
- ↑ Arnolt (Arnt) Brandeburch (Brandenberg, Brandenborgh) wordt tevens vanaf 1468 genoemd als schepen van Heer; circa 1490-1506 schout van Heer. Overleden in 1506.[81]
- ↑ Tevens schepen van de Vroenhof (vermeld in 1500) en van Heer (ca. 1485-1512) en secretaris van het laaggerecht (1487-1497).[82]
- ↑ Mogelijk dezelfde als de Gerardus Clut die in 1466 schepen van de Vroenhof werd, en de Geert Prenten, die van 1500-1516 schout van de Vroenhof was.[83]
- ↑ Tevens schepen van de Vroenhof.[76]
- ↑ Tevens secretaris van de Vroenhof. Overleed in 1484 en werd opgevolgd door zijn broer.[75]
- ↑ Broer van zijn voorganger. Overleed op 28 juni 1527 "van der haestigen ziekten".[75]
- ↑ Hij zond zeven rekeningen in naar de Rekenkamer, lopend van 25 december 1503 tot 4 februari 1516.[84]
- ↑ In 1483 Brabants schepen; in 1494-1495 Brabants burgemeester van Maastricht.
- ↑ Wellicht dezelfde die in 1528 genoemd werd als schepen van de Vroenhof.[75]
- ↑ Tevens vermeld als schepen van Heer (1515-1539).[82]
- ↑ Gerard van Ghoor (Ghoir, Ghoer), Heer van Hamal. Bewoonde mogelijk Kasteel Hartelstein. Hij diende drie rekeningen in bij de Rekenkamer, lopend van 16 mei 1537 tot 12 september 1539.[85] Speelde een hoofdrol in de Trichter Oploop (1539), toen hij oud-burgemeester Peter Frambach arresteerde en bij het tumult zelf om het leven kwam.[87]
- ↑ Tevens schepen van de Vroenhof (vanaf 1528).[75]
- ↑ Andries van Pallandt (ook: Andreas/André van Palant; † 1554/1558), zoon van Andreas (I) van Pallandt (1478-1559), genoemd als schepen van Borgharen (ca. 1507-1535). Bewoner Kasteel Geusselt. Handelde de nasleep van de Trichter Oploop af.[88] Zond vier rekeningen in naar de Rekenkamer, lopend van 5 april 1540 tot ergens in 1554.[85]
- ↑ Hij stuurde vier rekeningen naar de Rekenkamer, lopend over de periode 23 november 1554 tot Sint-Jan 1565.[85] Was zowel voogd als hoogschout. Tevens schout van de Vroenhof (1549-1572).[83] Gehuwd met Beatrix van den Biessen.[89]
- ↑ Bij Gachard wordt hij vermeld als Gérard van Oythagen'.[85] Was vanaf 1580 tevens schepen van Heer, maar later ontslagen van zijn eed. Niet te verwarren met de 15e-eeuwse Conraert in die Hage.[90]
- ↑ Evers vermeldt hem abusievelijk in 1613-1624. Jonker Maes was tevens schout van de Vroenhof (1579-1593).[83] In 1583 wordt hij vermeld als schout van de Hof van Lenculen en "capiteyne" van een vendel Walen onder de heer van Haultepenne.[54] Hij stuurde vier rekeningen naar de Rekenkamer, lopend van 10 augustus 1579 tot 14 april 1603.[91]
- ↑ In 1607-1608 en 1615-1616 Brabants burgemeester van Maastricht.
- ↑ Jan van Hildernisse, ook Johan van Mansdale van Hildernisse († 1613), gehuwd met Margriet a Palude. Bewoonde waarschijnlijk het huis "De Spreuwarts Poort", thans Bredestraat 27.[54] Brabants en Vroenhofs hoogschout. Aartshertogelijk commissaris der oorlogsmiddelen en rentmeester in de Landen van Overmaas en het kwartier Maastricht.[92] In 1607 nog genoemd als Brabants hoogschout.[93] Hij diende één rekening in bij de Rekenkamer, lopend van 25 april 1603 tot 24 april 1607.[94]
- ↑ In 1612 genoemd als oudste schepen.[54]
- ↑ Brabants burgemeester van Maastricht (1618-1619).[95]
- ↑ Brabants burgemeester van Maastricht (1613-1615, 1617-1618).[36]
- ↑ Tevens gezworene (1610, 1613, 1616), Brabants burgemeester van Maastricht (1615-1616) en rentmeester van de Vroenhof (1615).[36]
- ↑ Ook: Dyrich/Dierick Verheyen. In 1591 genoemd als secretaris van het hooggerecht van de Vroenhof.[36][96]
- ↑ Hij wordt in de bron omschreven als 'le plus ancien échevin brabancois de Maestricht pendant la vacance de l'écouté dudit lieu'. Hij diende één rekening in bij de Rekenkamer, lopend van 15 juni 1612 tot 31 januari 1613.[97]
- ↑ Advocaat, later gewoon raadsheer bij de Raad van Brabant (1595-1603, 1630-1642). Stadsadvocaat en pensionaris (1603-1613). Tevens hoogschout van de Vroenhof (1613-1631).[98] Hij diende twee rekeningen in bij de Rekenkamer, lopend over de periode 1 februari 1613 tot 31 juli 1624.[99]
- ↑ Hij diende één rekening in bij de Rekenkamer, lopend over de periode 11 augustus 1631 tot 22 augustus 1632.[100]
- ↑ Johan Groulart († 1662), protestant, afkomstig uit Middelburg. Mogelijk al in 1636 Brabants hoogschout. Schepen van de Vroenhof vanaf 1641. Legde in 1659, samen met de Luikse hoogschout Claude Ernest de Montaigne, de eerste steen voor het Stadhuis van Maastricht.[101]
- ↑ Joannes Rusius, tevens Brabants burgemeesters van Maastricht (1652-1654).[33]
- ↑ Zoon van Johan Groulart, die hij al vanaf 1662 verving als vice-hoogschout. Kolonel van de burgerwacht (1673). Kocht in 1680 de heerlijkheid Borgharen, maar de koop werd niet erkend.[102][103] Tevens schout van de Vroenhof.[33]
- ↑ In 1674, samen met secretaris De Lovinfosse, benoemd door Michel du Monceau, intendant van Lodewijk XIV van Frankrijk en waarnemend gouverneur van Maastricht. Ophoven was gehuwd met Oda Bonhomme en bewoner van La Motterie.[104]
- ↑ Gaspar van Hoogendorp/Caspar van Hogendorp (ca. 1629 - voor 1692). Van 1654 tot 1670 Brabants schepen. In 1672 ook genoemd als Vroenhofs schepen. Tevens secretaris van de Vroenhof. Tweemaal Brabants burgemeester van Maastricht (1664-1668).[75][105]
- ↑ In 1685 secretaris van het Brabants hooggerecht. In 1696 Brabants vice-hoogschout. Tot 1722 tevens vice-hoogschout van de Vroenhof.[33]
- ↑ Legde op 4 oktober 1691 de eed af, na het overlijden van Gaspar van Hogendorp. Tevens secretaris van de Vroenhof.[96]
- ↑ Legde op 25 november de eed af, na het overlijden van Jacob Martini. Tevens secretaris van de Vroenhof (1710-1732).[96] In 1720-1722 en 1724-1726 Brabants burgemeester van Maastricht.
- ↑ Heer tot Bevervoorde en Hoyking, landdrost van IJsselmuiden, enz. Tevens schout van de Vroenhof.[54]
- ↑ Legde op 1 september 1732 de eed af als vice-hoogschout yan het Brabants hooggerecht en de Vroenhof.[54]
- ↑ Legde op 11 december 1732 de eed af als secretaris. Was tevens schepen. Stierf vóór 18 augustus 1734.[75]
- ↑ Frederik Willem Torck, heer van Heerjansdam (en Harsselo) (1691-1761). Legde 15 januari 1734 de eed af als hoogschout van het Brabants hooggerecht en de Vroenhof, ter vervanging van Hendrik Adolf Bentinck.[54][107]
- ↑ Legde 16 januari 1738 de eed af als vice-hoogschout, na de dood van Abraham Breberenus van Dyck.[54]
- ↑ Tevens secretaris van het laaggerecht te Maastricht. In 1750 ook drossaard van het Land van Dalhem, Staatse partage.[108]
- ↑ Op 18 augustus 1738 aangesteld. Legde het ambt in 1771 neer ten gunste van zijn opvolger. Tevens Vroenhofs schepen, schout van Cadier, luitenant-drossaard van het Land van Valkenburg en commissaris-instructeur der Staten-Generaal.[75]
- ↑ Assueer Jan Torck, heer van Rosendael, Duivenvoorde, Voorschoten, Veur, Heerjansdam, Petcum, Harsselo, Wilp, Heeg en Verwolde (1733-1793). Tevens hoogschout van de Vroenhof (1754-1793), ordinaris-gecommitteerde van de Staten-Generaal, burgemeester van Wageningen.[75]
- ↑ Tevens vice-hoogschout van de Vroenhof. Oprichter papiermolen 't Ancker. Bewoner Huis Blankenberg.[109]
- ↑ Advokaat te Maastricht. Tevens commissaris-instructeur, schepen van de Vroenhof, schout te Borgharen, Itteren en Meerssenhoven.[110]
- ↑ Op 21 augustus 1771 benoemd tot secretaris van het Brabants hooggerecht en van de Vroenhof. Tevens schepen van de Vroenhof, Itteren en Meerssenhoven, luitenant-drossaard en luitenant-stadhouder van de landen van Dalhem en Rode.[75]
- ↑ In een schepenbrief uit 1264 tevens genoemd als Brabants schout van Maastricht. In dezelfde brief worden de zeven schepenen van de Vroenhof genoemd, waarvan enkelen tevens Brabants schepen zijn.[21][49]
- ↑ Tevens Brabants schepen en schepen van de Proosdij van Sint-Servaas.[113]
- ↑ Vermeld als schout in schepenbrieven van 1330 en 1335, waarin de andere schepenen eveneens genoemd worden.[114]
- ↑ Ook: Lambertus de Buscho. De aktes uit 1422, 1423 en 1428 waarin deze schout en schepenen vermeld worden draagt tevens het zegel van Jacob Happart, in 1422 Brabants hoogschout.[115]
- ↑ Nog in 1449 genoemd als schepen van de Vroenhof. Waarschijnlijk tevens Brabants schepen (1448-1452), schepen van de proosdij van Sint-Servaas (1440) en schepen van Heer (1443). Overleden in 1452, dus niet dezelfde als de in 1466 ingezworen schepen Gerardus Clut.[35]
- ↑ Ook: Johan Oytslinger. Op 30 januari 1436 aangesteld als schepen, nadat Willem van Mulcken had geresigneerd.[75]
- ↑ Ook: Goedart Happart. Op 21 augustus 1439 ingehuldigd als schepen, nadat Pauwels van den Biessen was overleden.[75]
- ↑ Fredericus (Vrederich, Friderich) van Reymerstock. In 1432-1433 Brabants burgemeester van Maastricht.
- ↑ Johan Bavier (Bovyer, Bover). Tevens Brabants schepen van Maastricht (1459), schepen van Heer (1443), Heugem (1458) en schout van Bemelen (1462).[35]
- ↑ Goert van Warwelle (Godevart van Verrewel, Godart Warwellis) werd op 7 mei 1445 ingehuldigd als schepen van de Vroenhof, nadat zijn broer Bertholomees van Warwelle had geresigneerd. Al in 1428 schepen van het Brabants hooggerecht. In 1457 vroeg hij aan Filips de Goede (als hertog van Brabant) ontslag wegens ziekelijke toestand. Stierf op 26 februari 1460.[75]
- ↑ Jonker Jan Clut in het Gruythuys. Mogelijk dezelfde als Johan Clut in de Heppenart. Het Gruythuys lag vermoedelijk op de hoek van de Heggenstraat; de Heppenart bij de Sint-Joriskapel. Brabants schepen van 1453-1477. In 1477 tevens schepen van de Vroenhof.[31]
- ↑ "Janne van den Goswynstoren", tolheffer ("tolnere") van de hertog van Brabant te Maastricht. Op 13 februari 1457 door Philips de Goede begiftigd met een schepenplaats in de Hof van Lenculen, ter vervanging van Godevart van Warwelle.[75]
- ↑ Henricus Huyn van Amstenrade, genoemd als schepen in 1467 en 1474.
- ↑ Gerardus Clut werd op 11 oktober 1466 als schepen ingehuldigd, nadat Willem van den Biesen was overleden.[75] Waarschijnlijk dezelfde als de Geert Prenten, die in 1500-1506 genoemd werd als Brabants schepen.[83]
- ↑ Nog vermeld in 1508. Was tevens schepen van het Brabants hooggerecht (1493-1505). Vanaf 1487 genoemd als schepen van Heer.[82]
- ↑ Tevens Brabants schepen (vermeld in 1493) en schepen van Heer (ca. 1485-1512) en secretaris van het laaggerecht (1487-1497).[82]
- ↑ In 1510 schepen, waarschijnlijk als opvolger van Hellincx Havet. Vanaf 1516 schout. Tevens schepen van het Brabants hooggerecht.[75]
- ↑ Vanaf 1515 schepen van de Vroenhof. Was vanaf 1554 tevens schepen van Heer. Stierf in 1562.[120]
- ↑ In 1528 genoemd als schepen van de Vroenhof. Wellicht dezelfde die in 1504 en 1506 schepen van het Brabants Hooggerecht was.
- ↑ Voor 1538 genoemd als schepen van de Vroenhof.
- ↑ Gehuwd met Beatrix van den Biessen.[89]
- ↑ Ingehuldigd als schepen op 10 november 1569, na het het overlijden van Wilhelm Weertz.[89]
- ↑ In 1554, mogelijk ook in 1590 genoemd als secretaris van de Vroenhof. In 1543 genoemd als schepen, later secretaris in Heer. Ook was hij notaris te Maastricht en secretaris van het laaggerecht. Gestorven in 1603.[121]
- ↑ Legt op 17 januari 1583 de eed af ten overstaan van Gilis Ruysschen, die als „stadhelder" van de schout optrad. Nam de plaats in van Lyebrecht Tyloye, die kort daarvoor was overleden.[89]
- ↑ Schepen van de Vroenhof ca. 1600. Tevens schepen van Heer en Berg, en schout van Borgharen (1607-1621).[90]
- ↑ Secretaris van de Vroenhof in 1591. In 1615 genoemd als secretaris van het Brabants hooggerecht.[96]
- ↑ Advocaat, later gewoon raadsheer bij de Raad van Brabant (1595-1603, 1630-1642). Stadsadvocaat en pensionaris (1603-1613). Tevens hoogschout van het Brabants hooggerecht (1613-1624).[98]
- ↑ In 1625 genoemd als schepen en "waerdein" van de koninklijke munt in de Vroenhof.[89]
- ↑ Laatste katholieke schepen van de Vroenhof, mogelijk ook vice-hoogschout. Ondercontroleur van de munt (1628), schepen van Heer en schout van Klimmen (1631). Gestorven 1661.[122][123]
- ↑ Johan Groulart († 1662), protestant, afkomstig uit Middelburg. Was waarschijnlijk ook schepen van het Brabants hooggerecht, later Brabants hoogschout. Legde in 1659, samen met de Luikse hoogschout Claude Ernest de Montaigne, de eerste steen voor het Stadhuis van Maastricht.[101]
- ↑ In dienst van stadhouder Willem III, vertrouweling van Frederik III van Salm-Kyrburg. Schepen van de Vroenhof (1654-1681). Schout van Herstal (1674). Overleden te Maastricht, 1692.[124]
- ↑ In 1662 aangesteld als vice-hoogschout.[125] Door Doppler als voorganger van Bentinck genoemd, dus mogelijk was hij hoogschout.[89]
- ↑ Op 24 januari 1681 tot schepen benoemd, nadat Pieter Isaacq zijn ambt had neergelegd.[89]
- ↑ Secretaris van de Vroenhof (1691-1710). Tevens secretaris van het Brabants hooggerecht.[96]
- ↑ Legde op 17 september 1693 de eed af. Op 26 oktober 1691(?) ontving hij van de Staten-Generaal goedkeuring om Willem de Quade als vervanger (vice-schout) aan te stellen.[89]
- ↑ In 1685 secretaris van het Brabants hooggerecht. In 1696 Brabants vice-hoogschout.[33]
- ↑ Slechts twee maanden in functie: van 4 november 1702 tot eerste helft van januari 1703.[89]
- ↑ Volgde Rotschoeck in 1706 op als schepen van de Vroenhof. Tevens Brabants burgemeester van Maastricht (1700-1714, met onderbrekingen).
- ↑ Volgde Wuesten in 1706 op als schepen van de Vroenhof. Tevens Brabants burgemeester van Maastricht (1688-1708, met onderbrekingen).
- ↑ Op 12 september 1708 benoemd, als opvolger van zijn vader Eusebius Burkard Bentinck.[89]
- ↑ Legde op 1 september 1732 de eed af als vice-hoogschout yan zowel het Brabants hooggerecht als de Vroenhof.[54]
- ↑ In 1716-1718 en 1728-1730 Brabants burgemeester van Maastricht.
- ↑ Tevens schepen en secretaris van het Brabants hooggerecht, schout van Cadier, luitenant-drossaard van het Land van Valkenburg en commissaris-instructeur der Staten-Generaal.[75]
- ↑ Op 13 april 1723 benoemd na resignatie Philippus Bogaart. Pieter Bogaart resigneerde op 15 maart 1753 ten gunste van zijn gelijknamige zoon.[89]
- ↑ In 1752 genoemd als schout van Itteren en Meerssenhoven.
- ↑ Legde op 25 november de eed af, na het overlijden van Jacob Martini. Tevens secretaris van het Brabants hooggerecht (1710-1732).[96] In 1720-1722 en 1724-1726 Brabants burgemeester van Maastricht.
- ↑ Legde 15 januari 1734 de eed af als hoogschout van zowel het Brabants hooggerecht als de Vroenhof.[54][107]
- ↑ Tevens secretaris van het Brabants hooggerecht, schepen van Itteren en Meerssenhoven, luitenant-drossaard en luitenant-stadhouder van de landen van Dalhem en Rode.[75]
- ↑ Op 18 augustus 1738 aangesteld. Legde het ambt in 1771 neer ten gunste van zijn opvolger. Tevens Brabants en Vroenhofs schepen, schout van Cadier, luitenant-drossaard van het Land van Valkenburg en commissaris-instructeur der Staten-Generaal.[75]
- ↑ Op 25 september 1750 aangesteld als gezworen landmeters van de Vroenhof, de elf banken van Sint-Servaas en de redemptiedorpen.[126]
- ↑ Tevens hoogschout van het Brabants hooggerecht (genoemd in 1778), ordinaris-gecommitteerde van de Staten-Generaal, burgemeester van Wageningen.[75]
- ↑ Tevens vice-hoogschout van het Brabants hooggerecht. Oprichter papiermolen 't Ancker. Bewoner Huis Blankenberg.[109]
- ↑ Lijkt in strijd met de benoeming van Van Slijpe in dezelfde functie in dat jaar.[127]
- ↑ Brabants schepen (1762-1772) en waarnemend Brabants burgemeester van Maastricht (1772-1774). Raakte verwikkeld in de patriottenstrijd en stierf in 1791 in gevangenschap.
- ↑ Na gedwongen resignatie van Jan Hubert van Slijpe.
- ↑ Adriaan Louis Pelerin (1738-1804), zoon van de beroemde arts en hoogleraar Adrien Pelerin. Raadslid (1762-1770), Brabants schepen en stadspensionaris (1776-1794), luitenant-drossaard van Valkenburg.[128]
- ↑ Advokaat te Maastricht. Tevens commissaris-instructeur, Brabants schepen van Maastricht, schout te Borgharen, Itteren en Meerssenhoven.[110]
- ↑ Tot 1772 met onderbrekingen Brabants schepen. Van 1781 tot 1789 vice-hoogschout.
- ↑ Op 23 september 1762 aangesteld als gezworen landmeter van de Vroenhof, de elf banken van Sint-Servaas en de redemptiedorpen.[126]
- ↑ Op 21 augustus 1771 benoemd tot secretaris van het Brabants hooggerecht en van de Vroenhof. Tevens schepen van de Vroenhof, Itteren en Meerssenhoven, luitenant-drossaard en luitenant-stadhouder van de landen van Dalhem en Rode.[75]
- ↑ Genoemd als schout, "afwisselend" met Goeswinus Brule, in een schepenbrief uit 1294, tezamen met vier schepenen.[130]
- ↑ Genoemd als plaatsvervanger van ridder De Colmont in een schepenbrief uit 1295.[131]
- ↑ Genoemd als schout in een schepenbrief uit 1302, tezamen met zes schepenen.[132]
- ↑ Genoemd als schout van Sint Pieter in een schepenbrief van 1338. Tevens Luiks schout van Maastricht.[27]
- ↑ Tevens Luiks schepen van Maastricht (1358-1381).[28]
- ↑ Telg uit schepengeslacht 13e-15e eeuw.[137]
- ↑ In 1442 schout. In 1441 aangesteld als schout van Bemelen en meier van Veldwezelt.[138] Mogelijk een broer van Jacob Happart, schout van het Brabants hooggerecht (1419-1426) en burgemeester van Maastricht (1418).[35]
- ↑ Ook: Giselbertus. Tevens Luiks burgemeester van Maastricht (1429-1430) en peymeester (1433).[28]
- ↑ Verkreeg in 1514 het schoutambt door verpanding, zowel bij het Luiks hooggerecht als te Sint Pieter.[34]
- ↑ Verkocht in 1624 zijn huis aan de Maas aan militair gouverneur Claude van Lannoy, die het verbouwde tot La Motterie.
- ↑ Omstreeks 1634 burgemeester van Sint Pieter. In 1641-1644 Luiks burgemeester van Maastricht.
- ↑ Godefridus Augustinus Collette (1672-1755). Jurist, amateurhistoricus, handschriftenverzamelaar. Tevens genoemd als schepen van Berg (1694), meier van Rosmeer (1711) en Luiks vice-hoogschout van Maastricht (1744).[42]
- ↑ Johan Bavier (Bovyer, Bover) werd al een jaar eerder (1458) genoemd als schepen van Heugem. Tevens Brabants schepen van Maastricht (1446 en later), schepen van Heer (1443) en schout van Bemelen (1462).[35]
- ↑ Genoemd als schout in een schepenbrief uit 1344, even als zeven schepenen.[147]
- ↑ Was schepen van Maastricht, ca. 1401-1440.[35]
- ↑ Dit is ofwel Jacob Happart, Brabants schepen van Maastricht (1411), schout (1419-1426) en burgemeester (1418), gehuwd met Margaretha Roedts, ofwel Jacob Happart, broer van Olof Happard, schepen van Sint Pieter.[35]
- ↑ Ridder, roededrager Onze-Lieve-Vrouwekerk, gezworene der stad Maastricht (1431-1434, 1438), gehuwd met Alida van den Veels uit Bemelen; leefde nog in 1458.[35]
- ↑ Waarschijnlijk ook Brabants schepen van Maastricht (1448-1452), schepen en peymeester van de Vroenhof (1430-1449) en schepen van de proosdij van Sint-Servaas (1440).[35]
- ↑ Tevens Brabants schepen van Maastricht (1459), de Vroenhof (1460), Heugem (1458) en schout van Bemelen (1462).[35]
- ↑ Tevens schout van Vlijtingen (1452) en schout van Zichen (1458).[35]
- ↑ Cornelis van den Sargien was van 1486-1488 Brabants hoogschout van Maastricht.[81]
- ↑ Vanaf 1487 genoemd als schepen van Heer. Was tevens Brabants schepen in Maastricht (1493) en schepen van de Vroenhof (1502-1508).[82]
- ↑ Reeds vermeld in 1485. Mogelijk tot zijn dood in 1512 schepen van Heer. Tevens Brabants schepen van Maastricht (vermeld in 1493) en schepen van de Vroenhof (vermeld in 1500). Hij was ook secretaris van het laaggerecht (1487-1497).[82]
- ↑ Vanaf 1468 genoemd als schepen van Heer en in 1493 Brabants schepen in Maastricht. Overleden in 1506.[81]
- ↑ Nog in 1539 vermeld als schepen van Heer. Tevens Brabants schepen van Maastricht (vermeld 1516, 1528, 1530).[82]
- ↑ Ook secretaris. Tevens notaris te Maastricht, secretaris van het laaggerecht, schepen van de Vroenhof (1554, 1590) en schepen en secretaris in Heer. Gestorven in 1603.[121]
- ↑ Tevens notaris in Maastricht.[82]
- ↑ Volgde in 1554 Jeronimus Meys op als schepen van Heer. Hij werd voorgedragen door Marcel van Holzet, heer van Oost. Was ook schepen van de Vroenhof (1515). Stierf in 1562.[120]
- ↑ In maart 1580 benoemd. Stierf enkele maanden later.[90]
- ↑ In februari 1580 benoemd. Later ontslagen van zijn eed. Was tevens Brabants schepen van Maastricht (vermeld in 1576). Niet te verwarren met de 15e-eeuwse Conraert in die Hage.[90]
- ↑ Tevens schepen van de Vroenhof en Berg, en schout van Borgharen (1607-1621).[90]
- ↑ Vermoedelijk een zoon van Jeronimus Stas. Tevens schepen (vice-hoogschout?) van de Vroenhof, schout van Tweebergen, ondercontroleur van de munt (1628) en schout van Klimmen (1631). Gestorven 1661.[122][123][148]
- ↑ Zoon van Johan Bauwens. Tevens schepen van Maastricht (1624, 1631), schepen en secretaris van Vlijtingen en Hees (1634, 1635).[43]
- ↑ Hieronymus (1632-1696), zoon van Petrus Stas († 1661). Kanunnik van Onze-Lieve-Vrouwe (1645). Huwde in 1657 Agnes Bouwens. Tevens (Luiks?) schepen van Maastricht (1658), later drossaard van Breust.[43]
- ↑ Mogelijk dezelfde als de Franc de Hildernisse die in 1674-1678 Brabants burgemeester van Maastricht was
- ↑ Schoonzoon van Hieronymus Stas, die hij in 1696 opvolgde als secretaris.[43]
- ↑ Tevens schepen van het Luiks hooggerecht te Maastricht (vanaf 1730).[43]
- ↑ L.J. van der Maesen (1715-1778), gehuwd met Hubertina Cornelissen en (1750) Maria Ida Loyens. Tevens gezworen raad en schepen te Maastricht.[43]
- ↑ Joannes Petrus Membrede (1704-1777). Tevens schepen van het Luiks hooggerecht te Maastricht (1756). Vader van André Charles Membrede.[43]
- ↑ Tevens schepen van het Luiks hooggerecht te Maastricht (1760). Gestorven 1772.[46]
- ↑ Tevens schepen van het Luiks hooggerecht te Maastricht (1760).[46]
- ↑ Roosen vervulde het ambt slechts drie maanden: op 4 september 1794 legde hij de eed af; op 17 december van dat jaar, een maand na de inname van Maastricht door de Fransen, legde zijn opvolger Stas de eed af.[46][146]
- ↑ Tevens schepen van het Luiks hooggerecht te Maastricht (1768). Gestorven 1773.[46]
- ↑ Jhr. Franciscus Xaverius Matthias Aloysius Lambertus Otto Kerens de Wylré (1775-1856), lid ridderschap van Limburg, lid provinciale staten van Limburg, lid gemeenteraad van Maastricht, schout, later burgemeester van Heer en Keer.
- ↑ Tilmanus Theodorus Xaverius Kerens (1766-1854), advocaat, laatst benoemde schepen van de schepenbank Heer (17 december 1794). President van de Rechtbank Maastricht. In Heer is sinds 1966 een Schepen Kerensstraat.[146]
- ↑ Zware misdadigers werden opgesloten in de kelders van kasteel Borgharen, waar nu nog de ringen te zien zijn waaraan de gevangenen werden vastgeketend. Voor lichtere gevallen diende een kamer in het kasteel.[149]
- ↑ Andreas (I) van Pallandt (1478-1559), even als zijn zoon Andreas (II) van Pallandt († 1554-58) Brabants hoogschout van Maastricht (genoemd 1541-1554).[88][154]
- ↑ Tevens schout in Wijnandsrade (1592) en Hoensbroek (1596, 1604).[148]
- ↑ Tevens schepen van Heer en Berg.[90]
- ↑ Protestant, legde geen eed af. Tevens drossaard van Margraten, Gulpen en Itteren.[155]
- ↑ Tevens schout in Heerlen, waar hij ook woonde. In 1711 door de Heer van Borgharen ontslagen wegens plichtsverzuim, maar in 1719 was hij nog steeds in functie.[156]
- ↑ Advokaat te Maastricht. Tevens commissaris-instructeur, Brabants schepen van Maastricht en schepen van de Vroenhof, schout te Itteren en Meerssenhoven.[110]
- ↑ Wilmar was in dezelfde periode ook schout te Itteren.[157] Tevens secretaris van de hoofdbank van Beek. Overleed in Meerssen 1795.[110]
- ↑ In 1732 genoemd als schepen van de Vroenhof; in 1752 als schout van Itteren en Meerssenhoven.
- ↑ Advokaat te Maastricht. Tevens commissaris-instructeur, Brabants schepen van Maastricht en schepen van de Vroenhof, schout te Borgharen, Itteren en Meerssenhoven.[110]
- ↑ Wilmar was in dezelfde periode ook schout te Borgharen.[157] Tevens secretaris van de hoofdbank van Beek. Overleed in Meerssen 1795.[110]
Verwijzingen
- ↑ Van Rensch (1995), pp. 58-59.
- ↑ a b c Ubachs/Evers (2005), pp. 146-147: 'Dochter Caerte'.
- ↑ Ingrid M.H. Evers (1982): De geestelijke jurisdictie in de stad Maastricht omstreeks 1600, een terreinverkenning. Maastricht, RU-scriptie voor het doctoraal bijvak kerkgeschiedenis.
- ↑ Evers (1995), pp. 106-107.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 537: 'Tweebergen'; pp. 537-538: 'tweeherigheid'; pp. 565-566: 'Vrijheid van Maastricht', pp. 567-568: 'Vroenhof, graafschap'.
- ↑ Ubachs/Evers (2006), pp. 47-50, 57-59.
- ↑ Evers (1995), pp. 104, 117-119.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 367: 'nativiteit'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 196: 'gezworene'; p. 463: 'schepen'; p. 502: 'stadsbestuur'.
- ↑ Ubachs/Evers (2006), pp. 54-56.
- ↑ a b c Ubachs/Evers (2005), pp. 463-464: 'schepenbank'.
- ↑ a b c Ubachs/Evers (2005), p. 234: 'hoogschout'.
- ↑ Van Rensch (1995), p. 59.
- ↑ Evers (1995), p. 104.
- ↑ Wouters (1985), p. 10.
- ↑ Wouters (1985), p. 11.
- ↑ Wouters (1985), p. 13.
- ↑ Eversen (1884), pp. 1027-1028, 1030.
- ↑ Van Rensch (1995), pp. 60-61.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 234: 'hoogschout'; p. 463: 'schepen'.
- ↑ a b c Eversen (1890), p. 85.
- ↑ a b c d e f g h i j k Doppler (1920), p. 67.
- ↑ a b Doppler (1900), pp. 19-43.
- ↑ a b c d e f g Eversen (1890), p. 90.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 544: 'Valkenburg, Walram van'.
- ↑ a b Doppler (1900), p. 100.
- ↑ a b Doppler (1900), pp. 80, 100, 256.
- ↑ a b c d e Eversen (1890), p. 93.
- ↑ Doppler (1901), p. 201.
- ↑ a b Koreman (1968), p. 8.
- ↑ a b c d Eversen (1890), p. 102.
- ↑ a b HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 163 (13 maart 1478) op proxy.archieven.nl.
- ↑ a b c d e f Doppler (1929), p. 17.
- ↑ a b Van Bree (1989), p. 20.
- ↑ a b c d e f g h i j k l m n Van de Venne (1919), p. 23.
- ↑ a b c d e f g h i j Evers (1984), p. 243.
- ↑ a b Ubachs/Evers (2005), p. 357: 'Montaigne'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 90: 'Brienen, Theodoor van'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 218: 'Hees, Lambert van'.
- ↑ Van Bree (1989), p. 119.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 274: 'Kerens, Philippus'.
- ↑ a b Ubachs/Evers (2005), p. 128: 'Collette, Godefridus Augustinus'.
- ↑ a b c d e f g h Van de Venne (1919), p. 47.
- ↑ Van Bree (1989), p. 104.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 90: 'Brienen, Jan Baptista van'; p. 190: 'gemene gronden'.
- ↑ a b c d e f g Van de Venne (1919), p. 48.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 67: 'Bernard, Andreas'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 348: 'Membrede, André Charles de'.
- ↑ a b c Doppler (1900), p. 51.
- ↑ a b Doppler (1900), pp. 19-20.
- ↑ Doppler (1900), pp. 19-22.
- ↑ Doppler (1900), pp. 19-21, 23.
- ↑ Habets (1873), p. 433.
- ↑ a b c d e f g h i j k l m Doppler (1920), p. 68.
- ↑ Doppler (1900), p. 22.
- ↑ Doppler (1900), pp. 22, 29.
- ↑ a b Doppler (1900), pp. 21-23.
- ↑ Doppler (1900), pp. 21-55.
- ↑ Doppler (1900), p. 24.
- ↑ Doppler (1900), pp. 24-96.
- ↑ Doppler (1900), p. 26.
- ↑ Doppler (1900), p. 28.
- ↑ Doppler (1900), p. 29.
- ↑ Doppler (1900), p. 30.
- ↑ Doppler (1900), pp. 34-55.
- ↑ Eversen (1890), p. 86.
- ↑ Doppler (1900), p. 334.
- ↑ Marc Habets, 'Reinoud Thoreel van Bernau Brabants drossaard van Valkenburg in de periode 1365-1386', op vestingstadvalkenburg.nl, 10 juli 2008, geraadpleegd op 1 februari 2023. Gearchiveerd op 26 januari 2023.
- ↑ Gachard (1845), p. 318, inventarisnr. 13032.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, Regest 18, 4 november 1390.
- ↑ Gachard (1845), p. 318, inventarisnr. 13033.
- ↑ Gachard (1845), p. 318, inv.nr. 13034.
- ↑ Gachard (1845), 318, inv.nr. 13035.
- ↑ Gachard (1845), p. 318, inv.nrs. 13036-13038.
- ↑ a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u Doppler (1920), p. 69.
- ↑ a b c d Eversen (1890), pp. 97-98.
- ↑ Gachard (1845), p. 318, inv.nrs. 13039-13041.
- ↑ Marc Habets, 'De Valkenburgse drossaarden in de periode 1448–1482', op vestingstadvalkenburg.nl, 3 september 2008, geraadpleegd op 1 februari 2023. Gearchiveerd op 4 februari 2023.
- ↑ Eversen (1890), p. 101.
- ↑ Gachard (1845), p. 318, inv.nr 13042.
- ↑ a b c d Van de Venne (1919), p. 26.
- ↑ a b c d e f g h i Van de Venne (1919), p. 27.
- ↑ a b c d e f Evers (1990), passim.
- ↑ Gachard (1845), pag. 318-319, inv.nr. 13043.
- ↑ a b c d e Gachard (1845), p. 319, inv.nr. 13043.
- ↑ Hij zond drie rekeningen in aan de Rekenkamer, lopend van 5 februari 1516 tot Sint-Jan 1527.[85]
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 535: 'Trichter Oploop'.
- ↑ a b L.M.G. Kooperberg, 'Pallandt, Andreas, Andries van', in: P.J. Blok en P.C. Molhuysen (red.) (1918): Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, deel 4, p. 1054 (online tekst op dbnl.org). Gearchiveerd op 5 februari 2023.
- ↑ a b c d e f g h i j k Doppler (1920), p. 70.
- ↑ a b c d e f Van de Venne (1919), p. 37.
- ↑ Gachard (1845), p. 319, inv.nrs. 13044-13047.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 338: 'Mansdale van Hildernisse, Johan van'.
- ↑ Pierre Doppler, 'Octrooi tot het houden der tafel van leening te Maastricht van 14 Juli 1607', in: De Maasgouw, jrg. 41 (1921), nr. 9 (online tekst op Delpher, geraadpleegd op 4 februari 2023).
- ↑ Gachard (1845), p. 319, inv.nr. 13048.
- ↑ a b c Evers (1984), p. 242.
- ↑ a b c d e f Doppler (1920), pp. 69, 71.
- ↑ Gachard (1845), p. 319, inv.nr. 13049.
- ↑ a b Ubachs/Evers (2005), p. 84: 'Booms, Ambrosius de'.
- ↑ Gachard (1845), p. 319, inv.nrs. 13050-13051.
- ↑ Gachard (1845), p. 319, inv.nr. 13052.
- ↑ a b Ubachs/Evers (2005), p. 208: 'Groulart, Johan'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 208: 'Groulart, Steven'.
- ↑ Habets (1873), p. 409.
- ↑ Pierre Doppler, 'Hoogschout van het Brabantsch Hooggerecht te Maastricht', in: De Maasgouw, jrg. 55 (1935), nr. 2 (online tekst op Delpher, geraadpleegd op 4 februari 2023).
- ↑ NNBW (1933), deel 9, p. 383: 'Hogendorp, Caspar van'.
- ↑ Van Bree (1989), p. 89.
- ↑ a b Doppler (1920), pp. 70-71.
- ↑ Doppler (1920), pp. 68-69.
- ↑ a b Ubachs/Evers (2005), pp. 249-250: 'Jacobi, Willem Frederik de'.
- ↑ a b c d e f Habets (1873), p. 492.
- ↑ Wouters (1985), p. 8.
- ↑ Doppler (1900), p. 12.
- ↑ Doppler (1900), pp. 55-75.
- ↑ Doppler (1900), pp. 214-215, 239.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regesten 28 (22 juni 1422), 30 (2 aug. 1422), 32 (31 maart 1423) en 36 (10 juni 1428) op proxy.archieven.nl.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regesten 43 (22 feb. 1432), 49 (1 sept. 1433), 64 (8 juli 1438) en 68 (9 okt. 1441) op proxy.archieven.nl.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 74 (19 jan. 1446) op proxy.archieven.nl.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 100 (17 mei 1455), 119 (22 dec. 1463), 128 (30 dec. 1467) en 142 (18 dec. 1474) op proxy.archieven.nl.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, 204 (14 sept. 1484) op proxy.archieven.nl.
- ↑ a b Van de Venne (1919), p. 36.
- ↑ a b Van de Venne (1919), p. 28.
- ↑ a b Van de Venne (1919), p. 46.
- ↑ a b Ubachs/Evers (2005), p. 509: 'Stas, Pieter'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 248: 'Issac van Naerbrouck, Pieter'.
- ↑ Van Bree (1989), p. 37.
- ↑ a b Doppler (1920), p. 72.
- ↑ Doppler (1920), p. 71.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 406: 'Pélerin, Adriaan Louis'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 373: 'Nieuwstad'.
- ↑ Doppler (1900), pp. 40-41.
- ↑ Doppler (1900), p. 45.
- ↑ Doppler (1900), pp. 52-53.
- ↑ Doppler (1900), pp. 107-108.
- ↑ Doppler (1900), pp. 297, 321.
- ↑ Doppler (1900), pp. 301-302.
- ↑ Doppler (1900), p. 321-322.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 51: 'Basilisbur'.
- ↑ Van Bree (1989), p. 39.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 70 (17 sept. 1442) op proxy.archieven.nl.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 220 (6 feb. 1489) op proxy.archieven.nl.
- ↑ Rolf Hackeng (1998): De kerken van Sint Pieter I. De verdwenen kerken, p. 11. Maastrichts Silhouet, # 48. Stichting Historische Reeks Maastricht, Maastricht. ISBN 90 70356 93 7.
- ↑ Hans Pennings, 'Van Gemert tot Wangüemert - deel 1. Edelman Diederik van Gemert in Maastricht', in: Gemerts Heem, jrg. 57 (2015), nr. 3, p. 25 (online tekst, op heemkundekringgemert.nl, geraadpleegd op 8 februari 2023). Gearchiveerd op 8 juni 2023.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 109 (12 mei 1459) op proxy.archieven.nl.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 227 (10 juni 1488) op proxy.archieven.nl.
- ↑ Van de Venne (1919), p. 22.
- ↑ a b c T. Panhuysen, P. Dingemans, S. Minis en E. Sprenger (2013): De straatnamen van Maastricht, hun herkomst en betekenis, p. 303. Historische Kring Maastricht van het Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, Maastricht. ISBN 978-90-71581-16-8 (online tekst op academia.edu [met afwijkende nummering]). Gearchiveerd op 3 januari 2023.
- ↑ Doppler (1900), p. 299.
- ↑ a b Habets (1873), p. 490.
- ↑ Frank Jansen (2015): Borgharen van A tot Z, pp. 79-80. Maastricht.
- ↑ a b Habets (1873), p. 473.
- ↑ Habets (1873), pp. 480-481.
- ↑ Habets (1873), p. 484.
- ↑ Habets (1873), p. 487.
- ↑ Habets (1873), p. 489.
- ↑ Habets (1873), p. 491.
- ↑ Habets (1873), pp. 491-492.
- ↑ a b Jansen (2015), p. 79.
- ↑ 20.224A Gemeentebestuur van Itteren. Itteren tot de Franse Tijd, op archieven.nl, geraadpleegd op 8 februari 2022.
- ↑ HCL Maastricht, 14.D023 Klooster der Kruisheren te Maastricht, 1438-1800, regest 153 (3 sept. 1476) en 167 (26 juli 1478) op proxy.archieven.nl.