Gebruiker:PAvdK/Kladblok/Hongaars werkwoord

PAvdK/Kladblok/Hongaars werkwoord

Dit is het persoonlijke kladblok van PAvdK/Kladblok.

Een kladblok is een subpagina van iemands gebruikerspagina. Het dient als testruimte voor de gebruiker en om nieuwe artikelen of langere toevoegingen aan bestaande pagina's voor te bereiden.

Let op: je kladblok opslaan gaat met de knop 'publiceren'. De pagina wordt daarmee nog niet in de openbare encyclopedie geplaatst en blijft een kladpagina. De kladblokpagina is wel zichtbaar (voor iedereen met wat meer Wikipedia-ervaring) en mag dus geen onoorbare dingen bevatten, zoals auteursrechtschendingen.

Het is, ook in een kladblok, uitdrukkelijk niet toegestaan om zonder toestemming auteursrechtelijk beschermd materiaal van derden te publiceren.


Hongaars werkwoord

bewerken
  Zie Hongaars werkwoord voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

<Stammen>

geen, twee harmonische vormen of in drie harmonische vormen


<Vervoeging>

onbepaalde vervoeging en bepaalde vervoeging


<!>

Hongaarse werkwoorden hebben een werkwoordstam die dient als de basisvorm. De stam staat opgenomen in het woordenboek. De werkwoordstam komt overeen met de derde persoon enkelvoud (3de pers. ev.) van de tegenwoordige tijd van de onbepaalde vervoeging van het werkwoord. De werkwoordstam eindigt vrijwel altijd op een medeklinker.

kort overzicht

bewerken

Werkwoordstammen

bewerken

De korte (of absolute) stam van het werkwoord [1], wordt gewoonlijk gebruikt bij de vorming van alle werkwoordstijden en wijzen, de infinitief en de deelwoorden.

Werkwoordvervoeging:
Stam & Teken & Uitgang
Stam komt overeen met 3p. ev. tt.
+
Teken
 
Tijd tegenwoordig tijd
verleden tijd
(tt.)
(vt.)
Wijs voorwaardelijke wijs
aansporende wijs
+
Uitgang
 
Persoon eerste persoon
tweede persoon
derde persoon
(1p.)
(2p.)
(3p.)
Getal enkelvoud
meervoud
(ev.)
(mv.)
Bepaaldheid onbepaald
bepaald
Teken

Op de stam volgt eerst het eventuele 'teken' (voor de tijd en de wijs), en dan de persoonsuitgang (voor weergaven van de persoon, het getal en de bepaaldheid).[2][3] De onbepaalde wijs (infinitief) en de deelwoorden worden eveneens gevormd uit de werkwoordstam.

Functies van het teken (dat voor de eventuele persoonsuitgang staat):

  • verleden tijd (múlt idő): vaak een -t-
  • voorwaardelijke wijs (feltételes mód), vaak een -n-
  • gebiedende of aansporende wijs (), vaak een -j-

De tegenwoordige tijd (jelen idő) heeft geen teken

Persoonsuitgang

Functies van de persoonsuitgang (dat volgt op een eventueel teken):

  • de persoon: eerste persoon, tweede persoon of derde persoon
  • het getal: enkelvoud of meervoud
  • de bepaaldheid hangt af van der aard van het lijdend voorwerp: bepaald of onbepaald

Bij de derde persoon enkelvoud ontbreekt bij veel werkwoorden een uitgang, met uitzondering van groep van de -ik-werkwoorden. Deze vorm, met weglating van de -ik-uitgang, wordt in het woordenboek vermeld, omdat bijna alle vormen hieruit worden samengesteld. (de woordenboekvorm is dus niet de infinitief, zoals in het Nederlands!) Een vervoegde vorm van een werkwoord bestaat tenminste uit een werkwoordstam, een 'teken' voor de tijd of wijs en een persoonsuitgang.

Typen werkwoordstammen
onveranderlijke stammen
alternatieve stammen
onregelmatige stammen
Alternatieve stammen

De werkwoordstammen eindigen vrijwel altijd op een medeklinker en zijn gewoonlijk stabiel: zij worden gebruikt bij alle tijden en wijzen. Naast de absolute stam is er bij sommige werkwoorden een alternatieve stam. Onregelmatige werkwoordstammen worden gekenmerkt door stammen die kunnen veranderen als er een uitgang achter wordt geplaatst, ongebruikelijke veranderingen veroorzaken in de uitgangen of anderszins onvoorspelbare eigenschappen hebben. [4]

Voor- en achtervoegsels

Een stam van een werkwoord kan nog verlengd worden met voor- en achtervoegsels, die de betekenis van het werkwoord wijzigen.

Persoonlijke voornaamwoorden

bewerken

De 1ste naamval van de persoonlijke voornaamwoorden wordt alleen bij sterke nadruk gebruikt. Er is geen grammaticaal geslacht. De persoonlijke voornaamwoorden zijn:

getal
persoon
1ste naamval
nominatief
3de naamval
datief
4de naamval
accusatief
Enkelvoud 1ste én = ik nekem = mij engem = mij
2de te = jij neked = jou téged = jou
3de ő = hij/zij
Maga/Ön = U
neki = hem/haar
Magának/Önnek = U
őt = hem/haar
Magát/Önt = U
Meervoud 1ste mi = wij nekünk = ons minket = ons
2de ti = jullie nektek = jullie titeket = jullie
3de ők = zij
Maguk/Önök = U
nekik = hun
Maguknak/Önöknek = U
őket = hen
Magukat/Önöket = U

De beleefdheidsvormen (vgl. U) worden behandeld als de derde persoon (vgl. hij/zij).

Klinkerharmonie

bewerken

Klinkerharmonie houdt in dat er in een enkelvoudig woord gewoonlijk alleen klinkers zijn van één type. De meest uitgangen en ook sommige 'tekens' zijn er in twee of drie vormvarianten (allomorfen), in andere gevallen is er slechts één vorm. Op grond van de regels voor de klinkerharmonie moet een keuze gemaakt worden uit de verschillende varianten van uitgangen.[5]

De drie klinkertypen bij de klinkerharmonie
klinkerronding
=
↓ lipronding ↓
tongstand,
articulatieplaats
achterklinker voorklinker
ongerond a, á e, é, i, í
gerond o, ó, u, ú ö, ő, ü, ű

De keuze van de uitgang en van de 'tekens' is afhankelijk van de laatste klinker in de stam van het werkwoord. Er zijn:

  1. onveranderlijke vormen (uitgangen en 'tekens' onveranderlijk),
  2. twee harmonische vormen (uitgangen en 'tekens' verschillend voor achter- en voorklinkers) en
  3. drie harmonische vormen (uitgangen en 'tekens' verschillend voor achter- en voorklinkers, met of zonder lipronding).

De regels voor klinkerharmonie worden ook gebruikt bij andere uitgangen, zoals die voor meervoud en voor bezitsaanduidingen.

Onbepaalde en bepaalde vervoeging

bewerken

Afhankelijk van de bepaaldheid van het lijdend voorwerp wordt een andere vervoeging gebruikt.[6]

Tegenwoordige tijd, uitgangen en allomorfen
persoon getal onbepaald bepaald
1ste p. ev. -ok/-ek/-ök -om/-em/-öm
2de p. -sz[7][8] -od/-ed/-öd
3de p.[9] Ø [10] -ja/-i
1ste p. mv. -unk/-ünk -juk/-jük
2de p. -tok/-tek/-tök[11] -játok/-itek
3de p. -nak/-nek[12] -ják/-ik
1de p. ev.→2de p. -lak/-lek[13]

De onbepaalde vervoeging wordt gebruikt als het lijdend voorwerp onbepaald is, bijvoorbeeld door een onbepaald lidwoord, een telwoord, 1ste of 2de persoon of een ontbrekend lijdend voorwerp, bij een onovergankelijk (intransitief) werkwoord. Dit is de 'standaardvervoeging'.

De bepaalde vervoeging wordt gebruikt als het lijdend voorwerp bepaald is, dat wil zeggen specifiek door een bepaald lidwoord, aanwijzend voornaamwoord, bezitsuitgang. Ook deze vervoeging wordt veel gebruikt.

De eerste persoon inclusief wordt gebruikt als het onderwerp 1ste persoon enkelvoud is en het lijdend voorwerp 2de persoon enkelvoud of meervoud. Voorbeelden:

  • látok sok fát = ik zie veel bomen (onbepaald)
  • látom azt a fát = ik zie die boom (bepaald)
  • látlak = ik zie jou (ik → jouaccusatief)

Het 'teken' voor werkwoordstijden en wijzen staat direct na de stam en voor de uitgang. De tegenwoordige tijd heeft geen 'tekens' [14]

Tekens voor tijden en wijzen
Tijd en wijze Nl Teken
jelen idő tegenwoordige tijd (tt.) ø
mult idő verleden tijd, (vt.) -t,-ott/-ett/-ött
feltételes mód voorwaardelijke wijs -n,-an/-en
felszólító mód aansporende wijs -j

Er zijn drie 'tekens' die kunnen aangeven:

De toekomende tijd wordt gevormd met een hulpwerkwoord (fog = zullen) en de infinitief (onbepaalde wijs).[18] Ook kan de tegenwoordige tijd betrekking hebben op de toekomst. Dan kan een bijwoord (majd = dan, holnap = morgen, jövőre = volgend jaar) gebruikt worden.

Uitgangen

bewerken

De vervoeging van de werkwoorden vindt plaats met persoonsuitgangen achter de werkwoordstam. Het persoonlijk voornaamwoord worden in het Hongaars weinig gebruikt omdat de uitgang en de context al duidelijk maken over welke persoon het gaat. De achter de werkwoorstam geplaatste persoonsuitgang geeft verschillende zaken aan:

  1. de persoon,
  2. het getal (enkelvoud of meervoud) en
  3. de bepaaldheid van de vervoeging, wat afhangt van de het lijdend voorwerp (onbepaald of bepaald).[19]
  4. met een 'teken' achter de stam en vóór de uitgang wordt de verleden tijd (van de aantonende wijs), de voorwaardelijke wijs of de gebiedende (aansporende) wijs aangegeven.
Voorbeelden van persoonsuitgangen met vormvarianten (tegenwoordige tijd)
ver-
voe-
ging
Getal Persoon onbepaalde vervoeging bepaalde vervoeging
Standaard
vervoeging
Absolute stam eindigt op: Standaard
vervoeging
Absolute stam
eindigt op -sisklank
(-s, -sz, -z, -dz)
-sisklank
(-s, -sz, -z, -dz)
-2 medeklinkers,
of -ít
Stan-
daard
ev. (én) 1ste -ok/-ek/-ök -om/-em/-öm
( te) 2de -sz -ol/-el/-öl -asz/-esz -od/-ed/-öd
(ő) 3de ø -ja/-i [X]a/-i
mv. (mi) 1ste -unk/-ünk -juk/-jük [X]uk/[X]ük
(ti) 2de -tok/-tek/-tök -otok/-etek/-ötök -játok/-itek [X]átok/-itek
(ők) 3de -nak/-nek -anak/-enek -ják/-ik [X]ák/-ik
-ik
werk-
woor-
den
ev. (én) 1ste -om/-em/-öm -om/-em/-öm
(ő) 3de -ik -ja/-i [X]a/-i
[X] verdubbeling door assimilatie van eind-sibilant met -j van de uitgang

Daarnaast zijn er uitgangen voor het infinitief, het verleden en het tegenwoordig deelwoord, en het werkwoordelijke bijwoord. Voorbeeld: -ni,-ani/-eni is de uitgang voor de infinitief.

Standaard uitzonderingen

Er zijn drie 'standaard' uitzonderingen op het algemene schema van de werkwoordvervoegingen. Deze komen frequent voor. Bijvoorbeeld bij de tegenwoordige tijd zijn dat:

  1. werkwoorden waarvan de stam eindigt op twee medeklinkers of op -ít
  2. werkwoorden waarvan de stam eindigt op een sisklank (sibilant)
  3. ik werkwoorden: uitgang -ik bij de woordenboekvorm

Werkwoordvoorvoegsels

bewerken

Werkwoorden kunnen ook voorzien worden van voorvoegsels, waarvan sommigen een tijdsaspect hebben. Werkwoordvoorvoegsels vervullende verschillende functies: vele geven plaats of richting aan.

Voorbeeld: Megyek vidékre = Ik ga naar het platteland; Bemegyek a házba = Ik ga het huis binnen. (dubbele richtingbepaling)
Voorbeeld: Tegnap olvastam egy könyvet és az újságot = Ik las gisteren een boek en de krant. Elolvastam tegnap a könyvet = Ik heb gisteren het boek uitgelezen.

Werkwoordachtervoegsels

bewerken

De stam van het werkwoord kan worden verlengd met een of meer achtervoegsels om de betekenis van het werkwoord te veranderen. De werkwoordsuitgangen volgen weer op de achtervoegsels.[20] Voorbeelden van achtervoegsels, die al of niet gecombineerd gebruikt kunnen worden:

  • -at/-et, -tat/-tet (laten),
  • -hat/-het (kunnen, mogelijk zijn)
  • -gat/-get (geeft herhalingen aan)
  • -kodik/-kedik/-ködik,-akodik/-ekedik (wederkerige werkwoorden) e.a.

Deelwoorden

bewerken

Uit de werkwoordstam kunnen deelwoorden worden gevormd.[21]

De deelwoorden kunnen bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden. Voorbeelden: Ez a ház eladó = Dit huis [is] te koop, A jövendő = De toekomst, Nyitva, Zárva = Geopend, Gesloten.

Werkwoorden met veranderlijke stam

bewerken

Naast de regelmatige werkwoorden zijn er een aantal groepen te onderscheiden:

  • als de uitgang begint met een klinker
    • klinkerverliezende werkwoordstammen, voorbeeld: seper (söpör) = vegen, seprek = ik veeg
    • v-toevoegende stammen (fő = koken, lő = schieten, nő = groeien, nyű = verslijten, sző = weven, ró = kerven)
      voorbeeld: lő = schieten, lövök = ik schiet (hier tevens een klinkerverkorting ő→ö)
  • sz/d- en de sz/z-stammen
    • Cszik stammen (C = medeklinker), vaak is er een alternatieve stam, waarbij -szik vervangen wordt door -odik/-edik of -ozik/-ezik
      Voorbeeld: mosakszik ↔ mosakodik (woordenboekvorm! letterlijk: hij/zij wast zich) = zich wassen.
    • Vszik stammen (V = klinker), -uszik/-üszikstammen
    • sz/d/v- en de sz/z/v-stammen
  • de onregelmatige (en frequent voorkomende) werkwoorden
    • tesz = doen, vesz = kopen, hisz = geloven, lesz = worden, eszik = eten, iszik = drinken
    • van = zijn, megy = gaan, jön = komen

Onregelmatige werkwoorden

bewerken

De onovergankelijke werkwoorden van = zijn, megy = gaan, jön = komen zijn zeer onregelmatig, vooral in de tegenwoordige tijd. Voor de andere tijden en wijzen zijn er andere, soms ook onregelmatige stammen.

Voorbeelden:

  • Zijn:
    • van = zijn (woordenboekvorm), letterlijk: hij/zij/het is (er), volt = hij/zij/het was (er)
    • lesz = zal (er) zijn, worden (woordenboekvorm), letterlijk: hij/zij/het zal (er) zijn, wordt, lett = hij/zij/het was, hij/zij/het is geworden, Legyél jól! = Wees braaf!
    • nincs = (er) niet zijn (woordenboekvorm), letterlijk: hij/zij/het is niet, er is geen (alleen in de derde persoon, tegenwoordige tijd).
  • Hebben:
    • Nekem(1ste persoon enkelvoud, datief) van autóm(met bezitsuitgang 1ste persoon enkelvoud) = Ik heb een auto.
    • Van autója = Hij/zij heeft een auto
    • Nincsenek autoja = Zij hebben geen auto. XXXX
    • Van kedved? Nincs kedvem. = Heb je zin? Ik heb geen zin.
  • Gaan:
    • Megy = gaan (woordenboekvorm), letterlijk: hij/zij/het gaat, ment = hij/zij/het ging, Menjünk el! = Laten we weggaan!
  • Komen:
    • Jön = komen (woordenboekvorm), letterlijk: komt, jött = hij/zij/het kwam, Gyertek ide! = Komt hier! Komen (jullie) hier!

Werkwoordstam

bewerken

De Hongaarse werkwoorden staan niet, zoals in het Nederlands, in het woordenboek als het hele werkwoord (infinitief, onbepaalde wijs) (zoals: hebben, willen, zien, durven, zitten, blijven, kijken), maar in de de hij/zij/het-vorm: de derde persoon enkelvoud (3de p. ev.) van de tegenwoordige tijd van de onbepaalde vervoeging. Dit is de stam van het werkwoord, die als de basisvorm is opgenomen in het woordenboek en gewoonlijk geen uitgang heeft. Bij een bepaalde groep werkwoorden moet eerst de ik-uitgang worden verwijderd om de stam te krijgen. De werkwoordstam eindigt gewoonlijk op een medeklinker (consonant) en is gewoonlijk onveranderlijk. In het algemeen is de werkwoordstam stabiel en verandert de stam niet als er een uitgang achter wordt geplaatst.[1][2]

Een persoonlijk voornaamwoord wordt in het Hongaars zelden gebruikt, omdat persoon en getal al blijken uit de uitgang. Bij het werkwoord kunnen voorvoegsels en achtervoegsels gebruikt worden om de betekenis te wijzigen.

Werkwoordvervoeging
persoonlijk
voornaam-
woord
+ voor-
voegsel
+ (absolute)
werkwoord-
stam
+ achter-
voegsel
+ teken voor
tijd of
wijs
+ uitgang voor
persoon &
getal &
bepaaldheid

Een vervoegd werkwoord[3][4][5] bestaat uit een werkwoordstam met daarachter twee plaatsen, waar een 'teken' en een persoonsuitgang geplaatst kunnen worden. Op de stam volgt eerst het eventuele 'teken' voor de verleden tijd (van de aantonende wijs), de voorwaardelijke wijs of de aansporende wijs, en dan de persoonsuitgang voor persoon, getal en de 'bepaaldheid'.

Voor andere tijden, zoals de toekomende tijd, is er geen 'teken'.

 
vervoegd 
 werkwoord 
0
stam van het 
 werkwoord
I
tijd of
wijs
II
persoon 
 & getal
 
 betekenis
vártak vár t ak zij wachtten
várnék vár k ik zou wachten…(voorw. wijs)
várjatok  vár j atok wacht! (meervoud)

Een 'teken' en een persoonsuitgang kunnen ontbreken.

 
vervoegd 
 werkwoord 
0
stam van het 
 werkwoord
I
tijd of
wijs
II
persoon 
 & getal
 
 betekenis
várt vár t - zij/hij/het wachtte
várok vár - ok ik wacht
vár vár - - hij/zij/het wacht

Bij de regelmatige werkwoorden wordt de stam gebruikt bij de vorming van de onbepaalde en bepaalde vervoeging: voor de verschillende de tijden en wijzen, en van de infinitief en de deelwoorden.

Er zijn echter een aantal uitzonderingen op deze regels. Sommige werkwoorden hebben alternatieve stammen, bijvoorbeeld voor de verleden tijd of voor de gebiedende wijs.

  1. klinkerverliezende stammen
  2. v-toegende stammen
  3. sz/d- en sz/z-stammen
  4. onregelmatige werkwoorden

Tijden en wijzen

bewerken
Tekens voor tijden en wijzen
kijelentő mód
(aantonende wijs)
jelen idő (t.t.) ø
mult idő (v.t.) -t, -ott/-ett/-ött
feltételes mód (voorwaardelijke wijs) -n,-an/-en
felszólító mód (aansporende wijs) -j

Het Hongaars kent twee tijden in de aantonende wijs: jelen idő = tegenwoordige tijd en múlt idő = verleden tijd; en de voorwaardelijke wijs en de aansporende wijs.[1]:§ 3.2 p. 35. Tijden en wijzen. De tegenwoordige tijd kent geen eigen 'teken' (hier aangegeven met ø), de overige hebben een 'teken' (zoals -t, -an, -j) dat achter de stam en voor de persoonsuitgang wordt geplaatst. De 'tekens' hebben soms twee of drie vormvarianten (allomorfen), waarbij voor de keuze daarvan de regels van de Hongaarse klinkerharmonie gelden.

Klinkerharmonie is in het Hongaars het verschijnsel dat de klinkers in enkelvoudige woorden overeenstemmen in type; en dat ook de aan de stam toegevoegde uitgangen daarin overeenkomen. Er worden voor- en achterklinkers onderscheiden op grond van de tongstand en geronde en ongeronde klinkers op grond van de lipronding. Een bijzonderheid wordt gevormd door werkwoorden met een stam van een lettergreep en een í (lange i), en die met een stam met een i (korte i) en eindigend op twee medeklinkers: deze worden dan gerekend tot de werkwoorden met achterklinkers, zoals: tilt = verbieden, szív = roken, zuigen, hív = roepen.

De belangrijkste enkelvoudige (dat wil zeggen: niet samengesteld, zonder hulpwerkwoord) tijden en wijzen zijn:

  • Bij de aantonende wijs = kijelentő mód:
    1. De tegenwoordige tijd = jelen idő heeft de persoonsuitgang direct achter de stam worden geplaatst (zonder een daartussen geplaatst 'teken'). Er worden drie regelmatige groepen van vervoeging voor de tegenwoordige tijd onderscheiden.
    2. De verleden tijd = múlt idő wordt gekenmerkt door het 'teken' -t of -ott/-ett/-ött, dat staat achter de stam en vóór de persoonsuitgang. Deze tijd wordt gebruikt voor gebeurtenissen en handelingen in het verleden. Er worden drie regelmatige groepen van vervoeging voor de verleden tijd onderscheiden.
  1. De voorwaardelijke wijs = feltételes mód wordt gekenmerkt door het 'teken' -n,-an/-en, dat staat achter de stam en vóór de persoonsuitgang. Deze wijs komt alleen voor in de tegenwoordige tijd en wordt onder andere gebruikt voor (zeer) beleefde verzoeken.
  2. De aansporende wijs = felszólító mód, ook vaak gebiedende wijs = parancsoló mód genoemd, wordt gekenmerkt door het 'teken' -j, dat staat achter de stam en vóór de persoonsuitgang. Deze wijs komt alleen voor in de tegenwoordige tijd en kan gebruikt worden voor alle personen voor bevelen en in bepaalde typen bijzinnen. De aansporende wijs wordt betrekkelijk vaak gebruikt.

De samengestelde werkwoordsvormen zijn de verleden tijd van de voorwaardelijke wijs en de toekomende tijd.

  1. De verleden tijd van de voorwaardelijke wijs (irrealis van het verleden) wordt gevormd met de verleden tijd plus het hulpwoord volna.
    Voorbeeld: Írtam volna, ha tudtam volna. = Ik zou geschreven hebben als ik [het] had geweten.
  2. De toekomende tijd kan worden gemaakt met het hulpwerkwoord fog = zullen (woordenboekvorm!, letterlijk: hij/zij/het zal); ook kan het bijwoord majd = dan worden gebruikt, of het blijkt het uit de context.
    Voorbeelden: Fogom megcsinálni. = Ik zal het maken.; Majd jövök. = Ik zal komen.; Megyek horgászni. = Ik ga vissen. / Ik zal gaan vissen.

Onbepaalde en bepaalde vervoeging

bewerken
Bepaaldheid van de werkwoordvervoeging
Werkwoordvervoegingen zijn mede afhankelijk van het lijdend voorwerp.
Alle tijden en wijzen zijn er in twee vormen:
Onbepaalde vervoeging: als er geen of een 'onbepaald' lijdend voorwerp is
Bepaalde vervoeging: als er een 'bepaald' lijdend voorwerp is
eerste persoon inclusief als het onderwerp 1ste persoon enkelvoud is
en het lijdend voorwerp 2de persoon

De aard van het lijdend voorwerp is bepalend voor de vervoeging. Naast de "gewone", onbepaalde, eerste of subjectieve[1] vervoeging (tárgyatlan igeragozás) is er een een bepaalde, tweede of objectieve[2] vervoeging (tárgyas igeragozás) die wordt gebruikt bij een bepaald lijdend voorwerp; het lijdend voorwerp is dan specifiek en is het, soms impliciet, duidelijk waarover het gaat. Bij alle tijden en wijzen speelt de aard van het lijdend voorwerp een rol bij de keuze van de persoonsuitgangen. [3]:§ 10, p. 69-72. Definiteness: the Definite and Indefinite Conjugations. [4]:§ 3.1 p. 33. Bepaalde en onbepaalde vervoeging.

De onbepaalde werkwoordvervoeging komt voor in zinnen waar het werkwoord onovergankelijk (intranzitív ige, tárgyatlan ige)[5] is, als er geen lijdend voorwerp is of als het lijdend voorwerp "onbepaald" is. Het lijdend voorwerp is 'onbepaald' als:

  • als er een onbepaald lidwoord of een telwoord voor staat (zoals: egy = een, één, sok = veel).
  • als er geen bezitsaanduiding is of geen aanwijzend voornaamwoord.
  • als er geen verwijzing is naar een impliciet (al eerder genoemd) lijdend voorwerp.
  • als het lijdend voorwerp in eerste of tweede persoon (zoals: engem = mij, téged = jou, minket = ons, benneteket/titeket = jullie) is en het persoonsvorm tweede of derde persoon is.

De bepaalde werkwoordvervoeging komt voor in zinnen met een overgankelijk werkwoord[6] waar het lijdend voorwerp 'bepaald' is:

  • als een bepaald lidwoord voor het lijdend voorwerp staat, zoals: a, az = de, het,
  • als een bezitsuitgang achter het lijdend voorwerp staat, zoals: mijn, jouw etc.: házát = haar/zijn huis, hibámat = mijn fout,
  • als er een aanwijzend voornaamwoord staat voor het lijdend voorwerp, zoals: ezt = dit, deze, azt = dat, die, ezeket = deze, azokat = die,
  • als het lijdend voorwerp bestaat uit een voornaamwoord, dat uitgaat op -ik, zoals: egyiket = één ervan, melyiket = welke, mindegyiket = eenieder,
  • als het lijdend voorwerp een 3de persoon betreft (zoals: őt = hem, haar, Önt = u, őket = hen),
  • als het lijdend voorwerp gaat om een eigennaam, zoals van een persoon of plaats (zoals: Csabát, Budapestet), of
  • als er verwezen wordt naar iets dat al eerder ter sprake is geweest en bekend wordt verondersteld (impliciet lijden voorwerp).[7]:Het impliciet object. p. 48
    Voorbeeld van een impliciet, bepaald lijdend voorwerp: (Azt) Nem értem! = Dat ik begrijp niet! Ik begrijp het niet! Hier is het overbodig azt = dat, het te zeggen, omdat het in het voorafgaande gesprek wel duidelijk is geworden waarover het gaat.

Naast de twee hierboven genoemde vervoegingen komt nog de gecombineerde persoon of eerste persoon inclusief voor: de spreker, 1ste person enkelvoud ("ik") met de aangesprokene, 2de persoon enkelvoud of meervoud, accusatief ("jou" of "jullie").

Voorbeelden:

voorbeeld opmerkingen
Lát = Zien (woordenboekvorm!), letterlijk: Hij ziet onbepaald (woordenboekvorm!)
Látok = Ik zie onbepaald, geen lijdend voorwerp
Látom = Ik zie (hem/haar/het) bepaald, impliciet lijdend voorwerp, ik → haar/hem/hetaccusatief
Látja = Hij ziet (haar/hem/het) bepaald, impliciet lijdend voorwerp, ik → haar/hem/hetaccusatief
Látlak (téged) = Ik zie jou gecombineerde persoon: ik → jouaccusatief
Látlak benneteket = Ik zie jullie gecombineerde persoon: ik → jullieaccusatief

Tegenwoordige tijd

bewerken

Bij werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd wordt geen 'teken' tussengevoegd tussen de stam van het werkwoord en de persoonsuitgangen.[1]:§ 11, p. 73-77. Present Tense

De tegenwoordige tijd wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling of gebeurtenis zich in het heden, in de tegenwoordige tijd, afspelen. Ook worden zaken aangegeven die in de toekomst zullen spelen.

Onbepaalde vervoeging

bewerken

De 'woordenboekvorm' (de 3de persoon enkelvoud van de onbepaalde vervoeging van de tegenwoordige tijd van het werkwoord) is de stam. De 'absolute stam' is de woordenboekvorm zonder de eventuele ik-uitgang (bij de ik-werkwoorden). De vervoeging van de werkwoorden vindt plaats door uitgangen voor de personen achter de absolute stam te plaatsen: de persoonsvorm bestaat uit de absolute stam van het werkwoord met een uitgang.

De drie klinkertypen bij de klinkerharmonie
lipronding,
klinkerronding
tongstand,
articulatieplaats
achterklinker voorklinker
ongerond a, á e, é, i, í
gerond o, ó, u, ú ö, ő, ü, ű

De tegenwoordige tijd heeft geen 'teken' (dit in tegenstelling tot de verleden tijd). De uitgangen geven de persoon, het getal (enkelvoud of meervoud) en de bepaaldheid weer.[2]:§ 11, p. 73. Present Tense

De persoonsuitgangen beginnen in veel gevallen met een klinker (vocaal). De meeste persoonsuitgangen zijn er in verschillende vormvarianten; dat wil zeggen in twee harmonische vormen of in drie harmonische vormen, waaruit dan een keuze gemaakt moet worden op grond van de regels voor de klinkerharmonie. De beginklinker van de uitgang wordt hier opgevat worden als vast onderdeel van de vormvarianten van de persoonsuitgang, maar wordt ook vaak "bindvocaal" genoemd. Er zijn:

  1. onveranderlijke vormen: met een onveranderlijk uitgang,
  2. twee harmonische vormen: de uitgangen zijn verschillend voor achter- en voorklinkers
  3. drie harmonische vormen: de uitgangen zijn verschillend voor achter- en voorklinkers met lipronding of voorklinkers zonder lipronding.

De tegenwoordige tijd wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling of gebeurtenis zich in het heden, in de tegenwoordige tijd, afspelen. Ook worden zaken aangegeven die in de toekomst zullen spelen. Er is geen aparte, enkelvoudige toekomende tijd.

Voorbeeld: Megyek = Ik ga, Esik. = Het regent.

Ook wordt de tegenwoordige tijd wel gebruikt voor toekomstige gebeurtenissen. De toekomst wordt wel met een hulpwerkwoord (fog = zal) aangegeven, maar men kan daarvoor ook de tegenwoordige tijd eventueel met een bijwoord (majd = dan) gebruiken.

Voorbeeld: Majd megyek = Ik zal gaan (letterlijk: Dan ik ga) of Fogok menni = Ik zal gaan.
Tegenwoordige tijd, onbepaalde vervoeging,
persoonsuitgangen met vormvarianten.
ver-
voe-
ging
Getal Persoon Standaard
vervoeging
Stam eindigt op:
-sisklank]]
(-s, -sz, -z)
-2 medeklinkers,
of -ít
Stan-
daard
ev. (én) 1ste -ok/-ek/-ök -ok/-ek/-ök -ok/-ek/-ök
(te) 2de -sz -ol/-el/-öl -asz/-esz
(ő) 3de ø ø ø
mv. (mi) 1ste -unk/-ünk -unk/-ünk -unk/-ünk
(ti) 2de -tok/-tek/-tök -tok/-tek/-tök -otok/-etek/-ötök
(ők) 3de -nak/-nek -nak/-nek -anak/-enek
1ste ev. → 2de -lak/-lek -lak/-lek -alak/-elek
-ik
werk-
woor-
den
ev. (én) 1ste -om/-em/-öm -om/-em/-öm -om/-em/-öm
(ő) 3de -ik -ik -ik
verder   als de standaard vervoeging

Er zijn drie standaardvarianten van de werkwoordvervoeging in de onbepaalde vervoeging van de tegenwoordige tijd:

  1. Bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een sisklank is de uitgang afwijkend voor de tweede persoon enkelvoud (2de p. ev.). Als de stam eindigt op een sibilant zijn de uitgangen: -ol/-el/-öl. Sibilanten zijn sisklanken zoals s, sz en z. Voorbeelden:
néz = kijken (woordenboekvorm!, letterlijk: zij/hij kijkt) zel = jij kijkt.
olvas = lezen (woordenboekvorm!, letterlijk: zij/hij leest) olvasol = jij leest.
főz = koken (woordenboekvorm!, letterlijk: zij/hij kookt) zöl = jij kookt.
  1. Werkwoorden waarvan de stam eindigt op twee medeklinkers of eindigt op een -ít, komt er een extra klinker (vaak 'bindvocaal' genoemd) voor de uitgang als deze uitgang begint met een medeklinker. De werkwoorden eindigend op lange klinker+t voldoen gewoonlijk aan dezelfde regel, maar er zijn talrijke uitzonderingen. Voorbeeld: de uitgang wordt -asz/-esz bij de 2de persoon enkelvoud van de onbepaalde vervoeging van de tegenwoordige tijd:
küld = hij/zij zendt, stuurt küldötök = jullie zenden, sturen küldeni = zenden, sturen(infinitief)
tanít = hij/zij onderwijst tanítasz = jij onderwijst tanítani = onderwijzen(infinitief)
hűt = hij/zij koelt hűtesz = jij koelt hűteni = koelen(infinitief)
  1. De ik-werkwoorden (ikes igég) vormen een en belangrijke aparte groep van werkwoorden: in de woordenboekvorm (de 3de persoon eenkelvoud van de onbepaalde vervoeging van de tegenwoordige tijd) staat de uitgang -ik achter de werkwoordstam: werkwoordstam & -ik. Bij deze werkwoorden is de uitgang voor de eerste persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd (1ste pers. ev. tt) -om/-em/-öm[3]. Als de absolute stam (zonder de -ik uitgang) eindigt op een sisklank of op twee medeklinker, dan gelden ook de beide voorgaande regels. Voorbeelden:
lakik = wonen (woordenboekvorm!, letterlijk: zij/hij woont) lakom = ik woon. laksz = jij woont.
esik = vallen, regenen (woordenboekvorm!, letterlijk: hij/zij valt, het regent) esem = ik val. esel = jij valt.
fürdik = baden (woordenboekvorm!, letterlijk: hij/zij baadt) fürdöm = ik baad. fürdesz/fürödsz = jij baadt.

Bepaalde vervoeging

bewerken
Tegenwoordige tijd, bepaalde vervoeging,
persoonsuitgangen met vormvarianten.
ver-
voe-
ging
Getal Persoon Standaard
vervoeging
Stam eindigt op:
-2 medeklinkers,
of -ít
-sisklank
(-sz, -z, -s, -dz)
Stan-
daard
ev. (én) 1ste -om/-em/-öm -om/-em/-öm -om/-em/-öm
(te) 2de -od/-ed/-öd -od/-ed/-öd -od/-ed/-öd
(ő) 3de -ja/-i -ja/-i assimilatie:
-s+j → -ss
-sz+j → -ssz
-z+j → -zz
-dz+j → -ddz
mv. (mi) 1ste -juk/-jük -juk/-jük
(ti) 2de -játok/-itek -játok/-itek
(ők) 3de -ják/-ik -ják/-ik

Als het lijdend voorwerp bepaald is, wordt de bepaalde vervoeging gebruikt. Zowel bij de eerste en de tweede persoon enkelvoud zijn er drie harmonische vormen, in de andere gevallen zijn er slechts twee harmonische vormen.

Wanneer de uitgang begint met -j (en niet wanneer de uitgang begint met -i), dan assimileert deze met voorafgaande sisklank (-sz, -z, -s, -dz), die daarbij wordt verdubbeld. Voorbeelden bepaalde vervoeging met eind-sibilant:

wassen: mosom mosod mossa mossuk mositek mosik
snijden: metszem metszed metszi metsszük metszitek metszik
koken: főzöm főzöd főzi főzzük főzitek főzik

Regelmatige vervoeging tegenwoordige tijd

bewerken

Het hoofdtype van de regelmatige vervoeging, zowel de onbepaalde als de bepaalde vervoeging, staat met voorbeelden in onderstaande tabel:

1. regelmatige werkwoordvervoeging (standaard) tegenwoordige tijd - jelen idő.
Wijs en tijd: Aantonende wijs, tegenwoordige tijd - Jelen idő Voorbeelden tegenwoordige tijd - jelen idő:
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond gerond ongerond gerond ongerond gerond ongerond gerond
infinitief: → -ni látni kérni törni látni kérni törni
persoon:↓ Nederlands: zien verzoeken breken zien verzoeken breken
1 ev. ik (én) -ok -ek -ök -om -em -öm látok kérek török látom kérem töröm
2 ev. jij (te) -sz -od -ed -öd látsz kérsz törsz látod kéred töröd
3 ev. hij/zij (ő) ø (stam!) -ja -i lát kér tör látja kéri töri
1 mv. wij (mi) -unk -ünk -juk -jük látunk kérünk törünk látjuk kérjük törjük
2 mv. jullie (ti) -tok -tek -tök -játok -itek láttok kértek törtök látjátok kéritek töritek
3 mv. zij (ők) -nak -nek -ják -ik látnak kérnek törnek látják kérik törik
ik→jou (én→téged) -lak -lek látlak kérlek törlek

Werkwoordstam eindigt op een sisklank

bewerken
Assimilatie eind-sibilant van de stam & -j 
Eind-sibilant van de stam & j wordt:
 ..s & j → ..ss
..sz & j → ..ssz
 ..z & j → ..zz
..dz & j → ..dzz

De werkwoorden waarvan de stam eindigt op een sisklank (sibilant) (te weten: -s, -sz, -z) vormen de eerste variant van de werkwoordvervoeging van de tegenwoordige tijd.[1]:§ 11, p. 74. De drie mogelijke uitgangen in de 2de p. ev. zijn: -ol/-el/-öl, afhankelijk van de klinkerharmonie.

Voorbeeld: olvas=hij leest wordt in de 2de persoon enkelvoud: olvasol=jij leest.

Sommige persoonsuitgangen van de bepaalde vervoeging beginnen met een -j (-juk/-jük, -játok, -ják). In die gevallen assimileert de eindmedeklinker van de stam met de -j van de uitgang, waarbij de eindmedeklinker verdubbelt.

Voorbeeld: olvassuk = wij lezen [het]; olvassátok = jullie lezen [het]; olvassák = zij lezen [het] impliciet lijdend voorwerp
2. werkwoordvervoeging bij stam eindigend op een sisklank (afwijkingen van standaard)
Tijd: Tegenwoordige tijd - Jelen idő Voorbeelden
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond gerond ongerond en gerond ongerond gerond ongerond gerond
Infinitief: → -ni olvasni
lezen
zni
kijken
zni
koken
olvasni
lezen
zni
kijken
zni
koken
persoon:↓
1 ev. ik (én) -ok -ek -ök -om -em -öm
2 ev. jij (te) -ol -el -öl -od -ed -öd olvasol nézel főzöl
3 ev. hij (ő) ø (stam) ..[X]a -i olvas z z olvassa nézi főzi
1 mv. wij (mi) -unk -ünk ..[X]uk ..[X]ük olvassuk zzük zzük
2 mv. jullie (ti) -tok -tek -tök ..[X]átok -itek olvassátok nézitek főzitek
3 mv. zij (ők) -nak -nek ..[X]ák -ik olvassák nézik főzik
..[X]: Assimilatie van voorgaande sisklank met de begin-j van de uitgang.

Werkwoordstam eindigt op 2 medeklinkers of op ít

bewerken

De werkwoorden waarvan de stam eindigt op twee medeklinkers of stam eindigt op lange klinker+t (meestal -ít, soms -űt) vormen de tweede kleine variant van de werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd.[1]:§ 11, p. 74. De twee mogelijke uitgangen in de 2de persoon enkelvoud zijn: -asz/-esz, afhankelijk van de klinkerharmonie. Daarnaast heeft de 2de persoon meervoud drie harmonische vormen: -otok/-etek/-ötök en de 3de persoon meervoud twee harmonische vormen: -anak/-enek

Werkwoorden waarvan de stam eindigt op twee medeklinkers, of de werkwoordstam eindigt op -ít krijgen een met een voorloopklinker verlengde uitgang bij de infinitief, de 2de persoon (eenkelvoud en meervoud) en de 3de p. mv., bijvoorbeeld bij old = oplossen, tanít = onderwijzen, fest = schilderen, segít = helpen, önt = gieten, sűrít = comprimeren, verdichten.

3. werkwoordvervoeging bij stam eindigend op 2 medeklinkers of -ít (afwijkingen van standaard)
Tijd: Tegenwoordige tijd - Jelen idő
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Voorbeelden onbepaalde vervoeging (I)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond gerond ongerond gerond ongerond gerond
infinitief: → -ani -eni tanítani
onderwijzen
segíteni
helpen
sűríteni
comprimeren
oldani
oplossen
festeni
verven
önteni
gieten
persoon:↓
1 ev. ik (én) -ok -ek -ök
2 ev. jij (te) -asz -esz tanítasz segítesz sűrítesz oldasz festesz öntesz
3 ev. hij/zij (ő) ø (stam!)
1 mv. wij (mi) -unk -ünk
2 mv. jullie (ti) -otok -etek -ötök tanítotok segítetek sűrítötök oldotok festetek öntötök
3 mv. zij (ők) -anak -enek tanítanak segítenek sűrítenek oldanak festenek öntenek
(1 ev.→2) ik→jou -alak -elek tanítalak segítelek sűrítelek oldalak festelek öntelek

ik-Werkwoorden

bewerken

De ik-werkwoorden (werkwoorden met een ik-stam) vormen een betrekkelijk grote groep van werkwoorden waarvan de stam (3de p. ev.) bestaat uit de absolute stam met de uitgang -ik: ikes igék. Dit is dan ook de vorm die in het woordenboek staat. De ik-werkwoorden zijn gewoonlijk onovergankelijk (intransitief) of wederkerig.[1]:ik-werkwoorden. p. 72.[2]:§ 18, p. 116-118. -ik Verbs.[3]:§ 19.1.2, p.121-124. Vowel-deleting -ik Stems. Intransitieve en wederkerige werkwoorden hebben geen lijdend voorwerp bij zich, zodat alleen de onbepaalde vervoeging van toepassing is.

In de 1ste persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd worden de uitgangen -om/-em/-öm, die ook gebruikt worden in de bepaalde vervoeging, hoewel in het dagelijkse verkeer ook de uitgangen -ok/-ek/-ök steeds meer worden gebruikt. In de 3de persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd wordt de uitgang -ik

Voorbeeld: de stam lakik = hij woont, wordt in de 1ste persoon e.v.: lakom = ik woon.

Let op: Ook de andere regels voor stammen eindigend op een sisklank of stammen eindigend op twee medeklinkers worden toegepast.

Voorbeeld: következel = jij volgt (korte stam eindigt op een -z); fürdesz = jij baadt (korte stam eindigt op twee medeklinkers -rd).
4. werkwoordvervoeging van de ik-werkwoorden (afwijkingen van standaard)
Tijd: Tegenwoordige tijd - Jelen idő
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Voorbeelden onbepaalde vervoeging (I)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond gerond ongerond gerond
Infinitief: → -ni, -ani/eni lakni
wonen
következni
volgen
fürdeni
baden
persoon:↓
1 ev. ik (én) -om -em -öm lakom következem fürdöm
2 ev. jij (te) -sz,-asz/-esz,-ol/-el/-öl laksz következel fürdesz
3 ev. hij/zij (ő) -ik lakik következik fürdik

Verleden tijd

bewerken
Verleden tijd. Múlt idő.
Er worden drie groepen van regelmatig vervoegde werkwoorden onderscheiden.
Groep Teken Toelichting
1 -t en -ott/-ett/-ött met de gemengde standaard-
vervoeging in de meeste gevallen.
2 -t als de werkwoordstam eindigt op -j, -l, -n, -r; of
als stam eindigt op 2 lettergrepen & ad/ed
3 -ott/-ett/-ött als de werkwoordstam eindigt op -ít, -medeklinker+t, of 1 lettergreep & t

Waar het Nederlands een onvoltooid verleden tijd en voltooid verleden tijd kent, heeft het Hongaars slechts één verleden tijd (múlt idő). Het 'teken' voor de verleden tijd is -t, of -ott/-ett/-ött, of -tt, afhankelijk van het type werkwoord of de persoonsuitgang.[1]:Het preteritum indicatief. p. 54.[2]:§ 12, p.78-85. The Past Tense. Het teken voor de verleden tijd wordt achter de stam van het werkwoord voor de persoonsuitgang geplaatst.

stam van het werkwoord + teken voor verleden tijd + persoonsuitgang

De uitgangen voor de eerste persoon enkelvoud zijn bij de onbepaalde vervoeging en de bepaalde vervoeging gelijk.

Voorbeeld: Látott = Hij zag / Hij heeft gezien.; Ültem=Ik zat / Ik heb gezeten

De verleden tijd wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling of gebeurtenis in het verleden heeft plaatsgevonden.

Als in een samengestelde zin het gezegde van de hoofdzin in de verleden tijd staat, dan staat het gezegde van de bijzin vaak in het Hongaars in de tegenwoordige tijd.[3]:§ 16, p. 106-110. Usage: Tenses, Conditional, Conjunctive-Imperative.

Voorbeeld: Azt láttam, hogy Feri felszáll az autobuszra = Letterlijk: Ik zag dat Frans de bus instapt (in plaats van instapte).
Maar: János (azt) mesélte, hogy tavaly Feri felszállt az autobuszra = Jan vertelde, dat Frans vorig jaar de bus instapte.

Verleden tijd, groep 1

bewerken

De meest voorkomende wijze van vervoegen komt voor bij de werkwoorden van groep 1. Deze vervoeging wordt gebruikt:

  • bij werkwoorden, waarvan de stammen eindigen op -p, -b, -k, -g, -f, -v, -gy of -m (kap, lök, hív);
  • bij éénlettergrepige werkwoorden, waarvan de werkwoordstammen die eindigen op -d (ad, szed);
  • bij tweelettergrepige werkwoorden, waarvan de werkwoordstammen die eindigen op -kod/-ked/-köd (lépked).

Groep 1 is gemengd en staat in onderstaande tabel:

Groep 1: 'teken' is -t in vrijwel alle personen, en -ott/-ett/-ött in onbepaalde vervoeging 3de p. ev..
Tijd en Groep: Verleden tijd, groep 1 - Múlt idő Voorbeelden verleden tijd, Groep 1 - Múlt idő
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond gerond ongerond of
gerond
ongerond gerond ongerond of
gerond
infinitief: → látni
zien
nézni
kijken
üldözni
vervolgen
persoon:↓
1 ev. (én) -tam -tem -tam -tem láttam néztem üldöztem láttam néztem üldöztem
2 ev. (te) -tál -tél -tad -ted láttál néztél üldöztél láttad nézted üldözted
3 ev. (ő) -ott -ett -ött -ta -te látott nézett üldözött látta nézte üldözte
1 mv. (mi) -tunk -tünk -tuk -tük láttunk néztünk üldöztünk láttuk néztük üldöztük
2 mv. (ti) -tatok -tetek -tátok -tétek láttatok néztetek üldöztetek láttátok néztétek üldöztétek
3 mv. (ők) -tak -tek -ták -ték láttak néztek üldöztek látták nézték üldözték
1 ev.→2 ev./mv. -talak -telek láttalak néztelek üldöztelek

Verleden tijd, groep 2

bewerken

Groep 2 is vrijwel gelijk aan groep 1, en geheel regelmatig in de vervoeging (evenals de volgende groep 3). In groep 2 is het teken -t in alle personen. Tot deze groep horen werkwoorden

  1. als de werkwoordstam eindigt op -j/-ly, -l, ll, -n, -ny, -r, rr of
    Voorbeeld: Vártam = Ik verwachtte/wachtte.
  2. als de stam 2 lettergrepen heeft en eindigt op -ad, -ed.

Lipronding van de stamklinker heeft geen invloed op de vorm van de uitgang: er zijn hoogstens twee vormen.

Groep 2: 'teken' is -t in alle personen.
Tijd en Groep: Verleden tijd, groep 2 - Múlt idő Voorbeelden verleden tijd, groep 2 - Múlt idő
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond of
gerond
ongerond of
gerond
ongerond of
gerond
ongerond of
gerond
Stam-einde: → -j, -l, -n, -r,
2 lettergrepen & ad,ed
várni
wachten
nyerni
verdienen
ölni
doden
Persoon:↓
1 ev. (én) -tam -tem -tam -tem vártam nyertem öltem vártam nyertem öltem
2 ev. (te) -tál -tél -tad -ted vártál nyertél öltél vártad nyerted ölted
3 ev. (ő) -t -ta -te várt nyert ölt várta nyerte ölte
1 mv. (mi) -tunk -tünk -tuk -tük vártunk nyertünk öltünk vártuk nyertük öltük
2 mv. (ti) -tatok -tetek -tátok -tétek vártatok nyertetek öltetek vártátok nyertétek öltétek
3 mv. (ők) -tak -tek -ták -ték vártak nyertek öltek várták nyerték ölték
1 ev.→2 ev./mv. -talak -telek vártalak nyertelek öltelek

Verleden tijd, groep 3

bewerken

Groep 3 is geheel regelmatig in de vervoeging (evenals groep 2). In groep 3 is het teken -ott/-ett/-ött in alle personen in de onbepaalde en bepaalde vervoeging bij de volgende typen werkwoorden:

  1. de stam van 1 lettergreep eindigt op een -[korte klinker]+t (zoals: fut, vet, köt)
    Voorbeeld: Vetettem = Ik heb [het] gezaaid, Ik zaaide [het]
  2. de stam eindigt op -[lange klinker]+t (zoals: tanít, vét, fűt; lát, bocsát)
    Voorbeeld: Tanította = Hij onderwees [het]
  3. de stam eindigt op -[2 medeklinkers] (zoals: old, csuklik; tart, ért, önt; oszt, fest)
    Voorbeeld: Festetted? = Heb je [het] geschilderd?
Groep 3: 'teken' is -ott/-ett/-ött in alle personen.
Tijd en Groep: Verleden tijd, groep 3 - Múlt idő Voorbeelden verleden tijd, groep 3 - Múlt idő
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond gerond ongerond gerond ongerond gerond ongerond gerond
Stam-einde: → de stam van 1 lettergreep eindigt op een -[korte klinker]+t,
de stam eindigt op -[lange klinker]+t, of op -[2 medeklinkers]
tanítani
onderwijzen
sérteni
verwonden
dönteni
beslissen
Persoon:↓
1 ev. (én) -ottam -ettem -öttem -ottam -ettem -öttem tanítottam sértettem döntöttem tanítottam sértettem döntöttem
2 ev. (te) -ottál -ettél -öttél -ottad -etted -ötted tanítottál sértettél döntöttél tanítottad sértetted döntötted
3 ev. (ő) -ott -ett -ött -otta -ette -ötte tanított sértett döntött tanította sértette döntötte
1 mv. (mi) -ottunk -ettünk -öttünk -ottuk -ettük -öttük tanítottunk sértettünk döntöttünk tanítottuk sértettük döntöttük
2 mv. (ti) -ottatok -ettetek -öttetek -ottátok -ettétek -öttétek tanítottatok sértettetek döntöttetek tanítottátok sértettétek döntöttétek
3 mv. (ők) -ottak -ettek -öttek -ották -ették -ötték tanítottak sértettek döntöttek tanították sértették döntötték
1 ev.→2 ev./mv. -ottalak -ettelek tanítottalak sértettelek döntettelek

De uitgangen zijn dus 3 harmonisch voor alle personen en voor zowel de onbepaalde als voor de bepaalde vervoeging.

Voorwaardelijke wijs

bewerken

Naast de aantonende wijs is er de voorwaardelijke wijs (feltételes mód).[1]:Het preteritum conditionalis. p. 62[2]:§ 13, p. 86-91. The Conditional.

Het 'teken' voor de (tegenwoordige tijd van) de voorwaardelijke wijs is -n, -an,-en. De persoonsuitgangen, die de persoon, getal en bepaaldheid aangeven, worden hier achter geplaatst.

Als de werkwoordstam uitgaat op een medeklinkergroep of op een [lange klinker] & t, dan is het teken -an,-en, anders geformuleerd: er gaat een extra "bindvocaal" -a of een -e vooraf aan de uitgang, net zoals bij de vorming van de onbepaalde wijs of infinitief. De keuze van welk teken wordt gebruikt volgt de regels van de klinkerharmonie.

De lange vorm, met beginklinker, -an,-en wordt gebruikt als:

  • de stam eindigt in een [lange klinker] & t (vaak: -ít)
    Voorbeelden: tanít = onderwijzen, fűt = verwarmen, hűt = koelen
  • de werkwoorden: hall = horen, hull = vallen, kell = moeten, nodig hebben, vall = bekennen
  • de stam eindigt op twee medeklinkers (met uitzondering van -rr en -ll)
    Voorbeelden: tart = houden, dönt = beslissen, vonz = aantrekken

De korte vorm, zonder beginklinker, -n wordt gebruikt als:

  • de stam van het werkwoord eindigt op -ll or -rr (uitzonderingen: hall = horen, hull = vallen, kell = moeten, nodig hebben, vall = bekennen)
  • de stam eindigt op een [korte klinker] & t
    Voorbeeld: vet = zaaien → vetnénk = wij zouden zaaien
  • de stam eindigt op een enkele medeklinker anders dan -t
    Voorbeeld: ver = slaan → vernék = ik zou slaan
    Voorbeeld: lop = stelen → lopnám = ik zou [het] stelen (bepaalde vervoeging wegens impliciet lijdend voorwerp)
Voorwaardelijke wijs Voorbeelden voorwaardelijke wijs
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond of
gerond
ongerond of
gerond
ongerond of
gerond
ongerond of
gerond
Persoon:↓ tanítani
onderwijzen
nézni
kijken
dönteni
beslissen
1 ev. (én) -anék-nék-enék -nám, -anám -ném, -eném tanítanék néznék döntenék tanítanám nézném dönteném
2 ev. (te) -nál, -anál -nél, -enél -nád. -anád -néd, -enéd tanítanál néznél döntenél tanítanád néznéd döntenéd
3 ev. (ő) -na, -ana -ne, -ene -ná, -aná -né, -ené tanítana nézne döntene tanítaná nézné döntené
1 mv. (mi) -nánk, -anánk -nénk, -enénk -nánk, -anánk -nénk, -enénk tanítanánk néznénk döntenénk tanítanánk néznénk döntenénk
2 mv. (ti) -nátok, -anátok -nétek, -enétek -nátok, -anátok -nétek, -enétek tanítanátok néznétek döntenétek tanítanátok néznétek döntenétek
3 mv. (ők) -nának, -anának -nének, -enének -nák, -anák -nék, -enék tanítanának néznének döntenének tanítanák néznék döntenék
1 ev.→2 ev./mv. -nálak, -análak -nélek, -enélek tanítanálak néznélek döntenélek

De voorwaardelijke wijs geeft de niet of nog niet gerealiseerde toestand en de voorwaarde aan. Het is de wijs van de niet gerealiseerde toestand en van de voorwaarde. De voorwaardelijke wijs wordt onder andere gebruikt voor (zeer) beleefde verzoeken. Voorbeelden zijn:

  • De hoofdzin niet (gerealiseerde toestand) en bijzin (voorwaarde) zijn beide in de voorwaardelijke wijs
    Voorbeeld: Elolvasnám af könyvet, ha találnám. = Ik zou het boek uitlezen, als ik het zou vinden / als ik het vond.
  • De hoofdzin is in de voorwaardelijke wijs, maar de redengevende bijzin is dat niet
    Voorbeeld: Reggelíznék, de nincs kenyér. = Ik zou ontbijten, maar er is geen brood.
  • Beleefd verzoek
    Voorbeeld: Mutathatná a könyvet? = Zou u het boek kunnen laten zien?

De verleden tijd van de voorwaardelijke wijs wordt gebruikt voor een niet gerealiseerde toestand in het verleden en voor een onvervulde wens. Deze 'irrealis' wordt gemaakt met de verleden tijd van het werkwoord & volna.

Voorbeeld: Mutattam volna, ha kérted volna. = Ik zou [het] hebben laten zien als je [het] gevraagd zou hebben. ([het] = impliciet lijdend voorwerp)
Voorbeeld: Tökéletes lett volna, ha ... = Het zou perfect geweest zijn, als ...

Aansporende of gebiedende wijs

bewerken

De derde wijs is de gebiedende wijs (parancsoló mód) = aansporende (felszólító mód) wijs, soms aanvoegende wijs (subjunctief) genoemd, in de tegenwoordige tijd.[1]:Het presens adhoratief. p. 58[2]:§ 2. p.19-20. Verbs. Mood. De gebiedende wijs kan gebruikt worden voor alle personen.[3]:§ 14, p. 92-103. The Conjunctive-Imperative.

Voorbeeld: Írj / Írjál = Schrijf!,
Voorbeeld: Írjon = Schrijf! (beleefdheidsvorm),
Voorbeeld: Írjak? = Zal/moet ik schrijven?,
Voorbeeld: Írjunk = Laten we schrijven.
Aansporende of gebiedende wijs Voorbeelden aansporende wijs
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
ongerond gerond ongerond of
gerond
ongerond gerond ongerond of
gerond
Persoon:↓ várni
wachten
nyerni
winnen
ölni
doden
várni
wachten
nyerni
winnen
ölni
doden
1 ev. (én) -jak -jek -jam -jem várjak nyerjek öljek várjam nyerjem öljem
2 ev. (te) -j, jál -j, jél -jad, -d -jed, -d várj(ál) nyerj(él) ölj(él) várjad, várd nyerjed, nyerd öljed, öld
3 ev. (ő) -jon -jen -jön -ja -je várjon nyerjen öljön várja nyerje ölje
1 mv. (mi) -junk -jünk -juk -jük várjunk nyerjünk öljünk várjuk nyerjük öljük
2 mv. (ti) -jatok -jetek -játok -jétek várjanak nyerjenek öljenek várják nyerjék öljék
3 mv. (ők) -janak -jenek -ják -jék várjatok nyerjetek öljetek várjátok nyerjétek öljétek
1→2acc. (én→téged) -jalak -jelek várjalak nyerjelek öljelek
Assimilatie eind-sibilant van de stam & -j
Eind-sibilant van de stam & j wordt:
..s & j ..ss
..sz & j ..ssz
..z & j ..zz
..dz & j ..dzz

Als de stam eindigt op een sisklank (zonder een eventuele -ik uitgang in de 3de p. ev.) wordt deze verdubbeld doordat deze assimileert deze met het teken -j van de aansporende wijs:

-s & j → -ss olvas = lezen → olvass(-ál)! = lees!
-sz & j → -ssz uszik = zwemmen → ussz(-ál)! = zwem!
játszik = spelen → Játssz(-ál) kint! = Speel buiten!
-z & j → -zz hoz = brengen → hozz(-ál)! = breng!
-dz & j → -ddz edz = trainen, oefenen → eddz(-él)! = train!

Als de stam eindigt op een -t:

  • als de stam eindigt op een -t (maar niet op een lange klinker+t of medeklinker+t) assimileert deze met het teken -j van de aansporende wijs: -t & j → -ss
    voorbeeld: kinyit = openen → Nyissd ki az kapút! = Open het hek!
  • als de stam eindigt op een -st of -szt: -st & j → -ss, -szt & j → -ssz
    voorbeeld: fest = schilderen, verven → fess(él)! = verf!
  • als de stam eindigt op een lange klinker+t of op een medeklinker+t: -t & j → -ts
    voorbeeld: épít = bouwen → építs(él)! = bouw!; tart = houden → tarts(ál)!

De aansporende wijs wordt gebruikt in een aantal gevallen:

  • als gebiedende wijs om een bevel, een verbod of een opdracht te geven
Voorbeeld: Gyere ide! = Kom hier!
Voorbeeld: Mit csináljak? = Wat moet ik doen?
  • in "finale bijzinnen" (bijzinnen die een wens of een bevel weergeven), waar in de hoofdzin het bevel of wens staat verwoord
Voorbeeld: Azt akarom, hogy levelet irj(ál) = Ik wil dat je een brief schijft;
Voorbeeld: Szükségtelen, hogy azt mondja = Het is onnodig, dat je dat zegt;
Voorbeeld: Az fontos, hogy megérts(e)d / Fontos megértened = Het is belangrijk dat je het begrijpt;
Voorbeeld: Lehetőségre van arra, hogy repülővel menjen Magyarországra = Zij heeft de mogelijkheid om per vliegtuig naar Hongarije te gaan.
  • in combinatie hadd & aansporende wijs = laat toch ...,
Voorbeeld: Hadd menjünk oda = Laten we toch daarheen gaan.

Bij de ontkenning in de aansporende wijs, bijvoorbeeld bij een verbod, is het ontkenningswoord: ne = niet.

Voorbeeld: Ne mondj semmit! = Zeg niets!

Toekomende tijd

bewerken

De toekomst [1]:Het futurum. p. 52[2]:§ 15, p. 104-105. The Future. kan onder andere worden uitgedrukt

  • met het bijwoord majd (= dan) & de tegenwoordige tijd
  • Voorbeeld: Majd megyek = Ik zal gaan (letterlijk: Dan ik ga)
  • met een hulpwerkwoord fog = zal; voor het werkwoord is er een onbepaalde en een bepaalde vervoeging, afhankelijk van de bepaaldheid van het lijdend voorwerp.
  • Voorbeeld: Fogok menni = Ik zal gaan; Fogom megcsinálni = Ik zal [het] doen/maken; Fogsz menni? = Zal je gaan?

Nog een andere mogelijkheid is (net zoals in het Nederlands) werkwoorden te gebruiken die een beweging aangeven zoals megy = gaat of jön = komt.

  • Voorbeeld: Fogom elolvasni a könyvet = Ik zal het boek uitlezen.
  • Voorbeeld: Majd borotválkozom = Ik zal me scheren.
  • Voorbeeld: Horgászni megyek. = Ik ga vissen.

Bij het werkwoord zijn (lenni) is er een vorm met een toekomstige betekenis: lesz = wordt / zal zijn

  • Voorbeeld: János lesz művész = Jan wordt kunstenaar; Szép lesz = Het wordt mooi of Het zal mooi zijn/worden.

Infinitief

bewerken

<!>

geen, twee harmonische vormen of in drie harmonische vormen onbepaalde vervoeging en bepaalde vervoeging


<!>

Onbepaalde wijs

bewerken

De onbepaalde wijs (hele werkwoord of infinitief) van het Hongaarse werkwoord bestaat uit de stam&ni, stam&nni of stam&ani/eni. [1]:§ 17.1.1, p. 112-114. The Inpersonal Infinitive. [2]:§ 7. p.71-72. The Infinitive and Participles. De infinitief wordt gebruikt in combinatie met een aantal hulpwerkwoorden, zoals fog = zullen (voor de toekomende tijd), megy = gaan, akar = willen, tud = weten, kunnen, tetszik = believen, bevallen.

Voorbeelden: Megyek horgászni = Ik ga vissen, Akarsz csonakázni? = Wil je roeien?, Tud olvasni, nem tud számolni = Hij kan lezen, hij kan niet rekenen.

De eerste vorm (-ni) is de standaardvorm, de tweede vorm (-ani/-eni) komt voor als het werkwoord eindigt op twee medeklinkers of eindigt op -ít.

Voorbeelden:

standaardvorm várni = wachten, nézni = zien, ülni = zitten
onregelmatig lenni = zijn, worden, zullen zijn hoort bij: van = is en bij: lesz = wordt, zal zijn.
uitgangen met beginklinker  oldani = oplossen; érteni = begrijpen, tölteni = vullen)

Ook de infinitief kan worden vervoegd met persoonsuitgangen.

Infinitiefvervoeging

bewerken

De onbepaalde wijs, hele werkwoord of infinitief wordt in een aantal gevallen vervoegd met bezits- of persoonsuitgangen.[1]:§ 17.1.2, p. 112-114. The Personal Infinitive: Infinitive with Possessive Suffixes. De vervoegde vormen worden samengesteld uit de infinitief (zonder de laatste -i, behalve in de 3de persoon) & bezitsuitgang (volgens klinkerharmonie).

De infinitiefvervoeging wordt gebruikt na een aantal woorden, zoals:

  • de werkwoorden: fáj = het doet pijn, jól esik = het komt goed uit, kell = het is nodig, het moet, lehet = het kan
  • de bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden: elég = (het is) voldoende, érdemes = (het is) de moeite waard, jó = (het is) goed, kár = (het is) jammer, könnyű = (het is) makkelijk, lehetséges = (het is) mogelijk, nehéz = (het is) moeilijk, öröm = plezier, szabad = het mag, (het is) toegestaan, tilos = (het is) verboden', kénytelen = (het is) onvermijdelijk.
Infinitiefvervoeging
Infinitief
+
hulpwoord
Werkwoordstam met: Voorbeelden
Voorklinkers Achterklinkers Voorklinkers Achterklinkers
-n/-ni,
-an/-en/-ani/-eni
olvasni kell
moet lezen
küldeni szabad
mag verzenden
Persoon ↓
(datief)
kell szabad
mij (nekem) -nom -nem olvasnom kell küldenem szabad
jou (neked) -nod -ned olvasnod kell küldened szabad
hem, haar (neki) -nia -nie olvasnia kell küldenie szabad
ons (nekünk) -nunk -nünk olvasnunk kell küldenünk szabad
jullie (nektek) -notok -netek olvasnotok kell küldenetek szabad
hun (nekik) -niuk -niük olvasniuk kell küldeniük szabad

Vorming van werkwoorden

bewerken

Werkwoorden kunnen gevormd worden uit andere werkwoorden, uit naamwoorden.[1]:Afleidings-suffixen. p. 158 De stam van het werkwoord kan worden verlengd met een of meer achtervoegsels, waarbij een nieuw werkwoord wordt gevormd.[2]:§ 20.1, p. 138-140. Verbal suffixes.

De suffixen bij de woordvorming kunnen vaak gebruikt worden bij zowel naamwoorden als bij werkwoorden, omdat deze grammaticale categoriën dichter bij elkaar staan als bij de Indo-Europese talen. De werkwoordsafleidingssuffixenkunnen gebruikt worden bij andere werkwoorden (deverbaal)[1]:Werkwoordsafleidingssuffixen. 1 Werkwoorden van werkwoorden.. p. 167-171. of bij naamwoorden (denominaal)[1]:Werkwoordsafleidingssuffixen. 2 Werkwoorden van naamwoorden. p. 171-173. . Tot de deverbale werkwoordafleidingssuffixen behoren hat/het,

Werkwoorden van werkwoorden

bewerken

Het achtervoegsel -at/-et, -tat/-tet ('laten'), het achtervoegsel -hat/-het ('kunnen', 'mogelijk zijn') en het achtervoegsel -gat/-get (geeft herhalingen aan) kunnen (al of niet gecombineerd) gebruikt worden.

-hat/-het

Met het achtervoegsel -hat/-het wordt een mogelijkheid aangegeven. De uitgang is nog steeds productief.[1]:§ 20.1, p. 138-139. Verbal suffixes. Possibility/permission: -hat/-het.

Voorbeelden: csinál = maken → csinálhat = kunnen/mogen maken → csináltathat = kunnen laten maken.

De uitgang is nog steeds productief. Er is een groep onregelmatige werkwoorden, waar de stam wordt ingekort.

Voorbeelden: van → lehet = zij/hij/het kan, het is mogelijk, jön → jöhet, megy → mehet, tesz → tehet, vesz → vehet, hisz → hihet, visz → vihet, eszik → ehet, iszik → ihat
-at/-et,-tat/-tet
stam met:
stam eindigend op:
-medeklinker
& t
anders
dan t
-klinker
& t
1 lettergreep -at/-et -tat/-tet
2 lettergrepen -at/-et -tat/-tet

Met het achtervoegsel -at/-et,-tat/-tet wordt het werkwoord causatief, wat aangeeft dat het onderwerp van de zin de handeling door een ander laat verrichten en dus niet zelf verricht. In het Nederlands wordt het hulpwerkwoord laten daarvoor gebruikt.[2]:§ 20.1, p. 138-139. Verbal suffixes. Causative: -at/-et/-tat/-tet.[3]:§ 2. p.27. Verbs. Auxiliaries.

De uitgang is nog steeds productief. Het gebruik van at/-et of van -tat/-tet is niet willekeurig maar hangt af van de stam van het werkwoord, wat echter moeilijk in regels valt te vangen.

Voorbeeld: csinál = maken → csináltat (valakivel) = laten maken (door iemand).
Voorbeelden: tesz → tetet = laten doen, vesz → vetet = laten kopen, hisz → hitet = doen geloven, visz → vitet = laten dragen, eszik → etet = voeren, iszik → itat = laten drinken, drenken
-gat/-get

Met het achtervoegsel -gat/-get,-ogat/-eget/-öget wordt regelmatige herhaling, of een langere periode van een handeling aangegeven of dat de handeling niet geheel serieus valt te nemen. De uitgang komt vooral in versteende combinaties voor en is niet meer productief. Dit achtervoegsel kan weer gecombineerd worden met andere achtervoegsels.

Voorbeeld: néz = kijken, nézeget = rondkijken, regelmatig kijken; beszél = spreken, beszélget = praten, babbelen, beszélgethet = kunnen praten
verdere suffixen

Tot de overige, niet meer productieve uitgangen behoren -kod/-ked/-köd (die op een herhaling duisen), -dokol/-dekel/-dököl, -doklik/-döklik (duidt op langere duur), -oz(ik)/-ez(ik)/-öz(ik) (duidt ook op langere duur), -g,-og/-eg/-ög (duidt ook op langere duur), -an/-en (duidt op eenmaligheid), -int (drukt eveneens eenmaligheid uit), -dul/-dül (duidt op het beginnen van een handeling.

Daarnaast zijn er uitgangen die wijzen op wederkerigheid, onvoltooidheid, duur en/of onovergankelijkheid.

Er zijn meerdere reflexieve uitgangen, alle behorende tot de ik-werkwoorden. De betekenis is vaak wederkerig, maar niet altijd.[4]:§ 20.2, p. 129. Verbal suffixes. Reflexive. Wanneer welke uitgang wordt gebruikt is nauwelijks voorspelbaar en moet worden opgezocht in het woordenboek.

-kodik/-kedik/-ködik, -akodik/-ekedik; -kozik/-kezik/-közik, -akozik/-ekezik, -kózik/-kőzik, -ódik/-ődik; -ó(d)zik/-ő(d)zik
Voorbeeld: mos = wassen → mosakodik = mosakszik ! = zich wassen
Voorbeeld: fésül = kammen → fésülködik = zich kammen
Voorbeeld: készül = gemaakt worden → készülődik = zich voorbereiden / gereedmaken

Werkwoorden van naamwoorden

bewerken
-z(ik)/-az/-oz/-ez/-öz(ik)
Voorbeeld: zongora = piano → zongogázik = piano spelen
Voorbeeld: bor = wijn → borozik = wijn drinken
-l(ik), -al/-ol/-el/-öl
Voorbeeld: ének = stem → énekel = zingen
Voorbeeld: ebéd = middageten → ebédel = middageten gebruiken
-ít/-sít
Voorbeeld: lassú = langzaam → lassít = vertragen
Voorbeeld: szép = mooi → szépít = verfraaien
-ul/-ül
Voorbeeld: bolond → bolondul

xxxx

atlan/etlen/talan/telen

bewerken

Bijvoeglijke naamwoorden uit werkwoorden[1]:Bijvoeglijke naamwoorden van werkwoorden. p. 161

ható/hető

bewerken

Bijvoeglijke naamwoorden uit werkwoorden[1]:Bijvoeglijke naamwoorden van werkwoorden. p. 161

Werkwoordvoorvoegsels

bewerken
voorbeelden van voorvoegsels
be- in-, naar binnen ki- uit-, naar buiten
el- weg- haza- thuis-, naar huis
ide- hierheen oda- daarheen
fel-/föl‑ naar boven le- naar beneden
Andere voorvoegsels zijn: abba‑, agyon‑, alá‑, által‑, át‑, bele‑, benn‑, egybe‑, ellen‑, elő‑, előre‑, félbe‑, félre‑, felül‑ v. fölül‑, fenn‑ v. fönn‑, hátra‑, helyre‑, hozzá‑, keresztül‑, ketté‑, ki‑, körül‑, közbe‑, közé‑, közre‑, közzé‑, külön‑, meg‑, mellé‑, neki‑, oda‑, össze‑, rá‑, rajta‑, széjjel‑, szembe‑, szerte‑, szét‑, tele‑, tova‑, tovább‑, tönkre‑, túl‑, újjá‑, újra‑, utána‑, végbe‑, végig‑, vissza‑.

Werkwoordvoorvoegsels (igekötő, verbaalprefixen) [1]:Verbaal-prefixen. p. 85. kunnen de betekenis van werkwoorden enigszins veranderen, vergelijkbaar met het Nederlands. De wijziging in betekenis is enigszins voorspelbaar, maar niet met alle voorvoegsel gaat dat op. Het voorvoegsel meg- geeft vaak een voltooidheid van de handeling aan, maar dat kan ook met andere voorvoegsels.

Voorbeelden: Bementem a házba = Ik ben het huis ingegaan, Megcsináltam = Ik heb het gemaakt / Ik maakte het, Elolvastam = Ik heb het uitgelezen / Ik las het uit

Het werkwoordvoorvoegsel wordt gescheiden van de persoonsvorm en wordt er achter geplaatst [1]:Scheiding van prefix en werkwoord. p. 182. als er een vragend voornaamwoord (mi? = wat?, ki? = wie? ...), een persoonlijk voornaamwoord, een ontkenningswoord (nem = niet). Deze woorden krijgen de focus.

Voorbeelden: Ki ment be az autoba? = Wie ging de auto in?, Én nem csináltam meg = Ik heb het niet gemaakt.

In het Hongaars worden samengestelde werkwoorden soms gescheiden in ontkennende zinnen. Een voorbeeld is het werkwoord letesz, "ophangen", "de verbinding verbreken":

Voorbeeld: Leteszem a telefont. — Ik hang op.
Nem teszem le a telefont - Ik hang niet op.

Hetzelfde gebeurt bij imperatieven die een verbod uitdrukken:

Voorbeeld: Ne tedd le a telefont! — Hang niet op!

Een andere woordvolgorde en de intonatie van de spreker versterkt de kracht van het verbod:

Voorbeeld: Le ne tedd a telefont! - Niet ophangen !!

Deelwoorden en bijwoorden

bewerken
onvoltooid of
tegenwoordig
of actief
deelwoord
voltooid of
verleden
of passief
deelwoord
toekomstig
deelwoord
of gerun-
divum
tegenwoordig
bijwoord
van het
werkwoord
verleden
bijwoord
van het
werkwoord
uitgang: -ott -andó -va/-ve -ván/-vén
regel-
matig
olvasó olvasott olvasandó olvasva olvasván
éneklő énekelt énekelendő énekelve énekelvén
töltő töltött töltendő töltve töltvén
on-
regel-
matig
al aludt alva, aludva
le, lé, való volt leendő
harag haragudt

Het Hongaars kent een tegenwoordig of onvoltooid deelwoord en een verleden of voltooid deelwoord. Deze kunnen bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt worden, maar ook als bijwoord. De deelwoorden en een bijwoord kunnen gevormd worden van de stam van het werkwoord.[1]:§ 17.2, p. 114-115. Participles.[2]:§ 7. p.71-72. The Infinitive and Participles.

  1. Het onvoltooid of tegenwoordig deelwoord,[3]:Het participium presentis. p. 67[4]:§ 17.2.1. The Active (Present) Participles. p. 114.: -ó/-ő
  2. Het voltooid of verleden deelwoord,[3]:Het participium preteriti. p. 68[5]:§ 17.2.2. The Passive (Past) Participles. p. 114-115.: -t,-ott/-ett/-ött
  3. Het toekomend deelwoord, de gerundivum,[3]:Het gerundivum. p. 69[6]:§ 17.2.3. The Future Participle. p. 115.: -ando/-endő
  4. Het tegenwoordig bijwoord van het werkwoord.[3]:Het verbaal adverbium. p. 70[7]:§ 17.2.4. The Adverbial Participle. p. 115.: -va/-ve
  5. Het verleden bijwoord van het werkwoord: -ván/-vén.

Tegenwoordig deelwoorden

bewerken

Het tegenwoordig deelwoord wordt gevormd door de uitgang -ó/-ő achter de stam van het werkwoord. Een regelmatig voorkomende onregelmatigheid is de vorm -vó/-vő. De tegenwordige deelwoorden kunnen op verschillende manieren worden gebruikt:

  1. als een bijvoeglijk naamwoord; voorbeelden:
    Az olvasó fiú = De lezende jongen
    Az ülő lany = Het zittende meisje
    I víz = Drinkwater.
  2. als een zelfstandig naamwoord; voorbeelden:
    A néző = De toeschouwer, de kijker
    Tanította a szobában lé tanulót = Hij onderwees de in de kamer zijnde leerling
    Az al i = De slapende drinker.

Verleden deelwoorden

bewerken

Het voltooid deelwoord heeft dezelfde vorm als de 3de p. ev. van de verleden tijd van de onbepaalde vervoeging. Dit kan bijvoeglijk worden gebruikt voor een zelfstandig naamwoord.

Er zijn enkele onvoorspelbare uitzonderingen, zoals ír = schrijven, írt = hij schreef, hij heeft geschreven, írott = geschreven (bv. in: Az írott könv = het geschreven boek). Een ander voorbeeld is tör = breken, tört = hij brak, törött = gebroken.

Werkwoorden met veranderlijke stam

bewerken

Er kunnen zeven typen werkwoorden met veranderlijke stam worden onderscheiden.[1]:Werkwoorden met een veranderlijke stam. p. 74-83.

  • Type 1: stam eindigend op een -t
    • választ, halaszt, áraszt, oszt, termeszt
    • fut, vet, köt, nyit, szeret, mutat
  • Type 2: mozog: werkwoorden met klinkerverliezende stammen
  • Type 3: lő: op een klinker eindigende (v-toevoegende) stammen
    • met klinkerverkorting (ró, lő, nő, sző )
    • zonder klinkerverkorting (fő, nyű)
  • Type 4: vesz
    • tesz, vesz, visz
    • hisz
    • lesz
    • eszik, iszik (ik-werkwoorden)
  • Type 5: haragszik
    • haragszik = boos zijn
    • nyugszik = rusten
    • növekszik, növekedik = kweken
    • fekszik = liggen
    • esküszik = zweren
    • eszküszik = zweren, trouwen
    • al(u)szik = slapen
  • Type 6: mosakodik
    • mosakszik, mosakodik = zich wassen, növekszik, növekedik = kweken
    • szándékszik, szándékozik = van plan zijn, igyekszik, igyekezik = hard proberen
  • Type 7: ?emlékszik?, emlékezik = herinneren

Type 1: werkwoorden eindigend op -st, -szt of [korte klinker] & t

bewerken

Bij enkele groepen van werkwoorden, waarvan de stam eindigt op -st, -szt of [korte klinker] & t assimileert de eind-t van de stam met het 'teken' -j voor de aansporende wijs, en verandert de stam.[1]:Type 1 választ 'kiezen', vet 'werpen, zaaien'. p. 74-75.

  1. -st & j → -ss
    • de stam eindigt op -st (fest)
  2. -szt & j → -ssz
    • de stam eindigt op -szt (bijvoorbeeld: választ, halaszt, áraszt, oszt, termeszt)
  3. -t & j → -ss
    • de stam eindigt op [korte klinker] & t (bijvoorbeeld: fut, vet, köt, nyit, szeret, mutat)
    • de stam eindigt op -át (bijvoorbeeld: lát, bocsát)

Enkele overige werkwoordstam met op -t eindigende stammen hebben een andere vervoeging bij de aansporende wijs. De stam verandert daarbij niet maar wel het 'teken', zoals bij:

  1. -t & j → -ts.
    • -[lange klinker] & t (bijvoorbeeld: tanít, épít, fűt)
    • -[medeklinker] & t (bijvoorbeeld: tart, ért, önt)

Als de werkwoordstam eindigt op -szt, -st, -át of op [korte klinker] & t is de vervoeging bij de aansporende wijs als volgt:

Aansporende of gebiedende wijs Voorbeelden van aansporende of gebiedende wijs
Bepaaldheid: Onbepaalde
vervoeging (I)
Bepaalde
vervoeging (II)
Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Infinitief → stam & -ni, -ani/-eni futni osztani kötni festeni ébreszteni futni osztani kötni festeni ébreszteni
Persoon:↓ hard lopen delen binden schilderen verbouwen hard lopen delen binden schilderen verbouwen
1 ev. (én) -Xak -Xek -Xam -Xem fussak osszak ssek fessek ébresszek fussam osszam ssem fessem ébresszem
2 ev. (te) -X,
Xál
-X,
Xél
-Xad,
-d
-Xed,
-d
fuss,
fussál
ossz,
osszál
köss,
ssél
fess,
fessél
ébreszd,
ébresszél
fusd,
fussad
oszd,
osszad
kösd,
ssed
fesd,
fessed
ébreszd,
ébresszed
3 ev. (ő) -Xon -Xen -Xön -Xa -Xe fusson osszon ssön fessen ébresszen fussa ossza sse fesse ébressze
1 mv. (mi) -Xunk -Xünk -Xuk -Xük fussunk osszunk ssünk fessünk ébresszünk fussuk osszuk ssük fessük ébresszük
2 mv. (ti) -Xatok -Xetek -Xátok -Xétek fussatok osszatok ssetek fessetek ébresszetek fussétek osszétek ssétek fessétek ébresszétek
3 mv. (ők) -Xanak -Xenek -Xák -Xék fussanak osszanak ssenek fessenek ébresszenek fussák osszák ssék fessék ébresszék
1→2acc. (én→téged) -Xalak -Xelek osszalak sselek fesselek ébresszelek

Type 2: Werkwoorden met klinkerverliezende stammen

bewerken

Er zijn enkele belangrijke varianten met een instabiele stam, die ook in combinatie kunnen voorkomen: Het klinkerverliezende werkwoord[2]:§ 19.1, p. 119-124. Vowel-deleting Stems.[1]:Werkwoorden met een veranderlijke stam. Type 2. p. 75-77. heeft een twee-lettergrepige stam die eindigt in een -[korte klinker]+[medeklinker]. De klinker die kan vervallen is meestal o, e of ö in de laatste lettergreep. Als de klinker vervalt, eindigt de verkorte stam op twee medeklinkers. De klinker vervalt alleen als de uitgang begint met een klinker (zoals: -ok, -öd, -ünk, -i). Het klinkerverlies blijkt niet uit de woordenboekvorm, omdat deze geen uitgang heeft (behalve bij de ik-werkwoorden). Deze werkwoorden worden dus vervoegd volgens afwijkende regels, maar worden ook wel gerekend tot de onregelmatige werkwoorden omdat er twee stammen zijn: een met en een zonder de instabiele klinker.

Werkwoorden met klinkerverliezende stammen
Nl: → draaien vegen zich baden springen
bepaaldheid: → (onbepaald) (bepaald) {onbepaald) (bepaald) intransitief
(ik-werkwoord)
(onbepaald) (bepaald)
stam: → forog seper fürdik ugrik
Tegen-
woor-
dige
tijd


jelen
idő
1p. ev. (én) forgok forgom seprek seprem fürdöm ugrom ugrom
2p. ev. (te) forogsz forgod sepersz sepred fürödsz fürdesz ugorsz ugrasz - ugrod
3p. ev. (ő) forog forogja seper sepri fürdik ugrik ugorja -
1p. mv. (mi) forgunk forogjuk seprünk seperjük fürdünk ugrunk ugorjuk -
2p. mv. (ti) forgotok forogjátok sepertek sepritek fürödtök fürdötök ugrotok ugorjátok -
3p. mv. (ők) forognak forogják sepernek seprik fürdenek ugranak ugorják -
1p. ev. → 2p.
(én → téged/titeket)
foroglak seperlek fürödlek fürdelek ugorlak ugralak
Ver-
le-
den
tijd


múlt
idő
1p. ev. (én) forogtam sepertem fürödtem fürdöttem ugortam ugrottam ugrottam
2p. ev. (te) forogtál forogtad sepertél seperted fürödtél fürdöttél ugortál ugrottál ugrottad
3p. ev. (ő) forgott forogta sepert seprerte fürödt fürdött ugort ugrott ugrotta
1p. mv. (mi) forogtunk forogtuk seprertünk sepertük fürdetünk fürdöttünk ugortunk ugrottunk ugrottuk
2p. mv. (ti) forogtatok forogtátok sepertetek sepertétek fürödtetek fürdöttetek ugortatok ugrottetek ugrottátok
3p. mv. (ők) forogtak forogták sepertek seperték fürödtek fürdöttek ugortak ugrottak ugrották
1p. ev. → 2p.
(én → téged/titeket)
ugrottalak
infinitief: stam[3] & ni, ani/eni forogni seperni fürödni, fürdeni ugorni, ugrani
mogelijkheid: stam[3] & hat/het foroghat seperhet fürödhet ugorhat
causatief: stam & at/et forgat sepret fürdet ??
deel-
woorden,
melléknévi
igenevek
tegenw. dlwrd.
stam & ő/ó
forgó seprő fürdő ugró
verleden dlwrd.
stam & t,ott/ett
forgott sepert fürödt ?? fürdött ?? ugort ?? ugrott ??
bijw. dlwrd.
stam & va/ve
forogva seperve fürödve ugorva ??
zelfst. nwrd. stam & ás/és forgás seprés fürdés ugrás

Er zijn ook klinkerverliezende ik-werkwoorden.[4]:§ 19.1.2, p.121-124. Vowel-deleting -ik Stems. Deze klinker blijkt dus niet uit de vorm in het woordenboek, maar verschijnt als de uitgang met een medeklinker begint. Als de klinker uitvalt, eindigt de verkorte stam op twee medeklinkers, waarbij in de tweede persoon een extra klinker voor de uitgang geplaatst wordt als de uitgang begint met een medeklinker.

Voorbeelden van werkwoorden zijn: forog (woordenboekvorm!) = jij/zij draait, seper/söpör (woordenboekvorm!) = hi/zij veegt
Voorbeelden van ik-werkwoorden zijn: fürdik (woordenboekvorm!) = hij baadt en ugrik (woordenboekvorm!) = hij springt.

Bij werkwoorden waar de stam eindigt op -l of -r, is het teken voor de verleden tijd een -t, dus treedt er geen verkorting op van de stam bij de verleden tijd.

Voorbeelden zijn: seper = zij/hij veegt; ugrik (woordenboekvorm!) = zij/hij springt.

Echter bij de ik-werkwoorden met twee medeklinkers voor de -ik-uitgang is de keuze min of meer vrij.

Het werkwoord lélegzik = hij/zij ademt (woordenboekvorm!) heeft echter in de verleden tijd alleen vormen met als teken -t.

Voorbeeld: lélegeztem = ik ademde, lélegezni = ademden (infinitief).

Type 3: Enkele op een klinker eindigende, v-toevoegende stammen

bewerken

De op een klinker eindigende werkwoordstammen ró, lő, nő, sző, fő, nyű krijgen bij de vervoeging een -v tussengevoegd vóór de met een klinker beginnende uitgang. Bij fő = koken, nyű = verslijten treedt geen klinkerverkorting op als de -v- wordt tussengevoegd, bij de werkwoordstammen ró, lő, nő, sző treedt klinkerverkorting op voor de tussengevoegde -v als de uitgang begint met een klinker.[1]:§ 19.2, p. 124-125. v-adding Stems.[2]:Werkwoorden met een veranderlijke stam. Type 3. p. 77-82.

Het teken voor de verleden tijd is -tt (in plaats van -t), voor de voorwaardelijke wijs is het -n.

Enkele op een klinker eindigende stammen
Nl: → kerven , berispen koken schieten, neerschieten groeien, ontgroeien verslijten weven
bepaaldheid onbepaald bepaald onbepaald onbepaald bepaald onbepaald bepaald onbepaald bepaald onbepaald bepaald
Tegen-
woor-
dige
tijd


jelen
idő
stam: → megró lelő kinő nyű sző
1p. ev. (én) rovok megrovom vök lövök lelövöm növök kinövöm nyűvök nyűvöm szövök szövöm
2p. ev. (te) rósz megrovod fősz lősz lelövöd nősz kinövöd nyűsz nyűvöd szősz szövöd
3p. ev. (ő) megrója lelövi kinövi nyű nyűvi sző szövi
1p. mv. (mi) rovunk megrójuk vünk lövünk lelőjük növünk kinőjük nyűvünk nyűjük szövünk szőjük
2p. mv. (ti) rótok megrójátok főtök lőtök lelövitek nőtök kinövitek nyűtök nyűvitek szőtök szövitek
3p. mv. (ők) rónak megróják főnek lőnek lelövik nőnek kinövik nyűnek nyűvik szőnek szövik
Ver-
leden
tijd


múlt
idő
stam & tt rótt megrótt főtt lőtt lelőtt nőtt kinőtt nyűtt szőtt
1p. ev. (én) ttam megróttam ttem ttem lelőttem ttem kinőttem nyűttem szőttem
2p. ev. (te) ttál megróttad ttél ttél lelőtted ttél kinőtted nyűttél nyűtted szőttél szőtted
3p. ev. (ő) tt megrótta tt tt lelőtte tt kinőtte nyűtt nyűtte szőtt szőtte
1p. mv. (mi) ttunk megróttuk ttünk ttünk lelőttük ttünk kinőttük nyűttünk nyűttük szőttünk szőttük
2p. mv. (ti) ttatok megróttátok ttetek ttetek lelőttétek ttetek kinőttétek nyűttetek nyűttétek szőttetek szőttétek
3p. mv. (ők) ttak megrótták ttek ttek lelőtték ttek kinőtték nyűttek nyűtték szőttek szőtték
Voor-
waar-
de-
lijke
wijs


felté-
teles
mód
stam & n róna megróna főne lőne lelőne nőne kinőne nyűne szőne
1p. ev. (én) rónék megrónám főnék lőnék lelőném nőnék kinőném nyűnék nyűném szőnék szőném
2p. ev. (te) rónál megrónád főnél lőnél lelőnéd nőnél kinőnéd nyűnél nyűnéd szőnél szőnéd
3p. ev. (ő) róna megróná főne lőne lelőné nőne kinőné nyűne nyűné szőne szőné
1p. mv. (mi) rónánk megrónánk főnénk lőnénk lelőnénk nőnénk kinőnénk nyűnénk szőnénk
2p. mv. (ti) rónátok megrónátok főnétek lőnétek lelőnétek nőnétek kinőnétek nyűnétek szőnétek
3p. mv. (ők) rónának megrónák főnének lőnének lelőnék nőnének kinőnék nyűnének nyűnék szőnének szőnék
Aan-
spo-
rende
wijs


felté-
teles
mód
stam & j rójál megrójál főjél lőjél lelőjél nőjél kinőjél nyűjél szőjél
1p. ev. (én) rójak megrójam főjek lőjek lelőjem nőjek kinőjem nyűjek nyűjem szőjek szőjem
2p. ev. (te) rój,
rójál
megródd,
megrójad
főj,
főjél
lőj,
lőjél
lelődd,
lelőjed
nőj,
nőjél
kinődd,
kinőjed
nyűj,
nyűjél
nyűdd,
nyűjed
szőj,
szőjél
sződd,
szőjed
3p. ev. (ő) rójon megrója főjön lőjön lelője nőjön kinője nyűjön nyűje szőjön szője
1p. mv. (mi) rójunk megrójuk főjünk lőjünk lelőjük nőjünk kinőjük nyűjünk nyűjük szőjünk szőjük
2p. mv. (ti) rójatok megrójátok főjetek lőjetek lelőjétek nőjetek kinőjétek nyűjetek nyűjétek szőjetek szőjétek
3p. mv. (ők) rójanak megróják főjenek lőjenek lelőjék nőjenek kinőjék nyűjenek nyűjék szőjenek szőjék
infinitief: stam[3] & nni róni megróni főni lőni lelőni nőni kinőni nyűni szőni
mogelijkheid: stam[3] & hat/het róhat megróhat főhet lőhet lelőhet nőhet kinőhet nyűhet szőhet
causatief: stam[3] & tat/tet - - vet lelövet - - -
deel-
woorden,
melléknévi
igenevek
tegenw. dlwrd.:
stam[3] & v & ő/ó
rovó vő vő vő nyűvő szövő
verleden dlwrd.:
stam[3] & tt
tt megrótt tt (le)lőtt (ki)nőtt nyűtt szőtt
bijw. dlwrd.: ?? ?? ?? ?? ?? ?? ??
zelfst.
nwrd.:
stam[3] & ás, és rovás vés vés vés,
vény
nyűvés szövés,
szövény
  • rí (intransitief) = wenen, ríni, rivó, ríva, ríhat, rivat

Type 4: Onregelmatige werkwoorden met een veranderlijke stam

bewerken

Er is een groepje van enkele veel gebruikte onregelmatige werkwoorden met een veranderlijke stam. Tot deze kleine groep behoren de werkwoorden vesz = kopen , tesz = doen, maken, hisz = geloven, visz = dragen en de ik-werkwoorden eszik = eten, iszik = drinken.[1]:Werkwoorden met een veranderlijke stam. Type 4. p. 78-81.[2]:§ 19.1, p.119-124. Vowel-deleting -Stems.[3]:§ 19.5.1, p. 131-135. tesz, vesz, hisz, visz, lesz, eszik, iszik. Deze werkwoorden zijn afwijkend in de volgende punten:

  • behalve de woordenboekvorm als stam van het werkwoord is er een verkorte, absolute stam, vaak bestaande uit slechts twee letters. Deze stam wordt gebruikt in de verleden tijd en in de voorwaardelijke en de aansporende wijs.
  • bij de verleden tijd wordt de verkorte stam gebruikt met als teken -tt, met als uitzondering de ik-werkwoorden die de uitgagang -ett/-ott krijgen, voorafgegaan door een -v
  • het 'teken' voor de voorwaardelijke wijs is -nn achter de verkorte stam
  • de aansporende wijs krijgt het 'teken' -gy achter de verkorte stam
    • bij het werkwoord hisz = hij/zij gelooft is het 'teken' verdubbeld: -ggy
  • tweede persoon enkelvoud van de bepaalde vervoeging van de aansporende wijs heeft een vorm met de uitgang -dd achter de verkorte stam
  • bij het tegenwoordig deelwoord wordt de uitgang -ó/-ő vooraf gegaan door een -v achter de verkorte stam
  • waar het zelfstandig naamwoord gevormd wordt met de uitgang -as/-es wordt deze vooraf gegaan door een -v achter de verkorte stam

Het werkwoord lesz = worden, zal zijn is hiermee enigszins vergelijkbaar, maar wordt hieronder behandeld bij van = zijn.

Enkele op een klinker eindigende stammen
Nl: → kopen doen, maken geloven dragen eten drinken
bepaaldheid onbepaald bepaald onbepaald bepaald onbepaald bepaald onbepaald bepaald onbepaald bepaald onbepaald bepaald
Tegen-
woor-
dige
tijd


jelen
idő
(lange) stam: → vesz tesz hisz visz eszik iszik
1p. ev. (én) veszek veszem teszek teszem hiszek hiszem viszek viszem eszem iszom
2p. ev. (te) veszel veszed teszel teszed hiszel hiszed viszel viszed eszel eszed iszol iszod
3p. ev. (ő) vesz veszi tesz teszi hisz hiszi visz viszi eszik eszi iszik iszza
1p. mv. (mi) veszünk veszzük teszünk teszzük hiszünk hiszzük viszünk viszzük eszünk eszzük iszunk iszzuk
1p. mv. (ti) vesztek veszitek tesztek teszitek hisztek hiszitek visztek viszitek esztek eszitek isztok iszzátok
3p. mv. (ők) vesznek veszik tesznek teszik hisznek hiszik visznek viszik esznek eszik isznak iszzák
1p. ev.→ 2p. (én→téged/titeket) viszlek
Ver-
leden
tijd


múlt
idő
verkorte stam[4] & tt, ott/ett vett tett hitt vitt evett ivott
1p. ev. (én) vettem tettem hittem vittem ettem ittam
2p. ev. (te) vettél vetted tettél tetted hittél hitted vittél vitted ettél etted ittál ittad
3p. ev. (ő) vett vette tett tette hitt hitte vitt vitte evett ette ivott itta
1p. mv. (mi) vettünk vettük tettünk tettük hittünk hittük vittünk vittük ettünk ettük ittunk ittuk
2p. mv. (ti) vettetek vettétek tettetek tettétek hittetek hittétek vittetek vittétek ettetek ettétek ittatok ittátok
3p. mv. (ők) vettek vették tettek tették hittek hitték vittek vitték ettek ették ittak itták
1p. ev.→ 2p. (én→téged/titeket) vittelek
Voor-
waarde-
lijke
wijs


feltételes
mód
verkorte stam[4] & nn venné tenné hinné vinné enné inná
1p. ev. (én) vennék venném tennék tenném hinnék hinném vinnék vinném ennék enném innek innám
2p. ev. (te) vennél vennéd tennél tennéd hinnél hinnéd vinnél vinnéd ennél ennéd innál innád
3p. ev. (ő) venne venné tenne tenné hinne hinné vinne vinné enne enné inna inná
1p. mv. (mi) vennénk tennénk hinnénk vinnénk ennénk innánk
2p. mv. (ti) vennétek tennétek hinnétek vinnétek ennétek innátok
3p. mv. (ők) vennének vennék tennének tennék hinnének hinnék vinnének vinnék ennének ennék innának innák
1p. ev.→ 2p. (én→téged/titeket) vinnelek
Aan-
sporende
wijs


felszólító
mód
verkorte stam[4] & gy vegyél tegyél higgyél vigyél egyél igyál
1p. ev. (én) vegyek vegyem tegyek tegyem higgyek higgyem vigyek vigyem egyek egyem igyak igyam
2p. ev. (te) vegyél, gy vegyed, vedd tegyél, gy tegyed, tedd higgyél, higgy higgyed, hidd vigyél vigyed, vidd egyél egyed, edd igyál igyad, idd
3p. ev. (ő) vegyen vegye tegyen tegye higgyen higgye vigyen vigye egyen egye igyon igya
1p. mv. (mi) vegyünk vegyük tegyünk tegyük higgyünk higgyük vigyünk vigyük együnk együk igyunk igyuk
2p. mv. (ti) vegyetek vegyétek tegyetek tegyétek higgyetek higgyétek vigyetek vigyétek egyetek egyétek igyatok igyátok
3p. mv. (ők) vegyek vegyék tegyek tegyék higgyek higgyék vigyek vigyék egyek egyék igyak igyák
1p. ev.→ 2p. (én→téged/titeket) vigyelek
infinitief: verkorte stam[4] & nni venni tenni hinni vinni enni inni
mogelijkheid: korte stam[4] & hat/het vehet tehet hihet vihet ehet ihat
causatief: korte stam[4] & tat/tet vetet tetet hitet vitet etet itat
deel-
woorden
,
melléknévi
igenevek
tegenw. dlwrd.
korte stam[4] & v & -ő/-ó
vevő tevő vő vivő evő ivó
verleden dlwrd.
korte stam[4] & -tt, -ott, -ett
vett tett hitt vitt evett ivott
bijw. dlwrd. ve - - - - -
zelfst. nwrd. korte stam[4] & v & ás, és -
vétel
tevés,-
tétel
vés,-
hitel
-
vitel
evés,-
étel
ivás,-
ital
Kleur: Let op: afwijkende vorm

Werkwoorden met onvolledig paradigma

bewerken

Stam eindigt in twee medeklinkers

  1. veel ik-werkwoorden
  2. ketl-, sínyl-

ik-Werwoorden met sz/d- en sz/z-stammen

bewerken

<!>

geen, twee harmonische vormen of in drie harmonische vormen onbepaalde vervoeging en bepaalde vervoeging


<!>

Werkwoorden die eindige op een medeklinker & ik hebben vaak alternerende stammen. Bij de alternatieve stam van een stam eindigend op -szik wordt de -sz vervangen door -od/-ed of -oz/-ez. Tot deze groep behoren drie groepen werkwoordstammen, de Cszik-stammen (C=consonant, zoals: -kszik in de woordenboekvorm), de de Vszik-stammen (V=vocaal, zoals -uszik/-üszik in de woordenboekvorm) en de sz/d/v- en sz/z/v-stammen.

  • Type 5: Vszik-werkwoorden en sz/d/v- en sz/z/v-werkwoorden
  • Type 6: Cszik werkwoorden

De sz/d/v- en sz/z/v-stammen[1]:§ 19.4.3, p.130-131. sz/d/v and sz/z/v Stems.

Bij bij enkele werkwoorden met sz/d en sz/z-stammen wordt in het tegenwoordig deelwoord de sz vervangen door een v voor de uitgang -ó/-ő, evenals voor de naamwoord-vormende uitgang -as/-és. Bij andere (eenvoudige) sz/d en sz/z-stammen worden de uitgangen -ó/-ő en -as/-és achter de eind-d van de alternatieve stam geplaatst. Tot welk groep een stam behoort is niet voorspelbaar.

Lijst van sz/d/v en sz/z/v-stammen
met tussen-v (type 5)
Lijst van sz/d-stammen
alternatieve d-stam (type 6)
Lijst van sz/z-stammen (type 6)
Vszik-stammen: -uszik/-üszik
  • alkuszik, alkudni
  • aluszik, alszik, aludni → alvó, alvás
  • ? esküszik, esküdni → ? esküvő, esküvés

Overige Vszik-stammen: :

  • fekszik, feküdni → fekvő, fekvés
  • gyanakszik → gyanakvó,
  • növekszik, növekedni → növekvő, növekvés
  • törekszik → törekvő, törekvés
  • haragszik, haragudni → haragvó, haragvás
  • nyugszik → nyugvó,
  • igyekszik, igyekezni (ook sz/z-stam) →
  • alapszik → alapodó,
  • gyarapszik, gyarapodni →
  • letelepszik →
  • telepszik, települni, telepedni → telepedő
  • ülepszik →

  • boszakszik, boszakodni →
  • furakszik → furakodó,
  • mosakszik, mosakodni → mosakodó, mosakodás
  • tanakszik →
  • tolakszik →

  • cselekszik, cselekedni → cselekvő !
  • dicsekszik → dicsekedő
  • kötekszik →
  • meglélekszik →
  • verekszik → verekedő, verekedés
  • veszekszik, veszekedni →
  • vetekszik →

  • gazdagszik, gazdagodni →
  • vastagszik →

  • megbetegszik →
  • melegszik, melegedni → melegedő
  • öregszik, öregedni →
  • emlékszik, emlékezni → emlékező, emlékezés
  • gyülekszik, gyülekezni → gyülekező, gyülekezés
  • igyekszik, igyekezni → igyekvő, igyekezés/igyekvés (sz/z/v-stam)
  • szándékszik, szándékozni → szándékozó, szándékozás

zzzzxxxx

Type 5: Werkwoorden met Vszik-stammen (-uszik/-üszik)

bewerken

De werkwoorden van type 5 zijn de Vszik-werkwoorden met uszik/üszik-stammen (V=vocaal). Er is een alternatieve stam, die geheel regelmatig wordt vervoegd, tenzij de de klinker voor -szik u/ü is (de ik-stam eindigt dan op -uszik/-üszik). Tot deze groep behoren drie werkwoorden.[1]:Werkwoorden met een veranderlijke stam. Type 5. p. 81.[2]:§ 19.4.2, p.129. -uszik/-üszik Verbs.

  1. aluszik, alszik = slapen, alternatieve stammen: alud- en al-, alvó, alvás
  2. alkuszik = onderhandelen, alternatieve stam: alkud-
  3. esküszik = zweren, alternatieve stam: esküd-, esküvő, esküvés

Het gebruik van de alternatieve stam hangt af van de uitgang:

  • als de uitgang alleen een vormvariant heeft die begint met een medeklinker, dan komt deze achter de d-stam
    voorbeelden (mogelijkheid): aludhat, alkudhat, esküdhet
  • als de uitgang alleen een vormvariant heeft die begint met een klinker, dan komt deze achter de sz-stam; vaak vervalt daarbij ook de u
    voorbeelden: aluszom/alszom, alkuszom, esküszöm
  • als de uitgang alleen zowel een vormvariant heeft die begint met een klinker als een met een beginmedeklinker, en als
    • hoewel soms de sz-stam gebruikt kan worden, wordt de variant met de beginklinker gewoonlijk gebruikt achter de d-stam bij alkuszik en esküszik
      voorbeelden: alkudnak, esküdnek
    • de d-stam wordt gebruikt in de verleden tijd, de voorwaardelijke wijs en de aansporende wijs, waarbij de uitgangen hun standaard vorm hebben.
      voorbeelden verleden tijd: alkudtunk, esküdtünk
      voorbeelden voorwaardelijke wijs: alkudna, esküdne
      voorbeelden infinitief: alkudni, esküdni
Werkwoorden met Vszik-stammen
'Nl: →' zweren onderhandelen slapen
woordenboek-
vorm: →
esküszik (meg)alkuszik alszik, aluszik
intransitief onbepaald bepaald onbepaald bepaald
type stam: → sz-stam d-stam sz-stam d-stam sz-stam sz-stam d-stam sz-stam d-stam
Tegen-
woor-
dige
tijd


jelen
idő
1p. ev. (én) esküszöm - megalkuszom - megalkuszom alszom - alszom -
2p. ev. (te) esküszel - megalkuszol - megalkuszod alszol, aluszol - alszod
3p. ev. (ő) esküszik - megalkuszik - megalkussza alszik, aluszik - alussza -
1p. mv. (én) esküszünk - megalkuszunk - megalkuszuk alszunk - alusszuk -
2p. mv. (ti) esküsztök esküdtök megalkusztok megalkudtok megalkuszátok alszotok, alusztok - alusszátok -
3p. mv. (ők) esküsznek esküdnek megalkusznak megalkudnak megalkuszák alszanak, alusznak aludnak alusszák -
1→2acc. (én→téged) megalkuszlak
stam andere tijd en wijzen: esküd- megalkud- megalkusz- alud-
Ver-
le-
den
tijd


múlt
idő
1p. ev. (én) esküdtem megalkudtam megalkusztam aludtam
2p. ev. (te) esküdtél megalkudtál megalkusztad aludtál aludtad
3p. ev. (ő) esküdött megalkudott megalkuszta aludt aludta
1p. mv. (mi) esküdtünk megalkudtunk megalkusztuk aludtunk aludtuk
2p. mv. (ti) esküdtetek megalkudtatok megalkusztátok aludtatok aludtátok
3p. mv. (ők) esküdtek megalkudtak megalkuszták aludtak aludták
1→2acc. (én→téged) megalkusztalak
Voor-
waarde-
lijke
wijs


fel-
tételes
mód
1p. ev. (én) esküdnék megalkudnék megalkusznám aludnék aludnám
2p. ev. (te) esküdnél megalkudnál megalkusznád aludnál aludnád
3p. ev. (ő) esküdne megalkudna megalkusz aludna alud
1p. mv. (mi) esküdnénk megalkudnánk megalkusznánk aludnánk
2p. mv. (ti) esküdnétek megalkudnátok megalkusznátok aludnátok
3p. mv. (ők) esküdnének megalkudnának megalkusznának aludnának aludnák
1→2acc. (én→téged) megalkusznalak
Aan-
aporen-
de
wijs


fel-
szólító
mód
1p. ev. (én) esküdjek megalkudjak megalkuszam aludjak aludjam
2p. ev. (te) esküdjél megalkudj, alkudjál megalkuszd, megalkuszad aludj, aludjál aludd, aludjad
3p. ev. (ő) esküdjen megalkudjon megalkusza aludjon aludja
1p. mv. (mi) esküdjünk megalkudjunk megalkuszuk aludjunk aludjuk
2p. mv. (ti) esküdjetek megalkudjatok megalkuszátok aludjatok aludjátok
3p. mv. (ők) esküdjenek megalkudjanak megalkusszák aludjanak aludják
1→2acc. (én→téged) megalkuszalak
infinitief: stam & ni esküdni megalkudni, alkuszni megalkuszni aludni
mogelijkheid: stam & hat/het esküdhet megalkudhat megalkuszhat aludhat, alhat
causatief: stam & at/et,tat/tet esküdet ?? ?? altat
deel-
woorden,

melléknévi
igenevek
tegenw. dlwrd.
stam & vó/vő
~ esküvő megalkuvó megalkuszó ?? alvó
verleden dlwrd.
stam & t,ott/ett
esküdt megalkudt, megalkuszott ?? aludt
bijw. dlwrd.
stam & va/ve
esküdve megalkudva megalkuszva aludva, alva
zelfst. nwrd. stam & vás/vés esküvés ?? alvás

Type 6: Cszik werkwoorden

bewerken

Werkwoorden die eindige op een [medeklinker] & szik hebben vaak alternerende stammen. Het gaat daarbij meestal om werkwoorden waarvan de stam eindigt op -kszik.

Dit geldt echter niet als de werkwoordstam eindigt op -tszik, zoals: tetszik = bevallen, mogen, játszik = spelen, látszik = schijnen en hallatszik = hoorbaar zijn, die geen alternatieve stam hebben en zich verder gedragen als werkwoorden waar de stam eindigt op twee medeklinkers.

Bij de alternatieve stam van een stam eindigend op -szik wordt de -sz vervangen door -od/-ed of -oz/-ez.[1]:§ 19.4.1, p.127-128. Czik Verbs.[2]:Werkwoorden met een veranderlijke stam. Type 6. p. 82-83.

sz/d-stammen
bij de sz-stammen (eindigend op -kszik) hebben een alternatieve d-stam, eindigend op -kodik/-edik
sz/z-stammen
bij de sz-stammen (eindigend op -kszik) met een alternatieve z-stam, eindigend op -kozik/-ezik

Voorbeelden:

-od/-ed alternatieven: -oz/-ez alternatieven: -ul/-ül alternatieven:
sz/d stammen
  • mosakszik, mosakodik = zich wassen
  • növekszik, növekedik = kweken
  • veszekszik = ruzie maken
  • cselekszik = doen handelen
     (! tegenwoordig deelwoord: cselekvő)
4 sz/z stammen
  • emlékszik, emlékezik = herinneren
  • gyülekszik, gyülekezik = samenkomen
  • igyekszik, igyekezik = hard proberen
  • szándékszik, szándékozik = van plan zijn

  • verekszik, verekedik
  • alapszik, alapul = gebaseerd zijn op
  • telepszik, települ, telepedik = nederzetten, zich vestigen
Cszik werkwoorden met d-stam
bewerken
Enkele ik-werkwoorden met medeklinkers aan het einde van de absolute stam
Nl: → zich wassen kweken
woordenboek-
vorm: →
mosakszik mosakodik növekszik növekedik
bepaaldheid onbepaald onbepaald bepaald
type stam: → sz-stam d-stam sz-stam d-stam sz-stam d-stam
Tegen-
woor-
dige
tijd


jelen
idő
stammen: mosakszik, mosakodik növekszik, növekedik
1p. ev. (én) mosakszom mosakodom növekszem növekedem - növekedem
2p. ev. (te) mosakszol mosakodsz növekszel növekedsz - növekeded
3p. ev. (ő) mosakszik mosakodik növekszik növekedik - növekedi
1p. mv. (mi) mosakszunk mosakodunk növekszünk növekedünk - növekedjük
2p. mv. (ti) mosakszotok mosakodtok növekszetek növekedtek - növekeditek
3p. mv. (ők) mosakszanak mosakodnak növekszenek növekednek - növekedik
stam van andere tijd en wijzen: mosakod- növeked-
infinitief: stam & ni mosakodni növekedni
mogelijkheid: stam & hat/het mosakodhat növekedhet
causatief: stam & at/et,tat/tet
deel-
woorden
,
melléknévi
igenevek
tegenw. dlwrd.
stam & ő/ó
mosakodó növekedő
verleden dlwrd.
stam & ott/ett
mosakodott növekedett
bijw. dlwrd. mosakodva növekedve
zelfst. nwrd. stam & ás/és mosakodás ?? növekedés ??
Cszik werkwoorden met z-stam
bewerken
Enkele ik-werkwoorden met medeklinkers aan het einde van de absolute stam
Nl: → hard proberen van plan zijn
woordenboek-
vorm: →
igyekszik igyekezik szándékszik szándékozik
bepaaldheid onbepaald bepaald onbepaald bepaald
type stam: → sz-stam z-stam sz-stam z-stam sz-stam z-stam sz-stam z-stam
Tegen-
woor-
dige
tijd


jelen
idő
stammen: igyekszik, igyekezik szándékszik, szándékozik
1p. ev. (én) igyekszem igyekezem igyekszem igyekezem szándékszom szándékozom szándékszom szándékozom
2p. ev. (te) igyekszel igyekezel igyekszel igyekezel szándékszol szándékozol szándékszod szándékozod
3p. ev. (ő) igyekszik igyekezik igyekszi igyekezi szándékszik szándékozik szándékssza szándékozza
1p. mv. (mi) igyekszünk igyekezünk igyekszük igyekezük szándékszunk szándékozunk szándéksszuk szándékozzuk
2p. mv. (ti) igyekszetek igyekeztek igyekszétek igyekezétek szándékszatok szándékoztok szándéksszátok szándékozzátok
3p. mv. (ők) igyekszenek igyekeznek igyekszék igyekezék szándékszanak szándékoznak szándéksszák szándékozzák
stam van andere tijd en wijzen: igyekez- szándékoz-
infinitief: stam & ni igyekezni szándékozni
mogelijkheid: stam & hat/het igyekezhet szándékozhat
causatief: stam & at/et,tat/tet
deel-
woorden
,
melléknévi
igenevek
tegenw. dlwrd.
stam & ő/ó
igyekező szándékozó
verleden dlwrd.
stam & ott/ett
igyekezett szándékozott
bijw. dlwrd. igyekezve ?? szándékozva
zelfst. nwrd. stam & ás/és igyekezés ?? szándékozás ??

Zijn, worden, gaan, komen

bewerken

De werkwoorden van = zijn, lesz = worden, megy = gaan, jön = komen hebben een onregelmatige vervoeging. Omdat het intransitieve werkwoorden zijn (zij kunnen geen lijdend voorwerp bij zich hebben), is alleen de onbepaalde vervoeging van toepassing [1]:§ 19.5.2, p. 135-137. Van, megy, jön.[2]:Werkwoorden met een veranderlijke stam. p. 83-85.

Enkele veelgebruikte onregelmatige werkwoorden
infinitief, stam & nni lenni menni nni
Nederlands: → zijn worden gaan komen
Tegen-
woor-
dige
tijd


jelen
idő
stam: → van lesz megy jön
1p. ev. (én) vagyok leszek megyek jövök
2p. ev. (te) vagy leszel sz, mégy sz
3p. ev. (ő) van lesz megy jön
1p. mv. (mi) vagyunk leszünk megyünk jövünk
2p. mv. (ti) vagytok lesztek mentek ttök
3p. mv. (ők) vannak lesznek mennek jönnek
Ver-
leden
tijd


múlt
idő
stam & t/tt volt lett ment jött
1p. ev. (én) voltam lettem mentem jöttem
2p. ev. (te) voltál lettél mentél jöttél
3p. ev. (ő) volt lett ment jött
1p. mv. (mi) voltunk lettünk mentünk jöttünk
2p. mv. (ti) voltatok lettettek mentetek jöttetek
3p. mv. (ők) voltak lettek mentek jöttek
Voor-
waardelijke
wijs


feltételes
mód
stam & n/nn volna lenne menne jönne
1p. ev. (én) volnék lennék mennék jönnék
2p. ev. (te) volnál lennél mennél jönnél
3p. ev. (ő) volna lenne menne jönne
1p. mv. (mi) volnánk lennénk mennénk jönnénk
2p. mv. (ti) volnátok lennétek mennétek jönnétek
3p. mv. (ők) volnának lennének mennének jönnének
Aan-
sporende
wijs


felszólító
mód
stam & j légy menj gyere (jöjj)
1p. ev. (én) legyek menjek jöjjek
2p. ev. (te) légy, legyél menj gyere
3p. ev. (ő) legyen menjen jöjjen
1p. mv. (mi) legyünk menjünk gyerünk
2p. mv. (ti) legyetek menjetek gyertek
3p. mv. (ők) legyek menjek jöjjek
stam & nni (infinitief) lenni menni nni
stam&hat/het (mogelijkheid) lehet mehet het
deel-
woorden
,
melléknévi
igenevek
tegenw. dlw. vő, levő menő vő
verl. dlw. volt ment tt
bijwoorden tegenw. bijw.
verl. bijw.
zelfstandig naamwoord (-ás/-és) levés menés vés

Het werkwoord van = is hoort bij het hele werkwoord lenni = zijn, worden. Het werkwoord van = is heeft twee wijzen van gebruik:

  1. zijn in de betekenis van zich (op een plaats) bevinden. Dan is de vervoeging in overeenstemming met het gewone gebruik van werkwoorden.
    Voorbeeld: Otthon van. = Hij/Zij/Het is thuis.
  2. zijn als koppelwerkwoord. In de 3de persoon wordt van = is weggelaten in het Hongaars.
    Voorbeelden: Ő tanár van. = Hij/Zij is leraar, Rosz az idő = Het weer is slecht.
    Let op!: Az üzlet nyitva/zárva van = de winkel is open/gesloten - omdat "nyitva" (in geopende toestand) en "zárva" (in gesloten toestand) bijwoorden zijn, die duiden op een toestand.

Bij lenni = zijn, worden, zullen zijn hoort nog een tweede stam: lesz = wordt, zal zijn (een soort toekomende tijd). Er wordt dan een andere vervoeging gebruikt. Het is ook in de derde persoon tegenwoordige tijd aanwezig. Gewoonlijk wordt het persoonlijk voornaamwoord weggelaten.

Voorbeeld: tanár lesz = hij/zij wordt leraar of hij/zij zal leraar zijn.

Er is een expliciete vorm van het werkwoord lenni in het geval van plaatsaanduidingen en in een aantal andere gevallen.

Voorbeeld: ő itt van = hij/zij/het is hier, ők itt vannak = zij zijn hier, nyolc fok van = het is acht graden.

Bij het werkwoord zijn bestaat er een ontkennende vorm in de derde persoon met de betekenis (er) niet zijn. In alle andere personen gebruikt men een vorm van lenni.

Voorbeeld: nincs = hij/zij/het is (er) niet en nincsenek = zij zijn (er) niet; (én) nem vagyok itt = ik ben niet hier.

yyyyyyyyyy

Hebben, 'bezitsconstructie'

bewerken
Voorbeelden van de 'hebben'-constructie
hebben bezitting (enkelvoudig),
met bezitsuitgang
Korter gezegd: Vertaling in het Nederlands:
meew. voorw.
3denaamval
van
is
Nekem
Aan/voor mij
van
is
kertem.
mijn_tuin.
Kertem van. Ik heb een tuin.
Neked
Aan/voor jou
van
is
sok labdád
veel jouw_bal.
Sok labdád van.
(In het Hongaars enkelvoud!)
Jij hebt veel ballen.
(In het Nederlands meervoud!)
Neki
Aan/voor hem
van
is
fehér autója
witte zijn_auto.
Fehér autoja van. Hij heeft een witte auto.
Nekünk
Aan/voor ons
van
is
kis lakásunk
kleine onze_woning
Kis lakásunk van. Wij hebben een kleine woning.
Nektek
Aan/voor jullie
van
is
két bőröndötök.
twee jullie_koffers.
Két bőröndötök van.
(In het Hongaars enkelvoud!)
Jullie hebben twee koffers.
(In het Nederlands meervoud!)
Nekik
Aan/voor hun
van
is
nagy házuk.
groot hun_huis.
Nagy házuk van. Zij hebben een groot huis.
Önnek
Aan/voor U
van
is
autója
zijn_auto.
(Önnek) autója van. U heeft een auto.
Vilmosnak
Aan/voor Willem
volt
was
biciklije.
zijn_fiets.
Vilinak biciklije volt. Willie had een fiets.
Margitnak
Aan/voor Margriet
lesz
zal_zijn
biciklije.
zijn_fiets.
Margitnak biciklije lesz. Margriet zal een fiets hebben.
Margriet krijgt een fiets.

Voor het Nederlandse werkwoord hebben is er in het Hongaars geen apart werkwoord. De constructie die gebruikt wordt maakt gebruik van een meewerkend voorwerp met de 3de naamval, datief en een bezit met bezitsuitgang. Het komt ongeveer overeen met Aan/voor [de bezitter] is [zijn bezit]; dit betekent dan: [De bezitter] heeft (een) [bezit].

Het geheel wordt meestal korter en eenvoudiger gezegd door weglating van het meewerkend voorwerp. Het bepaalde lidwoord is in het Hongaars niet nodig, omdat de bezitsaanduiding het al duidelijk maakt.

Voorbeelden van de lange vorm:

  • Bélának nincs háza = Béla heeft geen huis, letterlijk: "Aan_Béla er_is_geen zijn_huis", Béladatief is_niet huisbezit 3p.
  • Neki van új biciklije = Zij/Hij heeft een nieuwe fiets, letterlijk: "aan_hem er_is nieuwe zijn_fiets", hemdatief (er) is nieuwe fietsbezit 3p.

Korter gezegd:

  • Új biciklije van = Hij/Zij/U heeft een nieuwe fiets, letterlijk: nieuwe zijn_fiets er_is, nieuwe fietsbezit 3p. (er) is

Opvallend is de afwezigheid van de genitief (2de naamval). Bezit wordt in de eerste plaats uitgedrukt door een uitgang toe te voegen aan hetgeen bezeten wordt, daarnaast eventueel door de bezitter in de datief (3de naamval) te plaatsen. De korte vorm is het meest gebruikelijk. De datief van de bezitter is overigens typisch voor Indo-Europese talen, geen enkele andere Fins-Oegrische taal heeft dit kenmerk.

Voorbeeld zonder datief: Béla háza = Béla's huis, het huis van Béla, letterlijk: Béla zijn_huis, Béladatief huisbezit 3p.
Voorbeeld met datief: Bélának a háza = Béla's huis, letterlijk: aan_Béla de zijn_huis, Béladatief de huisbezit 3p.

Er is ook nog een werkwoord birtokol = bezitten, hebben, dat slechts weinig gebruikt wordt.

Samenvattend schema werkwoordvervoegingen

bewerken

Opmerkingen bij onderstaand schema:

  • In onderstaand schema staan de persoonsuitgangen voor de onbepaalde vervoeging en bepaalde vervoeging (tárgyatlan ragozás, tárgyas ragozás), en de tekens voor verleden tijd (múlt idő), voorwaardelijke wijs (feltételes mód) en aansporende wijs (felszólító mód).
    1. De onbepaalde vervoeging wordt ook wel de eerste (I.) of subjectieve vervoeging genoemd.
    2. De bepaalde vervoeging wordt ook wel de tweede (II.) of objectieve vervoeging genoemd.
  • De persoonsuitgangen worden geplaatst achter een 'teken' (jel). Alleen in de tegenwoordige tijd (jelen idő) is er geen 'teken'.
  • Als er meer harmonische vormen van de persoonsuitgangen zijn, dan worden deze vermeld. De juiste daarvan moet worden gekozen op grond van de regels voor klinkerharmonie.
  • Er kunnen verschillende groepen werkwoordstammen worden onderscheiden, voornamelijk op grond van
    • de ik-uitgang van de werkwoordstam, dus achter de absolute stam,
    • de laatste klinker van de stam,
    • de eindmedeklinker(s) van de absolute stam.

Schema tegenwoordige en de verleden tijd

bewerken
Schema van de aantonende wijs (kijelentő mód)
eindletters
voorbeeld
tijd
idő →
tegenwoordige tijd
jelen idő
verleden tijd
múlt idő
standaard:

eindmedeklinker:
-p, -b, -k, -g,
-gy, -m, -f, -v.

-[1 lettergreep] & d

-kod, -ked, -köd
kap, ég, lök
ad, szed
lépked
persoon
1. (én)
2. (te)
3. (ő)
11. (mi)
22. (ti)
33. (ők)
1.→2./22.
teken  (onbepaald)  (bepaald)
 Ø -ok/-ek/-ök -om/-em/-öm
-sz -od/-ed/-öd
 Ø -ja/-i
-unk/-ünk -juk/-jük
-tok/-tek/-tök -játok/-itek
-nak/-nek -ják/-ik
-lak/-lek
teken [1]  (onbepaald)  (bepaald)
 -t -am/-em -am/-em
-ál/-él -ad/-ed
-ott/-ett/-ött -a/-e
-unk/-ünk -uk/-ük
-atok/-etek -átok/-étek
-ak/-ek -ák/-ék
-alak/-elek
ik-werkwoorden lakik,
emelkedik,
fesülködik
persoon
1.
3.
teken  (onbepaald)  (bepaald)
 Ø -om/-em/-öm
-ik
eindmedeklinker:
sibilant:
-s -sz -z -dz
olvas, mos
metsz
néz, főz
edz
persoon
 
2.
 
 
teken  (onbepaald) assimilatie
 Ø -s & j → -ss
-ol/-el/-öl -sz & j → -ssz
-z & j → -zz
-dz & j → -ddz
-[korte klinker] & t,
2 lettergrepen
mutat,
szeret
-[korte klinker] & t,
een lettergreep
fut, vet, köt
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-ott
-ett
-ött
-át lát, bocsát
-[lange klinker] & t tanít, épít, fűt
persoon
2.
22.
33.
1.→2./22.
teken [1]  (onbepaald)  (bepaald)
Ø
-asz/-esz
-otok/-etek/-ötök
-anak/-enek
-alak/-elek
-[medeklinker] & t tart, ért, önt
-st
-szt
fest
oszt, ébreszt
-[twee medeklinkers] old, csuklik
-l, -r, -n, -ny, -j, -ly
(-ad, -ed)
vár, él, ül
köszön
halad, ijed
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-t
-ó, -ő, -ű
v-toevoegend
ró, lő, nő, sző,[2]
fő, nyű[3]
teken [4] (onbepaald) (bepaald)
voor
een
klinker:
rov-
löv-
növ-
szöv-
v-,
nyűv-
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-tt
6 onregelmatige
-sz/-v werkwoorden
[5]
tesz, vesz,
visz, hisz
eszik, iszik
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-sz
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-tt 3. ivott
evett
enkele andere
onregelmatige
werkwoorden
jön
persoon
1.
2.
3.
11.
22.
33.
teken  (intransitief)
  jövök
sz
jön
jövünk
jöttök
jönnek
teken  (intransitief)
tt
megy
persoon
1.
2.
3.
11.
22.
33.
teken  (intransitief)
  megyek
sz
megy
megyünk
mentek
mennek
teken  (intransitief)
ment
van, lesz[6]
persoon
1.
2.
3.
11.
22.
33.
teken  (intransitief)
  vagyok leszek
vagy leszel
van lesz
vagyunk leszünk
vagytok lesztek
vannak lesznek
teken  (intransitief)
volt
lett
Voorkomen van het
vervoegingstype:
hoofdtype, "standaard"
belangrijkste varianten
belangrijk ander type
Verklaring: Bijzondere vormen binnen paradigma: -ott/-ett/-ött
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging of vervoeging van onovergankelijk werkwoord
Bepaaldheid: Bepaalde vervoeging van overgankelijk werkwoord
Bepaaldheid: Onbepaalde & bepaalde vervoeging met gelijke uitgangen
Zie boven:  ↑ , persoonsuitgangen als het hoofdtype van de onbepaalde vervoeging
Zie boven:  ↑ , persoonsuitgangen als het hoofdtype van de bepaalde vervoeging
  1. a b "bindvocaal" voor de uitgang, als de uitgang standaard begint met een medeklinker
  2. Bij ró = kerven, lő = schieten, nő = groeien, sző = weven wordt de klinker van de stam verkort als de -v- wordt tussengevoegd.
  3. Bij fő = koken, nyű = verslijten wordt de klinker van de stam niet verkort als de -v- wordt tussengevoegd.
  4. eindklinker van de stam verkort & v voor een uitgang die begint met een klinker
  5. vervoeging met sterk verkorte stam
  6. van = zijn, lesz = worden, zullen zijn

Schema voorwaardelijke en de aansporende wijs

bewerken
Schema van de voorwaardelijke en de aansporende wijs
eindletters
voorbeeld
wijs
mód
voorwaardelijke wijs
feltételes mód
gebiedende wijs
parancsoló mód
=
aansporende wijs
felszólító mód
standaard:

eindmedeklinker -p, -b,
-k, -g, -gy, -m, -f, -v.
-[1 lettergreep] & d
-kod, -ked, -köd
kap, ég, lök
ad, szed
lépked
persoon
1. (én)
2. (te)
3. (ő)
11. (mi)
22. (ti)
33. (ők)
1.→2./22.
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-n -nék [1] -ám/-ém
-ál/-él -ád/-éd
-a/-e  Ø
-ánk/-énk
-átok/-étek
-ának/-ének -ák/-ék
-álak/-élek
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-j -ak/-ek -am/-em
Ø, -ál/-él -d, -od/-ed
-on/-en/-ön -a/-e
-unk/-ünk -uk/-ük
-atok/-etek -átok/-étek
-anak/-enek -ák/-ék
-alak/-elek
ik-werkwoorden [2] lakik,
emelkedik,
fesülködik
persoon
1.
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-n -ém
teken  (onbepaald)  (bepaald)
j -ék
eindmedeklinker
sibilant:
-s -sz -z -dz
olvas, mos
metsz
néz, főz
edz
assimilatie
-s & j → -ss
-sz & j → -ssz
-z & j → -zz
-dz & j → -ddz
-[korte klinker] & t,
2 lettergrepen
mutat,
szeret
assimilatie
-t & j → -ss
-[korte klinker] & t,
een lettergreep
fut, vet, köt
-át lát, bocsát
-[lange klinker] & t tanít, épít, fűt
persoon
1-33.
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-an/-en
assimilatie
-t & j → -ts
-[medeklinker] & t tart, ért, önt
-st
-szt
fest
oszt, ébreszt
assimilatie
-st & j → -ss
-szt & j → -ssz
-[twee medeklinkers] old, csuklik
-l, -r, -n, -ny, -j, -ly
(-ad, -ed)
vár, él, ül
köszön
halad, ijed
-ó, -ő, -ű
v-toevoegend
ró, lő, nő, sző,
fő, nyű
6 onregelmatige
-sz/-v werkwoorden
[3]
tesz, vesz,
visz, hisz
eszik, iszik
persoon
1-33.
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-nn
teken  (onbepaald)  (bepaald)
-gy,
higgy 
enkele andere
onregelmatige
werkwoorden
jön
persoon
2.
3.
11.
22.
teken  (intransitief)
nné  2.  
 3. nne
11.  
22.  
teken  (intransitief)
jj  2. + gyere (jöjj)
 3.
11. + gyerünk (jöjjünk)
22. + gyertek (jöjjetek)
megy
persoon
3.
11.
teken  (intransitief)
menné  3. menne
11.  
teken  (intransitief)
menj  3  
11. & gyerünk (menjünk)
van, lesz[4]
persoon
2.
3.
teken  (intransitief)
volná,
lenné
2.
3. volna, lenne
teken  (intransitief)
legy 2. légy, legyél
3.  
Voorkomen van het
vervoegingstype:
hoofdtype, "standaard"
belangrijk ander type
Verklaring: Bijzondere vormen binnen paradigma: -an/-en, -nn, -d
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging of vervoeging van onovergankelijk werkwoord
Bepaaldheid: Bepaalde vervoeging van overgankelijk werkwoord
Bepaaldheid: Onbepaalde & bepaalde vervoeging met gelijke uitgangen
Zie boven:  ↑ , persoonsuitgangen als het hoofdtype van de onbepaalde vervoeging
Zie boven:  ↑ , persoonsuitgangen als het hoofdtype van de bepaalde vervoeging
  1. bij lage en hoge stamklinker komt een gelijke uitgang
  2. verouderde vervoeging ik-werkwoorden bij voorwaardelijke en aanporende wijs
  3. vervoeging met sterk verkorte stam
  4. van = zijn, lesz = worden, zullen zijn

Literatuur

bewerken