Portaal:Filosofie/Uitgelicht 04
Het Griekse woord λόγος of logos is een woord met verschillende betekenis, maar wordt meestal als "woord" vertaald; andere betekenissen zijn onder meer 'gedachte', 'taal', 'rede', 'principe', 'leerstelling' of 'logica'. Binnen de filosofie, analytische filosofie en religie spelen nog speciale betekenissen en connotaties een rol.
Het al genoemde logica is van dit woord afgeleid, alsook het suffix –logie (en het afgeleide –logisch) waarmee vele wetenschappen aangeduid worden en het verwante –loog voor de beoefenaars hier van. Ook de woorden analogie en logaritme zijn met logos verwant.
Logos werd door Heraclitus, een van de bekendere Presocratici gebruikt om de menselijke kennis en inherente orde in het universum te kenschetsen, een wetmatigheid die in het gehele universum aanwezig, of door de goden ingesteld, is. Dit ziet hij achter de veranderlijke dagelijkse werkelijkheid, die hij met zijn πάντα ῥεῖ (panta rhei) verwoordt.
Voor Socrates, Plato en Aristoteles betekende logos feitelijk het vermogen van de menselijke rede en de kennis die de mensen van de wereld en elkaar bezitten. Voor Aristoteles met name, die zich ook het eerst met logica bezighoudt, wordt logos het concept van de menselijke rationaliteit, datgene wat de mensen van de dieren onderscheidt.
De Stoici verstonden onder logos de levenskracht van het universum. De logos vormt de oorsprong van het universum, een soort oerfenomeen, waar alle werkingskracht uit voorkomt. Logos symboliseert hiermee bijvoorbeeld het principe van causaliteit. Het is een principe dat van binnenuit werkt, het staat niet tegenover de materie. Deze betekenis heeft in de psychologie van de twintigste eeuw een belangrijke rol gespeeld.