Zhuchengtyrannus
Zhuchengtyrannus magnus is een vleesetende theropode dinosauriër, behorend tot de groep van de Tyrannosauroidea, die tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige China.
Naamgeving en vondst
bewerkenDe soort is in 2011 benoemd en beschreven door David Hone, Wang Kebai, Corwin Sullivan, Zhao Xijin, Chen Shuqing, Li Dunjin, Ji Shuan, Ji Qiang en Xu Xing. De geslachtsnaam is afgeleid van de stad Zhucheng en het Klassiek Griekse τύραννος, tyrannos, alleenheerser, een verwijzing naar de vindplaats en de verwantschappen van het dier. De soortaanduiding betekent "de grote" in het Latijn, een verwijzing naar de aanzienlijke lichaamsomvang.
Het fossiel, holotype ZCDM V0031, is in 2009 bij Zhucheng (Zangjiazhuang) in Shandong gevonden, tijdens werkzaamheden bij de aanleg van de fundering van het Zucheng Dinosaur Museum, in lagen van de Wangshigroep waarvan de datering onzeker is maar die vermoedelijk stammen uit het late Campanien, ongeveer zeventig miljoen jaar oud. Het bestaat uit een rechtermaxilla van de bovenkaak en een linkerdentarium van de onderkaak van een volwassen individu. De oorspronkelijk vermoedelijk zeer gave resten zijn tijdens het bergen wat beschadigd geraakt. Ze zijn geprepareerd door Wang Haijun. Losse tanden zijn aan de soort toegewezen. Afgietsels in Beijing hebben het inventarisnummer IVPP FV 1794.
Beschrijving
bewerkenZhuchengotyrannus is een reusachtige vleeseter waarvan de grootte in 2011 geschat is op tien à twaalf meter, het gewicht op zes ton. De maxilla of bovenkaaksbeen is vierenzestig centimeter lang. De lengte van het dentarium is achtenzeventig centimeter. Dat kan vergeleken worden met het bovenkaaksbeen en het dentarium van Sue, het grootste vrij complete exemplaar van Tyrannosaurus rex: respectievelijk 861 millimeter en 101 centimeter. De lengte van Sue werd eerst geschat op 12,8 meter, later op 12,3 meter. De schatting van tien à twaalf meter voor de lengte van Zhuchengtyrannus heeft dan ook niet zozeer betrekking op het holotype maar geeft een bereik voor de populatie als geheel. De beschrijvers stelden vast dat het holotype ongeveer de gemiddelde grootte, of net iets meer, had van een exemplaar van Tarbosaurus die op zijn beurt ruim twaalf meter kan worden.
De beschrijvers wisten twee unieke afgeleide eigenschappen, autapomorfieën, vast te stellen: de bovenste tak van de maxilla heeft aan de basis van de buitenkant een horizontale richel; in de voorrand van de maxillaire opening, de fenestra maxilaris, zit een ronde inkeping.
De botten tonen nog wat opvallende kenmerken. Onder de fenestra antorbitalis is de omgevende uitholling hoog. De fenestra maxilaris beslaat horizontaal gemeten meer dan de helft van de voorkant van de uitholling. Anders dan Tarbosaurus heeft Zhuchengtyrannus geen opstaande richel op de achterste bovenkant van de buitenzijde van de achterste tak van het bovenkaaksbeen en ook geen onderaan bol beenplateau over de golvende bedekking van de binnenzijde van de tandkassen van de achterste maxillaire tanden.
Het bovenkaaksbeen draagt twaalf tanden.
Fylogenie
bewerkenDe beschrijvers wezen Zhuchengtyrannus binnen de Tyrannosauroidea toe aan de Tyrannosauridae, meer bepaaldelijk aan de Tyrannosaurinae als de directe verwant van Tarbosaurus en Tyrannosaurus. Het zou dan de meest zuidelijke tyrannosaurine uit Azië zijn; andere materiaal uit het Campanien van Shandong zou echter op een tweede nog onbeschreven tyrannosaurine wijzen. Eerder werden tanden van Zhuchengtyrannus beschreven als een Tarbosaurus sp. De op basis van een tand benoemde Tyrannosaurus zuchengensis beschouwen de beschrijvers als een nomen dubium.
Het volgende cladogram laat een mogelijke positie van Zhuchengtyrannus zien in de evolutionaire stamboom.
Tyrannosauridae |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
bewerken- David W.E. Hone, Kebai Wang, Corwin Sullivan, Xijin Zhao, Shuqing Chen, Dunjin Li, Shuan Ji, Qiang Ji and Xing Xu, 2011, "A new tyrannosaurine theropod, Zhuchengtyrannus magnus is named based on a maxilla and dentary", Cretaceous Research 32(4): 495–503 doi:10.1016/j.cretres.2011.03.005