Museum Paul Tétar van Elven

museum in Delft

Museum Paul Tétar van Elven is een Nederlands museum gelegen aan de Koornmarkt 67 in Delft. In dit huismuseum staat de kunstschilder en verzamelaar Paul Tétar van Elven (1823-1896) centraal, die hier woonde in de periode 1864-1894. In dit vijf eeuwen oude grachtenpand is zijn werk te zien, evenals zijn verzameling beeldende en toegepaste kunst.

Museum Paul Tétar van Elven
De voorgevel
De voorgevel
Locatie Koornmarkt 67, Delft, Vlag van Nederland Nederland
Coördinaten 52° 1′ NB, 4° 22′ OL
Thema werk van Paul Tétar van Elven
Opgericht 1927
Openingsdatum 1927
Aantal bezoekers 6.800[1]
Detailkaart
Museum Paul Tétar van Elven (Centrum)
Museum Paul Tétar van Elven
Officiële website
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

De geschiedenis van het pand

bewerken

Het grachtenpand aan de Nieuwe Delft is herbouwd na de stadsbrand van 1536. De kelder met tongewelf dateert uit circa 1400. De naam Voorstraet Corenmarct is voor het eerst in 1532 vermeld. Het huisnummer dateert uit 1877.

Dit huis behoorde evenals de naburige panden op de nummers 63, 65 en 71 gedurende de zestiende eeuw tot het complex van de bierbrouwerij Het Dubbelde Cruys aan de Oude Delft 48-52. In de zestiende eeuw werd het huis bewoond door Machtelt van Adrichem (1535-1597) en haar man Adriaen Arlewijnsz van der Made (overl. 1580). Machtelt was de dochter van de brouwer van Het Dubbelde Cruys, Adriaen Claesz van Adrichem (1503-1560), die tevens meerdere keren burgemeester van Delft was. Haar broer was de schrijver Christiaan Kruik van Adrichem wiens bijnaam Kruik of Crucius verwijst naar de brouwerij van zijn familie. Hun zuster werd de grootmoeder van Hugo de Groot.

Later werd het pand eigendom van Machtelts schoonzoon Simon van Groenewegen waardoor het drie generaties ging toebehoren aan de familie Van Groenewegen. Tot in de negentiende eeuw bleef het huis eigendom van Delftse regentenfamilies die allemaal gerelateerd waren, te weten de families Fijck van Hove (1667-1709), Van der Dussen (1709-1720) en hun nazaten Van Kinschot en Van Briell, Ingelby en Graswinckel (1795-1825). Daarna werd het pand bewoond door de bankier Jan le Fevre (1825-1832) en de boterhandelaar Hendrik Pieter Kleijn van Willigen (1832-1864). Niet al deze eigenaren bewoonden het pand zelf, want het werd geregeld voor langere tijd verhuurd.

Het grachtenpand is met name ingrijpend verbouwd door de familie Van der Dussen in de periode 1709-1720. Er werd toen een eetkamer aan de huidige salon gebouwd, het achterhuis werd vernieuwd en er werd een gang gerealiseerd die doorliep tot aan de tuin. Tevens werd de gevel aangepast en verhoogd. De raampartijen zijn rond 1800 nogmaals aangepast aan de toenmalige Empirestijl, toen het huis eigendom was van het echtpaar David Graswinckel (1732-1803) en Elisabeth Christina van Slingelandt (1734-1824), die woonden in het achtergelegen stadspaleis Oude Delft 48.

Geschiedenis van het museum

bewerken

De kunstschilder en verzamelaar Paul Tétar van Elven (1823-1896) verhuisde in 1855 naar Delft, omdat hij in 1854 door Thorbecke was aangesteld als onderwijzer handtekenen aan de Koninklijke Akademie, later de Polytechnische School. Hij woonde eerst aan de Voorstraat en daarna aan de Wijnhaven. In januari 1864 kocht hij op een veiling het grachtenpand aan de Koornmarkt 67, waar hij met zijn echtgenote Louisa ('Louise') Schmit (1823-1883) en later zijn tweede echtgenote Mechelina ('Helena') van Duuren (1852-1925) ging wonen. Na zijn pensioen in 1894 verhuisde hij met Helena naar hun nieuwe huis aan de Badhuisweg in Scheveningen. Het huis in Delft werd toen verhuurd. Na Helena Pitlo-van Duurens dood in 1925 werd het pand aangepast om in gebruik te worden genomen als museum, conform de wens van Helena zoals neergelegd in haar testament. Daarbij nam ze vrijwel letterlijk de wens van Paul over, zoals door hem in zijn testament van 1887 beschreven mocht hij Helena overleven. In het huis moesten worden tentoongesteld de verzamelingen schilderijen, prenten, antieke meubelen, keramiek, boeken, wapens, kostuums en preciosa.

Op 23 juni 1927 is het museum geopend. Als eerste museumdirecteur trad een bestuurslid op, de huisarts Corneille (Kees) van Hees (1874-1959). Hij kocht in 1923 het pand aan de Oude Delft 132, dat elf jaar later werd overgenomen door zijn collega Johan Hendrik Ressing. De familie Ressing (zijn echtgenote Ellen Ressing-Kromwijk, hun zoon Hans Ressing en zijn echtgenote Jacobien Ressing-Wolfert) zou gedurende twee generaties een belangrijke rol spelen in het bestuur en de exploitatie van het museum.

Als beheerder werd in 1927 conform het testament aangesteld Johannes Hazeveld (1879-1945), die zijn vader als timmerman van de familie Tétar van Elven was opgevolgd en die het huis nog kende uit de tijd dat het werd bewoond door Paul Tétar van Elven. Hij werd bijgestaan door zijn echtgenote Grietje Hazeveld-van Heerde (1884-1959), die hem na zijn dood opvolgde als beheerder. Voor het echtpaar werd in 1938 aan de achterzijde van het huis een kleine beheerderswoning gebouwd op de plek van de oude keuken. In dat jaar werd het achterhuis vrijwel geheel vervangen door een nieuwe tentoonstellingszaal met daarnaast de beheerderswoning. Ook de gang uit de 18e eeuw met twee naastgelegen binnenplaatsjes werd grotendeels opgeofferd voor het realiseren van een centrale hal voor ontvangsten.

De collectie van het museum

bewerken
 
De salon (voorkamer) van Museum Paul Tetar van Elven

In het museum is het grootste deel van zijn werk terug te vinden: historiestukken, portretten en kopieën van oude meesters. Zijn schetsboeken met stadsgezichten en portretten worden ook interessant gevonden.[2] In het museum liggen ook vele van zijn medailles die hij won bij wedstrijden of exposities.

Maar ook schilderijen van tijdgenoten en een verzameling antiquiteiten en curiosa uit vroeger eeuwen, waaronder een grote collectie oosters porselein en Delfts aardewerk.

Het museum bevat een van de honderd best bewaarde interieurs van Nederland. Hierdoor kan men in het museum een goede indruk krijgen van de smaak en manier van wonen van de bourgeoisie in de 19e eeuw. Zo is het plafond in de salon in 1886 beschilderd met versieringen en de namen van bekende kunstenaars - zoals Hals, Michelangelo, Rembrandt, Rubens, Raphaël - in cartouches door Abraham Frans Gips (1861-1943),[3] de opvolger van Tétar van Elven als leraar handtekenen aan de Polytechnische School. Het een beschildering op papier, vervolgens aangebracht op het plafond.[4] In het achterhuis is in de jaren 70 de "sael" uit het pand Wijnhaven 9, genaamd De Swaen, geplaatst. Deze kamer dateert uit 1732 en is in een late Lodewijk XIV-stijl. Het plafond met Aurora in haar zegekar is waarschijnlijk gemaakt door de stucwerker Joseph Bollina. Op de eerste verdieping zijn onder meer een atelier in Oud-Hollandse stijl en een bibliotheek met goudleerbehang te zien.

Organisatie van het museum

bewerken

Museum Paul Tetar van Elven trok in 2022 meer dan 9000 bezoekers, o.a. ter gelegenheid van een expositie van Thérèse Schwartze.[5] In 2023 werd het tweehonderdste geboortejaar van de naamgever van het museum gevierd met tentoonstellingen over de kunstenaarsfamilie Tétar van Elven, tekeningen naar naaktmodel en de verzameling kostuums uit de 18e en 19e eeuw.

De organisatie bestaat in 2024 uit een directeur-conservator (sinds 2010 Alexandra Oostdijk) en ongeveer 50 vrijwilligers. Daarnaast is er een onbezoldigd bestuur.[6] Naast de vaste presentatie organiseert het museum jaarlijkse twee tijdelijke tentoonstellingen en allerlei activiteiten, zoals rondleidingen, workshops, lezingen en concerten.

Galerij

bewerken
bewerken
Zie de categorie Museum Paul Tétar van Elven van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.