Portaal:Colombia/Vruchten

 Inhoud    Meewerken     Overleg   
Markt in Colombia
Portaal Colombia - Vruchten
Colombia staat bekend om de grote verscheidenheid aan vruchten en -sappen. Overal wordt op straat, in kleine winkeltjes en in (super)markten fruit voor lage prijzen verkocht. Er bestaan zelfs supermarkten met alleen fruit.

Naast ook in andere landen bekende fruitsoorten die veel in Colombia gegeten worden als de banaan (banano), passievrucht (maracuyá), mango, aardbei (fresa) en watermeloen (patilla), kent Colombia vele unieke vruchten die in Europa niet of nauwelijks te vinden zijn. De diversiteit aan klimaten en landbouwgebieden, hoogtes en ecologie maakt Colombia tot een land uitstekend geschikt voor de productie van fruit. De bekendste "vrucht" uit Colombia is de koffie. Colombia exporteert het grootste en beste deel van zijn koffie, maar ook voor de binnenlandse markt vindt veel productie plaats, met name in kleinschalige landbouwgebieden (fincas). De Eje Cafetero, gelegen rond de steden Medellín, Manizales, Pereira en Armenia, is een van de traditioneel landbouwgebieden voor koffie en werd in 2011 op de Werelderfgoedlijst geplaatst.

Zie verder: Natuur in Colombia en categorieën Plant in Colombia - Fruit

Bergen Vruchten Geschiedenis Vogels Muziek Sport Steden Natuur Lijsten en
sjablonen

De gele pitaya is de bekendste vertegenwoordiger van het geslacht Selenicereus. Deze cactus staat bekend om zijn vruchten, die pitaya worden genoemd. Ze worden algemeen als de lekkerste cactusvruchten beschouwd. De vruchten zijn tot 10 cm grote, ovale of ronde, van groen naar geel rijpende bessen, die doorns dragen op schubben. Vanwege deze doorns moeten de vruchten worden geplukt met speciale handschoenen, waarna de dorens worden afgesneden. De stevige schil is circa 1 cm dik en omsluit een grote vruchtholte, die is gevuld met glazig witte, zeer sappige, zoet aromatisch smakende pulp. In de pulp liggen vele, tot 3 mm grote, zwarte zaden, die met de pulp kunnen worden opgegeten. De smaak van de pulp doet aan kiwis denken. Selenicereus megalanthus komt van nature voor in Bolivia, Colombia, Ecuador en Peru. Colombia is de grootste producent van de gele pitaya. De export hiervandaan wordt onder andere verzorgd door Andino Fruit. Tegenwoordig wordt deze cactus ook verbouwd in Israël.

De borojó is een 3 tot 5 meter hoge boom, behorend tot de Rubiaceae. De boom groeit in het noordwesten van Colombia in het departement Chocó. De plant heeft een hoge vochtigheid (>85%) en een gemiddelde temperatuur van 28°C nodig. De naam van de boom en de vrucht "borojó" is een samengesteld woord uit het Emberá; boro ("hoofd") en ne-jo ("fruit"); hoofdvormig of rond fruit. De ronde bruine vrucht zelf is groot; 12 centimeter lang, en weegt rond de 750-1000 gram. Hiervan is ongeveer 88% vruchtvlees. De borojó heeft 90 tot 640 zaden en is rijk aan eiwitten, fosfor, ascorbinezuur, calcium en ijzer. De vrucht wordt gebruikt om jam, wijn, desserts en traditionele medicijnen met veronderstelde lustopwekkende effecten.

De lulo is de vrucht van Solanum quitoense, een plant uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). De rijkvertakte plant bloeit vier tot vijf maanden na het zaaien. De bloemen zijn circa 3 cm breed en staan op korte stelen in trossen van één tot tien stuks. De kelk is viltig-violet en de vijf lancetvormige, crèmewitte of geliggroene kroonbladeren zijn aan de onderkant violet behaard. De vrucht is een dik gesteelde tot 6,5 cm grote bes, waaraan de grote, bekervormige, vijfslippige, viltig behaarde kelk kan blijven zitten.

Uit de lulo kan groen sap worden geperst. Dit wordt onder andere in Colombia, Ecuador (waar de vrucht naranjilla heet) en Peru geproduceerd. Het sap is niet lang houdbaar, want na contact met de lucht verkleurt het snel naar bruin. De verkleuring kan vertraagd worden door toevoeging van limoensap. De vrucht kan ook als handfruit dienen en tot vruchtenwijn ("vino de naranjilla"), marmelade, ijs, jam, gelei en siroop worden verwerkt.

De lulo komt van nature voor in de Andes in Colombia, Ecuador en Peru en wordt veel tussen 1000 en 2500 m hoogte in het tropisch bergland van Zuid-Amerika gekweekt. Minder vaak wordt de plant in tropisch gebergte in de oude wereld gekweekt. In Nederland hebben de Botanische Tuin TU Delft en de Hortus Botanicus Amsterdam de lulo in hun plantencollectie.

De feijoa (Feijoa sellowiana, synoniem: Acca sellowiana) of ananasguave is een plant uit de mirtefamilie (Myrtaceae). Het is een groenblijvende struik of tot 7 m hoge boom met een lichtgrijze schors.

De vruchten zijn ei- of peervormig, bleekgroen of geelgroen en 4-8 × 3-7 cm groot. Aan de basis van de vruchten blijft de bloemkelk behouden. Het vruchtvlees is wit met een doorschijnend midden, korrelig en sappig. Het smaakt zoetzurig en ruikt naar ananas. De vrucht bevat twintig tot veertig of soms meer dan honderd kleine, langwerpige zaden. De vruchten kunnen als handfruit gegeten worden. Ook kan van de feijoa marmelade, vruchtenwijn, fruitsalades of chutney worden gemaakt.

De feijoa komt oorspronkelijk uit de hooglanden van het zuiden van Brazilië, Uruguay, het westen van Paraguay en het noorden van Argentinië. De plant wordt wereldwijd in de (sub)tropen gekweekt op plaatsen waar het voor de guave (Psidium guajava) te koud is. In België en Nederland wordt de feijoa als potplant of kuipplant verkocht. De plant moet hier koel maar vorstvrij overwinterd worden.

De guanábana (Annona muricata) is een plant uit de familie Annonaceae. Het is een kleine, groenblijvende, diep vertakte, tot 10 m hoge boom met roestkleurig behaarde jonge takken. De ovaalvormige, gaafrandige bladeren staan uitgespreid en zijn tot 7 x 20 cm groot en hebben een 1 cm grote bladsteel. Van boven zijn de bladeren donkergroen en glanzend en van onderen lichter groen en dof.

De verzamelvrucht van de zuurzak is licht afgeplat, peervormig en vaak gekromd, ze worden tot 20 x 35 cm groot en 6 kg zwaar. De donkergroene, wittig-groen gespikkelde schil vertoont een ruitjespatroon; ieder ruitje draagt een zachte tot 1 cm lange kegelvormige, gebogen stekel. Het vruchtvlees is sneeuwwit, volrijp zeer zacht, vezelig-pappig, sappig en zoetzuur van smaak. Aan de lucht blootgesteld wordt het vruchtvlees snel bruin. De vruchten bevatten vele 1 x 2 cm grote zaden.

De zuurzak wordt vaak gebruikt om frisdrank te maken. De zuurzak komt van nature voor in het Colombia, Caribisch gebied en in Centraal-Amerika. De plant wordt wereldwijd veel in de tropen verbouwd. In Colombia wordt jugo de guanábana in veel restaurants en op straat geschonken met water of met melk. In Nederland is deze verwant aan de cherimoya (Annonna cherimola) vooral bekend onder zijn Spaanse naam guanábana, door het commerciële product Appelsientje Mango & Guanábana. De hele vrucht wordt in Nederland ook wel op markten aangeboden.

De koffieplant (Coffea) is een geslacht van ongeveer zestig soorten houtige planten. De meeste soorten (33) komen voor in tropisch Afrika en vinden hun oorsprong met name in Ethiopië. Op Madagaskar komen veertien soorten voor, in tropisch Zuidoost-Azië en op het eiland Mauritius drie soorten. Alle soorten zijn houtige planten en kunnen afhankelijk van de soort kruipend, struikvormend, boomvormend of liaanvormend zijn. De bloemen staan in groepjes van 2-20 bij elkaar in de bladoksels. Pas na regenval beginnen de bloemknoppen zich te ontwikkelen en acht tot twaalf dagen later treedt er een massale bloei op. De bloemen zijn vijftallig en hebben dus vijf witte kroonblaadjes.

De vrucht van de koffieplant is een steenvrucht. Elke vrucht bevat een pit met daarin de koffiebonen. Doordat de zaden bij het rijpen tegen elkaar aandrukken ontstaat de karakteristieke vorm. De gedroogde en gebrande zaden van de plant dienen als basis voor koffie, een stimulerende, cafeïnehoudende drank. Koffie wordt vooral gecultiveerd op plantages in tropische landen, voor export naar landen met een gematigd klimaat. Koffie is een van de belangrijkste handelsgoederen ter wereld en is een belangrijk exportproduct van landen rondom de evenaar, zoals Brazilië, Vietnam en Colombia.

In Colombia wordt koffie verbouwd in de Eje Cafetero, het koffiegebied rondom de steden Manizales, Armenia en Pereira, in Valle de Cauca, Neiva en op de hellingen van de Sierra Nevada de Santa Marta.

De guayaba is een vrucht van de psidium, een plantengeslacht uit de mirtefamilie (Myrtaceae). Het geslacht omvat rond de 100 soorten aan tropische struiken en kleine bomen. Alle soorten binnen het geslacht komen van oorsprong uit Mexico en Centraal-Amerika, maar tegenwoordig worden de soorten ook verbouwd in Afrika, Zuid-Azië, Nieuw-Zeeland en de Caraïben.

De vruchten van de planten uit het geslacht Psidium zijn eetbaar. Behalve door mensen worden de vruchten door veel zoogdieren, vogels en insecten gegeten. Ze dienen bijvoorbeeld als voedsel voor de rupsen van sommige schubvleugeligen zoals de Erinnyis ello), Eupseudosoma aberrans, E. involuta, en Hypercompe icasia.

De guayabavruchten worden gebruikt voor het maken van fruitsapjes in Colombia. In restaurants en op straat wordt jugo de guayaba aangeboden gemengd met water of melk.

De zwarte zapote (Diospyros digyna) is een plant uit de familie Ebenaceae. Het is een verwant van de bekende kaki (Diospyros kaki). Het is een tot 25 m hoge, groenblijvende boom met een tot 75 cm brede stam en een donkere bast.

De vrucht is aanvankelijk heldergroen en glanzend, bolvormig, 5-15 cm in doorsnede en bezit aan de basis een opvallende, vier- tot zesslippige, bruingroene, 4-5 cm brede kelk. Tijdens het rijpingsproces verkleurt de schil naar olijfgroen en vervolgens donkergroen met bruine spikkels. Het vruchtvlees is glanzend, bruin tot bijna zwart, zacht, sappig en smaakt zoetig-nootachtig. De vruchten zijn zaadloos of bevatten tot tien 2,8 cm lange, afgeplatte zaden. De pulp kan rauw uit de vrucht worden gelepeld en worden geconsumeerd. Tevens kan de pulp worden gepureerd en eventueel in ijs, melk of citrusvruchtensap worden verwerkt en vervolgens als dessert worden verwerkt. Ook kan de zwarte zapote in diverse dranken worden verwerkt. De zwarte zapote komt van nature voor in Meso-Amerika (Mexico, El Salvador, Belize, Guatemala, Honduras, Nicaragua) en in Costa Rica, Panama, Colombia en Ecuador.

Curuba, tacso of bananenpassievrucht is de naam van de passievruchten van bepaalde soorten passiebloemen (Passiflora) uit de supersectie Tacsonia. De vruchten zijn langwerpig en hebben een zachtbehaarde schil. De soorten met een gele schil, de vruchten van Passiflora tarminiana en Passiflora tripartita var. mollissima worden op de grootste schaal gekweekt. In alle landen in de Andes zijn kwekerijen van deze soorten te vinden.

‘’’De curuba van Passiflora tripartita var. mollissima, de "curuba de Castilla" is de nationale vrucht van Colombia’’’. Curuba's worden af en toe in Europa op de markt aangeboden. Niet alle soorten uit de supersectie Tacsonia hebben langwerpige vruchten. De vruchten van Passiflora pinnatistipula zijn bolvormig en worden gulupa genoemd.

De maracuyá is een tropische vrucht van de Passiflora edulis. De vruchten worden in België en Nederland soms op de markt aangeboden. Wanneer men de zaden van deze vruchten zaait, krijgt men hybrides tussen f. edulis en f. flavicarpa. De plant kan dus het beste worden vermeerderd door stekken van origineel plantmateriaal. De planten kunnen in een koude kas of in de vensterbank worden gehouden.

Het is de vraag of de twee vormen van P. edulis niet behoren tot verschillende soorten, omdat de verschillen aanzienlijk zijn. In ieder geval is het onderscheid waarschijnlijk groter dan de onderverdeling in vormen rechtvaardigt. Resultaten van DNA-analyse moeten nog worden afgewacht.

In Colombia is de maracuyá een veel gegeten en in fruitsapjes verwerkte vrucht. Jugo de maracuyá wordt bereid met water of met melk.

Portaal:Colombia/Vruchten/11 Portaal:Colombia/Vruchten/12
Portaal:Colombia Portaal:Eten en drinken